ECLI:NL:GHSHE:2015:9

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 januari 2015
Publicatiedatum
9 januari 2015
Zaaknummer
F 200.149.025_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de man

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie voor twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], die bij de vrouw wonen. De vrouw is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2014, waarin de onderhoudsbijdrage van de man voor de kinderen op nihil is vastgesteld. De rechtbank had eerder, bij beschikking van 5 juni 2009, bepaald dat de man € 150,-- per kind per maand moest betalen. De vrouw betwist dat de man geen draagkracht heeft om deze bijdrage te voldoen, terwijl de man stelt dat hij door verschillende omstandigheden, waaronder werkloosheid en een bijstandsuitkering, niet in staat is om enige bijdrage te leveren. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2014 zijn beide partijen niet verschenen, maar de man heeft zijn standpunt over de draagkracht wel toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de man sinds 17 maart 2009 geen draagkracht heeft gehad om de alimentatie te betalen en dat de vrouw, die ook afhankelijk is van een Wwb-uitkering, niet in staat is om ontvangen alimentatie terug te betalen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en bepaald dat de door de man betaalde en door de vrouw verhaalde bedragen aan kinderalimentatie niet door de vrouw hoeven te worden terugbetaald.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 8 januari 2015
Zaaknummer: F 200.149.025/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/270368 / FA RK 13-5795
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.W. Weehuizen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.E.C. Segeren-Krijnen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 mei 2014, heeft de vrouw verzocht om het verzoek van de man ten aanzien van [kind 2], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] (hierna: [kind 2]), alsnog af te wijzen c.q. de bestreden beschikking te vernietigen, en zo nodig de onderhoudsbijdrage voor [kind 2] vast te stellen op een bedrag dat het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 25 juni 2014, heeft de man verzocht de verzoeken van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel als ongegrond af te wijzen, alsmede om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 november 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • namens de vrouw, mr. T.P.M. Kouwenaar, waarnemend voor mr. Weehuizen;
  • namens de man, mr. P.F.M. Gulickx, waarnemend voor mr. Segeren-Krijnen.
2.3.1.
De vrouw en de man zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.3.2.
Het hof heeft [kind 2] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. [kind 2] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen zijn geboren:
- [kind 1] (hierna: [kind 1]), op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats];
- [kind 2], geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum] 1997.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de vrouw
.
3.2.
Bij beschikking van 5 juni 2009, waarvan wijziging wordt gevraagd, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] met ingang van 17 maart 2009 een bedrag van € 150,-- per kind per maand moet voldoen.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank voormelde beschikking van 5 juni 2009 gewijzigd, en de onderhoudsbijdrage ten behoeve van bovengenoemde kinderen met ingang van 17 maart 2009 nader vastgesteld op nihil.
3.4.
De vrouw kan zich – voor wat betreft [kind 2] – met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Behoefte [kind 2]
3.5.
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de behoefte van [kind 1] en [kind 2] aan de door de rechtbank 's-Hertogenbosch bij beschikking van 5 juni 2009 vastgestelde bijdrage van € 150,-- per kind per maand altijd heeft bestaan, zodat deze vast staat.
Draagkracht man
3.6.
De vrouw bestrijdt dat de man geen draagkracht meer heeft voor de betaling van kinderalimentatie. De man heeft deze stelling in eerste aanleg niet met justificatoire bescheiden onderbouwd. De vrouw is van mening dat de man in ieder geval de minimumbijdrage van € 25,-- per maand dient te voldoen.
3.6.1.
De man heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. De man stelt zich op het standpunt dat de beschikking van 5 juni 2009 vanaf de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. De man is destijds niet in de procedure verschenen en heeft geen verweer gevoerd, zodat de beschikking van 5 juni 2009 niet op juiste en volledige gegevens is gebaseerd. Bovendien hebben er sindsdien meerdere wijzigingen van omstandigheden plaatsgevonden waardoor de alimentatieverplichting opnieuw dient te worden vastgesteld. De man is in 2009 werkloos geworden en heeft tot februari 2012 een WW-uitkering ontvangen. De man is in februari 2012 als ZZP-er gestart, waarmee hij een zeer beperkt inkomen heeft kunnen genereren. Vanaf april 2013 ontvangt de man een bijstandsuitkering. De man is, gelet op het vorenstaande, van mening dat met ingang van 17 maart 2009 de kinderalimentatie op nihil moet worden vastgesteld. De man betwist dat hij, conform de Tremanormen, een minimumbijdrage van € 25,-- per maand dient te voldoen.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
De advocaat van de man heeft ter zitting in hoger beroep aan de advocaat van de vrouw inzichtelijk gemaakt dat de man vanaf 17 maart 2009 geen draagkracht heeft gehad om de door de rechtbank 's-Hertogenbosch bij beschikking van 5 juni 2009 vastgestelde bijdrage van € 150,-- per kind per maand te voldoen. De man is inmiddels geruime tijd aangewezen op een Wwb-uitkering, zodat het de man eveneens aan draagkracht ontbreekt om de minimumbijdrage van 25,-- per maand te voldoen. Het voorgaande brengt met zich dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
3.7.2.
Vast staat dat de man – ondanks dat het hem aan draagkracht heeft ontbroken – wel enige bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] heeft voldaan en dat door de vrouw door middel van de inschakeling van het LBIO eveneens bijdragen op de man zijn verhaald. Het hof stelt vast dat de door de vrouw ontvangen c.q. verhaalde onderhoudsbijdragen door haar zijn besteed aan de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2]. Nu de vrouw eveneens is aangewezen op een Wwb-uitkering, is de vrouw niet in staat om de door haar ontvangen en verhaalde bijdragen aan de man terug te betalen. Het hof zal daarom bepalen dat hetgeen sinds 2009 feitelijk aan onderhoudsbijdragen is betaald en verhaald, door de vrouw niet aan de man hoeft te worden terugbetaald, waarmee de advocaten van partijen ter zitting hebben ingestemd.
3.8.
Nu de grieven van de vrouw falen, zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2014;
bepaalt dat door de man betaalde en de door de vrouw verhaalde bedragen aan kinderalimentatie niet door de vrouw behoeven te worden terugbetaald.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. van Dijkhuizen, C.A.R.M. van Leuven en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2015.