ECLI:NL:GHSHE:2015:887

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
16 maart 2015
Zaaknummer
F 200.152.684-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en gezag over een minderjarig kind

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een voorlopige contactregeling en gezamenlijk gezag over hun kind is vastgesteld. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.A.M. van IJzendoorn, verzoekt de beschikkingen te vernietigen en de verzoeken van de vader af te wijzen. De vader, vertegenwoordigd door mr. M. Ras, verzoekt om bekrachtiging van de beschikkingen. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 februari 2015, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De moeder stelt dat de vader zich niet aan afspraken houdt en dat er sprake is van onveiligheid voor hun kind, terwijl de vader betwist dat er problemen zijn en stelt dat de moeder overbezorgd is. Het hof overweegt dat de ouders bereid zijn deel te nemen aan een ouderschapsreorganisatietraject en stelt een voorlopige zorgregeling vast. De beslissing in de zaak wordt pro forma aangehouden tot 9 juli 2015, om de resultaten van het traject af te wachten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 12 maart 2015
Zaaknummer: F 200.152.684/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/266900 / FA RK 13-4280
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats 1] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.A.M. van IJzendoorn,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. M. Ras.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 mei 2014 en naar de beschikking van die rechtbank van 13 januari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 juli 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikkingen te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van de vader af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 augustus 2014, heeft de vader verzocht om de beschikkingen waarvan beroep te bekrachtigen en het hoger beroep van de moeder af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 februari 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van IJzendoorn;
-de vader, bijgestaan door mr. Ras;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 29 januari 2015;
- de ter zitting door de advocaat van de moeder overgelegde pleitnota.
2.4.1.
Volgens afspraak is na de mondelinge behandeling nog ingekomen:
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 11 februari 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die inmiddels is beëindigd.
Uit hun relatie is geboren:
- [kind] (hierna: [kind] ), op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [kind] erkend. [kind] woont bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 13 januari 2014 heeft de rechtbank - uitvoerbaar bij voorraad - een voorlopige contactregeling tussen de vader en [kind] vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven. De rechtbank heeft bij die beschikking de verzoeken van de vader inzake het gezag en de definitieve zorgregeling aangehouden.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 2 mei 2014 heeft de rechtbank bepaald dat het gezag over [kind] voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk toekomt en voorts een zorgregeling tussen de vader en [kind] vastgesteld, waarbij [kind] bij de vader zal verblijven:
- in de even weken vanaf zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagmiddag 16.00 uur, waarbij de vader [kind] op zaterdagochtend om 10.00 uur ophaalt bij de moeder en de moeder [kind] op zondagmiddag om 16.00 uur ophaalt bij de vader in [plaats 1] ;
- met ingang van 1 augustus 2014 ook gedurende de helft van de vakanties en de feestdagen, een en ander in overleg tussen partijen te bepalen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beschikkingen niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert - kort samengevat - aan dat er bij de uitvoering van de contactregeling aan de zijde van de vader sprake is van vrijblijvendheid en onberekenbaarheid. Zo heeft hij zich niet gehouden aan de bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg gemaakte afspraak om tijdens de opbouw van de contactregeling het halen en brengen van [kind] voor zijn rekening te nemen. Ook maakt de vader geen gebruik van het communicatieschriftje. Van de drie contactmomenten in de opbouwregeling die bij de vader zouden plaatsvinden, zijn er door toedoen van de vader maar twee momenten doorgegaan. Ook na de eindbeschikking van de rechtbank heeft de vader zich met regelmaat niet aan de afspraken gehouden, bijvoorbeeld ten aanzien van het ophalen van [kind] door de moeder in [plaats 1] . Tot een reguliere contactregeling is het door toedoen van de vader nog niet gekomen, aldus de moeder. De vader handelt niet in het belang van [kind] . De moeder heeft [kind] vaak moeten teleurstellen. Zij betwist dat zij de wijze waarop het contact tussen de vader en [kind] plaatsvindt, wil dicteren.
De moeder maakt voorts melding van vele incidenten in het verleden waarbij er sprake is geweest van agressief gedrag van de vader. De vader heeft niet aangetoond dat hij is
uitbehandeld voor zijn woede-aanvallen. Gelet op de veiligheid van [kind] was de moeder van mening dat het contact begeleid diende plaats te vinden. De rechtbank is hieraan ten onrechte voorbijgegaan. De moeder betwist dan ook dat zij zich ter zitting van de rechtbank niet heeft verzet tegen de door de vader verzochte onbegeleide contactregeling.
De moeder is voorts financieel niet in staat [kind] in [plaats 1] op te halen, zoals de rechtbank heeft bepaald. Bovendien moet zij [kind] steeds op wisselende plaatsen ophalen omdat de vader geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Ook [kind] heeft belang bij stabiliteit en moet weten waar hij het contactweekend zal doorbrengen. [kind] is vaak erg onrustig rondom het contact met de vader.
De rechtbank heeft verder ten onrechte een vakantieregeling opgelegd. Het daarvoor noodzakelijke overleg tussen partijen is nagenoeg onmogelijk. Bovendien is [kind] nog niet gewend aan de overnachtingen bij de vader tijdens de reguliere contactregeling.
Ondanks de inspanningen van de moeder is de communicatie tussen partijen nog steeds niet verbeterd. Zij heeft de vader voorgesteld om samen naar het Maatschappelijk Werk te gaan, maar daar nog geen reactie op gekregen. De moeder wil ook door middel van mediation werken aan een betere onderlinge verstandhouding.
Mede gelet op de slechte onderlinge communicatie heeft de rechtbank ten onrechte bepaald dat de moeder en de vader voortaan gezamenlijk het gezag over [kind] uitoefenen. Gezamenlijk gezag is niet in het belang van [kind] . Van betrokken ouderschap aan de zijde van de vader is geen sprake.
Daarnaar gevraagd heeft de moeder verklaard dat er geen sprake van is geweest dat de vader belangrijke beslissingen ten aanzien van [kind] heeft geblokkeerd.
3.6.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan. Het contact tussen hem en [kind] verloopt prima. [kind] geniet ook zeer van het contact met zijn halfbroers. De vader betwist dat er aan zijn zijde sprake is van vrijblijvendheid en onberekenbaarheid bij de uitvoering van de zorgregeling. Het is de moeder die minder krampachtig dient om te gaan met het contact tussen de vader en [kind] . De moeder is overbezorgd. Zij wil de wijze waarop het contact tussen de vader en [kind] plaatsvindt in vergaande mate controleren. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader.
De relatie tussen de vader en zijn nieuwe partner staat inmiddels op een laag pitje, reden waarom de moeder [kind] niet altijd in [plaats 1] kan ophalen. Het klopt dat de vader op dit moment geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Hij heeft geen baan en geen uitkering. De vader woont nu tijdelijk in een huurwoning in [plaats 2] .
De vader betwist dat er sprake is van agressief gedrag aan zijn zijde. Hij is met goed gevolg behandeld voor zijn agressie.
Wat betreft het ophalen van [kind] door de moeder stelt de vader dat de moeder haar stelling dat zij hiertoe financieel niet in staat is niet onderbouwt.
De vader is voorts van mening dat de vastgestelde vakantieregeling wel degelijk in het belang is van [kind] . [kind] is al gewend aan de reguliere zorgregeling. Het lukt de vader echter niet om met de moeder te overleggen over de vakanties en de feestdagen. De moeder frustreert dit overleg.
Verder heeft de rechtbank partijen terecht met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [kind] belast. Het feit dat de communicatie tussen partijen moeizaam verloopt, hetgeen overigens te wijten is aan de houding van de moeder, is geen reden om partijen niet gezamenlijk met het ouderlijk gezag te belasten. Van de ouders kan worden verwacht dat zij trachten om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De moeder doet hiertoe geen enkele poging. Aan het zogenaamde klemcriterium is niet voldaan.
3.7.
De raad heeft ter zitting verklaard dat de karakters van de ouders nu prominent naar
voren komen, hetgeen bij ieder van hen leidt tot irritaties. Het is dan ook in het belang van [kind] dat de ouders zo spoedig mogelijk onder deskundige begeleiding intensieve
oudergesprekken gaan voeren. De raad kan zich voorstellen dat de moeder zorgen heeft over de wisselende verblijfplaatsen van [kind] in de contactweekenden, temeer nu de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt.
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
3.8.1.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen desgevraagd verklaard bereid te zijn om tezamen met hun advocaten de mogelijkheid te bespreken van deelname aan gesprekken in het kader van ouderschapsreorganisatie. Zij hebben tevens te kennen gegeven de door het hof voorgestelde mogelijkheid te willen bezien om deze gesprekken eenmaal in de veertien dagen op vrijdagmiddag te laten plaatsvinden, waarna de vader [kind] bij de moeder ophaalt voor het tweewekelijkse weekendcontact. De mondelinge behandeling is in verband hiermee enige tijd geschorst geweest.
Na hervatting van de mondelinge behandeling hebben partijen aan het hof verklaard dat zij bereid zijn deel te nemen aan een ouderschapsreorganisatietraject. Uit het - volgens afspraak na de mondelinge behandeling overgelegde - email-bericht van het Centrum voor Jeugd en Gezin van 10 februari 2015 blijkt dat de moeder een aanvraag heeft gedaan voor een afspraak met haar en de vader ten behoeve van een ouderschapsreorganisatietraject bij het basisteam Jeugd en Gezin te [woonplaats 1] , bij voorkeur op de vrijdagmiddag.
Voor de tussenliggende periode zijn partijen een voorlopige zorgregeling overeengekomen: [kind] verblijft eenmaal in de veertien dagen vanaf vrijdag 15.00 uur tot zondagmiddag bij de vader. Partijen zijn het niet eens geworden over het eindtijdstip van het contact op de zondag en zij hebben het hof verzocht over dit tijdstip een beslissing te nemen. De moeder verzoekt dit tijdstip te bepalen op 12.00 uur, de vader op 14.00 uur.
Het hof acht het met de moeder in het belang van [kind] om de voorlopige contactregeling te laten eindigen op zondag 12.00 uur, gelet op de reisafstand tussen de tijdelijke woonplaats van de vader en de woonplaats van de moeder en het feit dat [kind] op de maandag uitgerust naar school kan gaan. Het hof heeft daarbij meegewogen dat de vader in de overeengekomen voorlopige zorgregeling meer tijd dan tot nu toe met [kind] kan doorbrengen.
3.8.2.
Nu partijen ter zitting hebben ingestemd met deelname aan het ouderschapsreorganisatie-traject, zal het hof partijen in de gelegenheid stellen dit traject te volgen.
Het hof zal de beslissing in de onderhavige zaak vier maanden pro forma aanhouden tot donderdag 9 juli 2015, teneinde van de resultaten van de ouderschapsreorganisatie kennis te kunnen nemen. De advocaten van partijen worden verzocht vóór genoemde datum het hof schriftelijk in kennis te stellen van het verloop en het resultaat van de ouderschapsreorganisatie. Het verdere verloop van de procedure zal afhangen van de uitkomst van de ouderschapsreorganisatie.

4.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat voorlopig, totdat nader door het hof is beslist, de vader één weekend per veertien dagen van vrijdag 15.00 uur tot zondag 12.00 uur contact met [kind] zal hebben, waarbij de vader [kind] op vrijdag ophaalt bij de moeder en de moeder op zondag [kind] ophaalt bij de vader;
houdt de verdere behandeling van deze zaak, in verband met hetgeen onder 3.8.2. is overwogen, aan tot
PRO FORMA donderdag 9 juli 2015;
verzoekt de advocaten van partijen tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum het hof schriftelijk in kennis te stellen van het verloop en het resultaat van de ouderschapsreorganisatie.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld-van der Slikke, C.A.R.M. van Leuven en E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2015.