Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
-onder aanvulling van de gronden
-worden bekrachtigd.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van de appellant tot de schuldsaneringsregeling. De appellant had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat op 27 januari 2015 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden, en dat zijn psychosociale problematiek niet duurzaam beheersbaar was. De appellant, die een totale schuldenlast van € 17.120,80 had, voerde aan dat hij sinds zijn detentie geen nieuwe schulden had gemaakt en dat hij gemotiveerd was om zijn schulden af te lossen. Hij betwistte ook dat hij in een TBS-kliniek was opgenomen, en stelde dat zijn opname in een psychiatrisch ziekenhuis was geweest vanwege een tijdelijke psychische ontregeling door medicatiewijzigingen.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 4 maart 2015 heeft de appellant zijn standpunten verder toegelicht. Hij stelde dat zijn psychosociale problematiek beheersbaar was met de juiste medicatie en dat hij adequaat werd gemonitord door hulpverleners. Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat zijn psychosociale problemen beheersbaar waren en dat hij te goeder trouw was ten aanzien van zijn schulden. Het hof oordeelde dat de appellant niet in staat was om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen en dat zijn verzoek om toelating tot de regeling moest worden afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees het verzoek van de appellant af.