In deze zaak gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, [de dochter], die sinds 30 juni 2011 onder toezicht staat van de stichting. De moeder, appellante in deze procedure, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 september 2014 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de dochter] zijn verlengd. De moeder betwist dat haar thuissituatie onstabiel is en voert aan dat zij in staat is om voor [de dochter] te zorgen. De stichting, verweerster in deze zaak, stelt echter dat er nog steeds sprake is van een onzekere thuissituatie en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de dochter]. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2015 zijn zowel de moeder als de stichting gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet de samenwerking met de hulpverlening zoekt en dat er nog steeds zorgelijk gedrag bij [de dochter] wordt waargenomen. Het hof oordeelt dat de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing gerechtvaardigd is, gezien de onzekere omstandigheden en het gebrek aan stabiliteit in de thuissituatie van de moeder. De beschikking van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd.