Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
De handelsnaam als bedoeld in de Handelsnaamwet is de naam waaronder de onderneming zich ter identificatie bij het publiek aandient, o.m. via reclames, visitekaartjes, briefpapier, nieuwsbrieven en andere uitingen. Een zekere duurzaamheid van dat gebruik is vereist en het gebruik moet in voldoende mate doorgedrongen zijn tot het publiek, in dit geval in de regio [regio 1]-[regio 2]-[regio 3]. Het één of enkele malen gebruiken van een bepaalde naam of aanduiding zal veelal onvoldoende zijn. Het bij de Kamer van Koophandel vermeldt staan als één van de ook (mogelijk) te voeren handelsnamen heeft los van het hiervoor geschetste gebruik in beginsel als zodanig geen betekenis in het kader van bescherming van handelsnamen.
Wanneer evenwel de domeinnaamhouder de domeinnaam, dan wel het relevante deel ervan (dus zonder extensie als ‘.nl’ of ‘.com’) ook gaat gebruiken als aanduiding voor zijn bedrijfsactiviteiten (of deel ervan), dan verschiet de domeinnaam van kleur en wordt tevens een handelsnaam (vergelijk Hof Amsterdam 19 oktober 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ6080). Van een dergelijk gebruik is sprake indien in communicatie richting het publiek, waaronder de (potentiële) klanten de aanduiding ook wordt gebruikt ten behoeve van de aanduiding van bedrijfsactiviteiten, bijvoorbeeld op een website waar (potentiële) klanten informatie kunnen inwinnen.
|').
Voor de vraag of door [appellante] naast de handelsnaam ‘[handelsnaam 1]’ en de - verder in deze procedure geen rol spelende - handelsnaam ‘[handelsnaam 5]” ook ‘[handelsnaam 3]’ als handelsnaam is gebezigd voor haar onderneming als gedreven te [vestigingsplaats], geldt dat een zekere duurzaamheid van dat laatste gebruik vereist is, alvorens kan worden aangenomen dat [appellante]
ookde handelsnaam ‘[handelsnaam 3]” gebruikt. Het gebruik van de aanduiding ‘[handelsnaam 3]’ moet dan wel in voldoende mate doorgedrongen zijn tot het publiek als alternatieve handelsnaam van de eenmanszaak van [appellante] naast de buiten discussie staande handelsnamen, in dit geval in ieder geval tot personen in [regio 1] en [regio 2] en de omgeving van [regio 1] en [regio 2]. Voor een dergelijk ‘doordringen’ kan het gebruik door derden van de gebezigde aanduiding in correspondentie met de gebruiker ([appellante]) een aanwijzing vormen. Het één of enkele malen gebruiken van een bepaalde naam of aanduiding zal veelal onvoldoende zijn. De door [appellante] aangevoerde feiten en omstandigheden maken, mede in het licht van de door [geïntimeerde 1] daartegen gevoerde verweren, dat thans onvoldoende aannemelijk is dat dit duurzaam gebruik van “[handelsnaam 3]” in voldoende mate aanwezig is althans aanwezig is geweest voordat [geïntimeerde 1] de aanduiding ook ging gebruiken op haar website.
Ten overvloede zal het hof waar mogelijk niettemin hierna ook bezien of - gesteld dat [appellante] wel handelsnaamrechten kan uitoefenen ter zake de aanduidingen als hierboven besproken - van enige inbreuk sprake zou zijn geweest.
|[mobiel telefoonnummer]’ dan wel ‘[handelsnaam 1] of omgeving gezocht ?’. Daarnaast vermeldt de website ‘U komt op deze pagina terecht, omdat u in Google zocht met de zoekwoorden
[handelsnaam 1]. Deze pagina is geoptimaliseerd op de zoekwoordencombinatie [handelsnaam 1]’ (hierna de toelichting).
Door [appellante] is zelf gesteld dat het gebruik van een beschrijvende handelsnaam als zoekterm op internet (Google) door de gerechtigde op een dergelijke handelsnaam niet kan worden tegengegaan, en dat het haar daar ook niet om te doen is. Het hof deelt deze benadering dat met de keuze voor en het gebruik van een beschrijvende handelsnaam de taal in beginsel niet gemonopoliseerd kan worden, zodat ook de toelichting niet tot het oordeel kan leiden dat sprake is van ontoelaatbaar handelsnaamgebruik door [geïntimeerde 1].
De grieven 1 en 2 worden verworpen.
Ten overvloede oordeelt het hof dat [geïntimeerde 1] thans met de websites waarbij in de domeinnaam respectievelijk de aanduidingen ‘[handelsnaam 3]’, ‘[handelsnaam 2]’ en ‘[handelsnaam 4]’ worden gebruikt op dezelfde wijze als bij [domeinnaam 1] gezien het voorgaande evenmin verwarringsgevaar in de zin van artikel 5 Hnw sticht.
|, slechts een onderscheid zou maken tussen de eerste en de tweede handelsnaam, of zoals in productie 19 pagina 1 wordt gesteld: een scheiding tussen merknaam en eigenlijke titel. Daargelaten dat de herkomst en de uitprintdatum van de onder productie 19 overgelegde stukken niet duidelijk is – [appellante] heeft ten aanzien hiervan ter zitting in hoger beroep niet meer aangegeven dan dat deze pagina’s op internet zijn gevonden – wil dit bovendien niet zeggen dat [geïntimeerde 1] het sluisteken ook gebruikt op de wijze waarom het volgens de stukken van productie 19 bedoeld is. Met andere woorden: de bedoeling van [geïntimeerde 1] bij gebruik van het sluisteken hoeft niet dezelfde te zijn als het – kennelijk – “officiële” gebruik ervan. Bovendien doet het gebruik van het sluisteken - met de daarbij klaarblijkelijk in het kader van het gevonden worden op internet horende gunstige effecten - naar het oordeel van het hof niet af aan de constatering dat het thans voor bezoekers van genoemde webpagina’s duidelijk is dat zij te maken hebben met diensten geleverd door [roepnaam van geintimeerde 1], en niet door enige andere masseur, in het bijzonder niet door [appellante] of haar bedrijf [handelsnaam 1]. Of de naam [roepnaam van geintimeerde 1] is gescheiden met andere aanduidingen door middel van een sluisteken of niet, acht het hof daarbij niet van belang.
[schoonheidsspecialiste en massage] Schoonheidsspecialiste en Massage”,niet afdoet aan de constatering van het hof dat het voor bezoekers van de genoemde webpagina per en vanaf 12 januari 2015 zonder meer duidelijk moet zijn dat zij te maken hebben met diensten geleverd door [roepnaam van geintimeerde 1]. Grief 7 wordt derhalve verworpen.
Dit wil echter niet zeggen dat in het verleden geen sprake van inbreuk is geweest, waarbij het hof in het bijzonder verwijst naar de deels hierboven onder 3.12. weergegeven door [appellante] overgelegde uitdraaien betreffende [handelsnaam 1], alsook andere uitdraaien als overgelegd.
|[handelsnaam 1] is gevestigd in [vestigingsplaats]”, met daaronder “[handelsnaam 1] bij u thuis”. Als onderdeel van productie 9 van het beroepschrift treft het hof aan een ongedateerde print waarop staat “[handelsnaam 1]
|[schoonheidsspecialiste] Schoonheidsspecialiste “ (hierna zinsnede A) en daaronder “[handelsnaam 1] voor uw ontspanningsmassage “(etc) (hierna zinsnede B).
Mogelijk is hier wel sprake van bewust aanhaken door [geïntimeerde 1] en faciliteren van bewust aanhaken door [geïntimeerde 2] ten aanzien van zowel laatstgenoemde aanduidingen als ten aanzien van “[handelsnaam 1]”, doch gezien de bewuste versmalling van het hoger beroep tot artikel 6 Hnw zal het hof hier geen nader onderzoek naar doen doch zich beperken, zoals hierboven aangegeven, tot vernietiging van het oordeel van de kantonrechter.
Het oordeel van het hof ex nunc betekent derhalve, het zij herhaald, in ieder geval geen vrijbrief voor [geïntimeerde 1] om wederom de aanduidingen als hierboven in dit onderdeel genoemd opnieuw te gaan (her)gebruiken.
in het algemeen(onderstreping Hof ’s-Hertogenbosch) de pleger van de inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten alle financiële gevolgen van zijn handelwijze dragen”.
Het hof neemt immers voorshands aan dat een deel van de gemaakte kosten ook toe te rekenen zal zijn aan het door [appellante] ook bestreden gebruik van de aanduidingen “[handelsnaam 3]”, “[handelsnaam 2]” en “[handelsnaam 4]”.