De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de ten laste gelegde poging tot moord bewezen zal verklaren nu in zijn opvatting verdachte heeft gehandeld met een vooropgezet plan om het slachtoffer van het leven te beroven.
Hiertoe heeft hij – kort en zakelijk weergegeven – het navolgende betoogd.
Verdachte had zich in de periode van een aantal weken voor het schietincident op 9 maart 2013 boos gemaakt vanwege een conflict met het slachtoffer met betrekking tot het betalen van de stookkosten van de praktijkruimte bij de winkel van het slachtoffer. Het slachtoffer had verdachte deze ruimte gratis ter beschikking gesteld om te gebruiken, een en ander om hem te helpen, zoals hij hem ook geholpen had met de kwijtschelding van een belastingschuld. Echter verdachte had veel gestookt in de ruimte en het slachtoffer verlangde van verdachte betaling van deze kosten, nadat hij een rekening had gekregen van Essent. Naar de mening van de advocaat-generaal betrof het hier een reële schuld. Verdachte had in de maand februari van 2013 diverse malen doodsbedreigingen geuit jegens het slachtoffer [slachtoffer]. Het slachtoffer was daardoor bang geworden van verdachte, hetgeen volgens de advocaat-generaal begrijpelijk is nu verdachte een veel grotere en sterkere man is dan het slachtoffer. Verdachte kwam steeds rond sluitingstijd in de winkel en ieder gesprek dat gevoerd werd stond in het teken van irritatie rondom het niet betalen van de schuld ter zake van de stookkosten in de praktijkruimte.
Op 9 maart 2013 heeft verdachte, met medeneming van een doorgeladen en ontgrendeld vuurwapen het slachtoffer opgezocht in diens winkel, weer tegen sluitingstijd. De etalage was bedekt met etalagepoppen en derhalve had verdachte een goed moment uitgekozen.
In de visie van de advocaat-generaal duidt dit op een vooropgezet plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. Met name is daarbij van belang, volgens de advocaat-generaal, dat de kwestie van het betalen van de rekening ter zake van de stookkosten reeds uit de lucht was. Het slachtoffer had verdachte namelijk in het laatste gesprek direct voorafgaand aan het schietincident al te kennen gegeven dat verdachte het geld niet meer hoefde te betalen. Het slachtoffer is vervolgens verder gegaan met het afsluiten van de winkel.
Vervolgens heeft verdachte, nadat het slachtoffer hem te kennen had gegeven dat hij het er wat betreft het geld bij zou laten zitten, het gesprek daarmee ten einde was gekomen en het slachtoffer was weggelopen naar de achterzijde van de winkel en zijn jas had gepakt – terwijl het slachtoffer zich omdraaide, koelbloedig, terwijl hij in de schiethouding stond, als ware het een executie, door het hoofd geschoten. Hij heeft daarbij een brood, dat hij had meegebracht, als geluiddemper gebruikt.
In de daarmee gemoeide tijdsspanne heeft verdachte voldoende tijd gehad om zich te beraden op zijn genomen besluit en de consequenties daarvan en dus met voorbedachte raad gehandeld. Dat verdachte zou hebben gehandeld uit een plotselinge hevige gemoedstoestand en op dat moment is “geflipt” omdat het slachtoffer aangaf dat de rekening eerder nog hoger uitviel, te weten eerder € 3000,-- dan € 2.000,--, blijkt, behalve uit verdachtes eigen verklaring, nergens uit. Er werd immers op dat moment niet meer over geld gesproken. De advocaat-generaal acht de motivering van de rechtbank op dit punt, met name dat verdachte een wilde blik in zijn ogen zou hebben gehad, wat zou duiden op een gemoedsopwelling, niet begrijpelijk.
De advocaat-generaal heeft voorts gewezen op het koelbloedige gedrag dat verdachte na het schieten heeft vertoond. Hij heeft het slachtoffer voor dood achtergelaten, heeft voorgedaan alsof er een overval zou zijn gepleegd, heeft het bloed van zijn handen gewassen en heeft zich ontdaan van de gestolen materialen en het gebruikte wapen.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal gewezen op het motief van verdachte: immers met de dood van het slachtoffer kon de belastingdienst niet meer worden ingelicht over misleiding door verdachte van de belastingdienst bij het kwijtschelden van een belastingschuld en de politie kon niet worden geïnformeerd over zijn illegale wapenbezit. Ook voelde verdachte zich gekrenkt door de handelwijze van het slachtoffer, het aanspreken door het slachtoffer van verdachte met betrekking tot de betaling van de stookkosten, aldus de advocaat-generaal.