In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van partneralimentatie na de beëindiging van het dienstverband van de man. De man, appellant in principaal appel, verzoekt om de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen en de partneralimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen of te verlagen. De vrouw, verweerster in principaal appel, verzoekt het beroep van de man af te wijzen en heeft incidenteel appel ingesteld om de eerdere beschikking te wijzigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 1.403,- per maand moest betalen, welke later werd verlaagd naar € 840,- per maand. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 3 februari 2015 gehouden en heeft de financiële situatie van beide partijen beoordeeld. Het hof concludeert dat de man door de beëindiging van zijn dienstverband in financiële problemen is geraakt en dat zijn draagkracht is verminderd. De vrouw ontvangt een AOW-uitkering en heeft geen recht meer op een bijdrage in haar levensonderhoud. Het hof wijzigt de alimentatieverplichting van de man met ingang van 1 april 2013 naar € 208,- per maand en stelt deze met ingang van 1 april 2014 op nihil. Tevens oordeelt het hof dat de vrouw gehouden is om teveel ontvangen alimentatie terug te betalen aan de man. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de nieuwe alimentatieverplichting wordt vastgesteld.