ECLI:NL:GHSHE:2015:854

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
HD 200.159.194_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie door regionale omroep over wapenvondst in woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen Stichting Regionale Omroep Brabant, naar aanleiding van een onjuiste berichtgeving over een wapenvondst in haar woning. De zaak is gestart na een persbericht van de politie waarin werd vermeld dat er een wapenarsenaal was aangetroffen in een woning in [woonplaats]. Omroep Brabant heeft dit bericht onjuist verspreid, waardoor de indruk is gewekt dat de wapens in de woning van [appellante] waren aangetroffen. De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen, maar het hof oordeelt in hoger beroep dat Omroep Brabant onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof stelt vast dat de berichtgeving van Omroep Brabant, ondanks dat de naam en het exacte adres van [appellante] niet zijn genoemd, de eer en goede naam van [appellante] heeft aangetast. Het hof beveelt Omroep Brabant om een rectificatie te plaatsen op haar website en legt een dwangsom op voor het geval zij hieraan niet voldoet. Tevens worden de proceskosten van [appellante] vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.159.194/01
arrest van 10 maart 2015
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante],
advocaat: mr. P.C. Schouten te Breda,
tegen
Stichting Regionale Omroep Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Omroep Brabant,
advocaat: mr. D. Griffiths te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 3 november 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 17 oktober 2014, gewezen tussen [appellante] als eiseres en Omroep Brabant als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/283911/ KG ZA 14-588)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
  • de memorie van antwoord;
  • het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
  • de bij brief van 23 januari 2015, ingekomen ter griffie op 26 januari 2015, door [appellante] toegezonden producties, die [appellante] bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht, waarmee Omroep Brabant heeft ingestemd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Ook in hoger beroep kan worden uitgegaan van de reeds in het beroepen vonnis onder 2. weergegeven feiten. Voorts staan nog enkele andere feiten als onbetwist tussen partijen vast. Deze feiten komen kort weergegeven op het volgende neer.
a. [appellante] woont aan het [straatnaam 1][huisnummer 1] te [woonplaats]. [appellante] is sedert vele jaren gescheiden. Haar ex-echtgenoot woont aan de [straatnaam 2] te [woonplaats].
b. Op 12 augustus 2014 heeft de politie een inval gedaan in de woningen van [appellante] en haar ex-echtgenoot.
c. Bij de inval in de woning van de ex-echtgenoot van [appellante] is door de politie een verzameling wapens en munitie aangetroffen, voornamelijk afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. In de woning van [appellante] heeft de politie geen wapens of munitie aangetroffen.
d. Op basis van een persbericht van de politie, waarin is vermeld dat de politie in een woning in [woonplaats] een wapenarsenaal heeft aangetroffen, en eigen onderzoek heeft Omroep Brabant geconcludeerd dat de politie het wapenarsenaal in de woning van [appellante] heeft aangetroffen.
e. Omroep Brabant heeft op woensdag 13 augustus 2014 op de radio een nieuwsbericht over de wapenvondst in [woonplaats] uitgezonden, waarin de verslaggeefster [verslaggeefster] met buurtbewoners van [appellante] heeft gesproken. In het op de radio uitgezonden interview met een buurtbewoner van [appellante] zegt [verslaggeefster] dat het ging om “
16 brisantgranaten, een heel wapenarsenaal uit de tweede WO”, en vraagt [verslaggeefster] aan de buurtbewoner: “
Is het een eng idee dat iemand bommen verzamelt hierzo in een woonwijk” waarna [verslaggeefster] na een relativerend antwoord van de buurtbewoner opmerkt: “
het kan gevaarlijk zijn zo’n verzameling”. In antwoord op vragen van [verslaggeefster] antwoordt de buurtbewoner dat het gaat om een vader die bij de brandweer is geweest en een zoon die in opleiding is als beroepsmilitair. In dit interview worden geen straatnamen genoemd en evenmin namen van personen.
f. Op de website van Omroep Brabant, www.[website].nl, heeft sedert 13 augustus 2014 een bericht gestaan over de wapenvondst in [woonplaats]; gedurende enkele dagen heeft in dit bericht vermeld gestaan dat de wapenvondst is gedaan in een woning aan het [straatnaam 1] te [woonplaats].
g. Eveneens op 13 augustus 2014 heeft Omroep Brabant een nieuwsapp naar mobiele telefoons verzonden met als kop “
Wapenarsenaal gevonden in woning in [woonplaats], handgranaten onschadelijk gemaakt(prod. 3 inl. dagv.).”
Het bericht houdt verder onder meer in: “In [woonplaats] is dinsdagmiddag een flink wapenarsenaal gevonden. Volgens omwonenden zijn twee huizen doorzocht. Een huis aan het [straatnaam 1] en een in de [straatnaam 2]. Een 51-jarige man en zijn 20-jarige zoon zijn aangehouden. Omwonenden vertellen dat de vader bij de brandweer heeft gezeten en dat de zoon een militair in opleiding is”.
h. Omroep Brabant heeft het bericht over de wapenvondst met vermelding van de straatnaam van de woning van [appellante] ook doorgegeven aan het Regionaal Mediacentrum, een samenwerkingsverband tussen Omroep Brabant en BN De Stem. Naar aanleiding hiervan heeft BN De Stem een krantenartikel geplaatst met daarin onder meer de mededeling dat er wapens waren aangetroffen in de woning aan het [straatnaam 1].
i. Nadat bleek dat in de woning van [appellante] geen wapens waren aangetroffen heeft BN De Stem schriftelijk aan [appellante] excuses aangeboden en in de krant een rectificatieartikel geplaatst met als kop:” Onjuist bericht over vondst wapens [woonplaats]” en met als inhoud dat de krant ten onrechte heeft gemeld dat er wapens in een woonhuis aan het [straatnaam 1] zijn gevonden.
j. Omroep Brabant heeft, toen bleek dat er in de woning van [appellante] geen wapens waren aangetroffen, het bericht op haar website – voor zover van belang – als volgt aangepast: “(…)
[woonplaats] – In de [straatnaam 2] in Dusssen is dinsdagmiddag een flink wapenarsenaal gevonden. Een 51 jarige man en zijn 20-jarige zoon zijn aangehouden.(…)Handgranaten
De politie vond onder meer zestien handgranaten. Een Duits machinegeweer en nog circa dertig granaten en munitie in de woning in de [straatnaam 2]. (…) Ook een huis aan het [straatnaam 1] werd doorzocht, maar hierin werd niets gevonden.”
k. Omroep Brabant heeft haar excuses aan [appellante] telefonisch aangeboden. Op het verzoek van [appellante] een rectificatie te plaatsen heeft Omroep Brabant afwijzend gereageerd.
l. De Raad voor de Journalistiek heeft na een klacht van [appellante] in zijn beslissing van 16 december 2014 (prod. tgv pleidooi hoger beroep) geconcludeerd dat [verslaggeefster] en Omroep Brabant journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld. De Raad voor de Journalistiek doet de aanbeveling aan Omroep Brabant om zijn conclusie integraal of in samenvatting op haar website te publiceren.
3.2.1.
[appellante] heeft in de inleidende dagvaarding zakelijk weergegeven gevorderd:
a. primair:
Omroep Brabant te verplichten binnen één werkdag na betekening van het vonnis de na te noemen rectificatie naar buiten te brengen
i. i) via haar radiozender, als gesproken boodschap te verspreiden in een gelijke frequentie waarmee het eerste bericht werd uitgezonden;
ii) op de homepagina van haar website, aan te brengen in een formaat dat gelijk is aan het formaat waarmee het nieuwsbericht werd aangekondigd op de eerste dag dat Omroep Brabant er verslag van deed;
iii) toe te voegen in een kader aan de rechterzijde van het bericht over de wapenvondst, dat nu nog te vinden is op de website van Omroep Brabant;
met als tekst: “
Op 12 augustus hebben wij in onze radio-uitzendingen, op onze website en via het mobiele telefoonnieuw het foutieve bericht verspreid dat de politie verboden wapens zouden hebben aangetroffen in het huis aan het [straatnaam 1] te [woonplaats]. Er zijn in het huis aan het [straatnaam 1] absoluut geen wapens aangetroffen. Wij betreuren de nadelige gevolgen die dit bericht heeft gehad voor de bewoners van dit huis.”
subsidiair: een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen rectificatie te publiceren.
b. voornoemde veroordeling te versterken met een dwangsom;
c. Omroep Brabant te veroordelen tot het betalen van € 2.326,00 bij wijze van voorschot op de vergoeding voor de aan [appellante] berokkende materiële schade;
d. Omroep Brabant te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.500,-- bij wijze van voorschot op de vergoeding voor de aan [appellante] berokkende immateriële schade;
e. Omroep Brabant te veroordelen in de proceskosten van deze procedure.
3.2.2
De voorzieningenrechter heeft in het beroepen vonnis geoordeeld dat het aannemelijk is dat door de suggestieve vragen aan omwonenden van [appellante] en de sensatiezuchtige manier van journalistiek bedrijven, gebaseerd op onjuiste feiten, bij de buurtbewoners van [appellante] en bij inwoners van het dorp [woonplaats] de onterechte indruk is ontstaan dat in de woning aan het [straatnaam 1] een wapenarsenaal is aangetroffen. De voorzieningenrechter acht het begrijpelijk dat [appellante] deze berichtgeving als zeer onaangenaam heeft getroffen.
De voorzieningenrechter heeft de gevorderde rectificatie afgewezen omdat niet valt in te zien welk belang [appellante] nog heeft bij een rectificatie, ruim twee maanden na de herziening van het bericht op de website door Omroep Brabant. De rectificatie in een radio-uitzending is afgewezen omdat daarin de naam en/of het adres van [appellante] niet is genoemd.
De voorschotten op de schadevergoeding zijn afgewezen omdat het een kort gedingprocedure betreft. [appellante] is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
3.3.
[appellante] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen. De grieven hebben de strekking de zaak in volle omvang aan het oordeel van het hof te onderwerpen. Het hof zal derhalve de grieven hierna niet afzonderlijk beoordelen.
3.4
Gelet op de aard van de vordering acht het hof ook in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig.
3.5.1
Op de volgende gronden is naar het voorlopig oordeel van het hof in dit kort geding aannemelijk geworden dat Omroep Brabant jegens [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld.
3.5.2
Uit de diverse berichtgevingen van Omroep Brabant valt op de maken dat het om de vondst van een groot wapenarsenaal gaat, dat mogelijk gevaarlijk is in een woonwijk. Omroep Brabant heeft erkend dat er enkele dagen lang op de website van Omroep Brabant heeft gestaan dat deze wapenvondst was gedaan in een huis aan het [straatnaam 1] te [woonplaats]. De onrechtmatigheid (het handelen in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid) is naar het oordeel van het hof gelegen in het samenstel van de diverse berichtgevingen van Omroep Brabant omtrent de wapenvondst in [woonplaats], zoals hierboven in 3.1 sub e, f en g is weergegeven. Uit deze berichtgeving – met name de berichtgeving op de website – valt voor buurtbewoners van [appellante] en bij overige inwoners van [woonplaats] op te maken dat deze – grote en mogelijk gevaarlijke - wapenvondst is gedaan in de woning van [appellante]. Hieraan doet niet af dat in geen van deze publicaties of in de radio-uitzending het exacte adres (het huisnummer) van [appellante] of haar naam wordt genoemd. Door het samenstel van deze berichtgevingen heeft Omroep Brabant de eer en goede naam van [appellante] aangetast.
Het hof voelt zich in dit oordeel gesterkt door de conclusie van de Raad voor de Journalistiek, dat [verslaggeefster] en Omroep Brabant journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld. De omstandigheid, dat Omroep Brabant en [verslaggeefster] ervoor gekozen hebben om zich niet te verweren bij de behandeling van de zaak voor de Raad voor de Journalistiek doet hier niet aan af. Dit geldt temeer nu Omroep Brabant desgevraagd op het pleidooi heeft geantwoord dat zij geen gebruik zal maken van de mogelijkheid om de conclusie van de Raad te laten herzien. Het hof merkt daarbij op dat volgens de brief van de Raad voor de Journalistiek een dergelijke herziening slechts mogelijk is indien degene die herziening verzoekt aannemelijk maakt dat de conclusie van de Raad berust op ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten.
3.5.3
Het hof acht deze onrechtmatige daad tevens toe te rekenen aan Omroep Brabant. Niet valt in te zien waarom Omroep Brabant de door haar genoemde feiten niet behoorlijk had kunnen checken, bijvoorbeeld door navraag te doen bij de politie, alvorens het bericht over de wapenvondst met de hiervoor genoemde inhoud op diverse wijze te publiceren. Omroep Brabant heeft in dit kader slechts aangevoerd dat [verslaggeefster] in een telefoongesprek een opmerking van de politie “heeft geïnterpreteerd als een bevestiging dat ze goed zat”. Nu Omroep Brabant niet heeft gesteld dat [verslaggeefster] in een telefoongesprek aan de politie heeft gevraagd op welk adres de wapens gevonden waren - en [appellante] gemotiveerd betwist dat een dergelijke vraag is gesteld aan de politiewoordvoerder - valt de door Omroep Brabant gestelde opmerking van de politie “dat had je snel gevonden, speurneus” niet als een bevestiging door de politie op te vatten dat de wapenvondst op het [straatnaam 1] was gedaan. Voor zover Omroep Brabant aanvoert dat [verslaggeefster] op dit punt door buurtbewoners op het verkeerde been is gezet, geldt dat ook in dit opzicht niet voldoende aannemelijk is geworden dat [verslaggeefster] een minimaal feitenonderzoek heeft gedaan, waarbij onderscheid is gemaakt tussen het adres of de adressen, waar de inval door de politie heeft plaatsgevonden, en het adres waar de wapens zijn gevonden. De wijze van ondervraging van een buurtbewoner door [verslaggeefster], zoals kenbaar in het bewuste radio-interview, doet evenmin vermoeden dat er wel sprake is geweest van een dergelijk feitenonderzoek.
3.6.1
[appellante] heeft aangevoerd dat zij schade heeft geleden door deze aantasting van haar eer en goede naam. [appellante] heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat door een duidelijke rectificatie van de onjuiste berichtgeving door Omroep Brabant de hierdoor veroorzaakte immateriële schade verminderd wordt en in ieder geval niet meer toeneemt.
Het hof ziet in de gevorderde rectificatie derhalve een vordering tot schadevergoeding in natura.
Voor alle duidelijkheid merkt het hof op dat de hierboven in 3.1 sub j weergegeven herziening van de onjuiste berichtgeving op de website van Omroep Brabant enkele dagen later niet aan te merken valt als enige vorm van schadevergoeding. Op deze wijze heeft Omroep Brabant immers slechts een einde gemaakt aan haar eerdere onjuiste berichtgeving en daarmee aan de door haar begane onrechtmatige daad.
Aangezien het hier om een voorlopige voorziening gaat, dient er een afweging plaats te vinden tussen het belang van [appellante] bij een rectificatie van de onjuiste berichtgeving en het belang van Omroep Brabant bij het achterwege laten van een dergelijke rectificatie.
[appellante] heeft aangegeven dat zij door een dergelijke expliciete rectificatie van de onjuiste berichtgeving zich enigszins hersteld voelt in haar eer en goede naam. Het hof acht dit belang aannemelijk en rechtens te respecteren. Dit belang behoeft niet perse minder geworden te zijn omdat de onjuiste berichtgeving inmiddels enige maanden terug heeft plaatsgevonden.
Onduidelijk is in welk belang Omroep Brabant wordt getroffen bij een veroordeling tot een rectificatie. Zoals Omroep Brabant aanvoert, gaat het immers slechts om herstel van onjuiste feiten, welk herstel zij inmiddels zelf al op haar website heeft doorgevoerd. Naar het hof begrijpt, beroept het Omroep Brabant zich niet zozeer op een beperking in haar recht op vrije meningsuiting maar vindt zij een expliciete rectificatie ten behoeve van [appellante] gewoon niet nodig.
Het hof acht op grond van het voorgaande het belang van [appellante] bij rectificatie groter dan het niet geheel duidelijke belang van Omroep Brabant bij het achterwege laten van een rectificatie.
3.6.2
Met betrekking tot de aard en inhoud van de rectificatie geldt het volgende.
Het hof acht geen termen aanwezig om een rectificatie te bevelen in een radio-uitzending.
Wel dient een expliciete rectificatie op de website plaats te vinden, maar het hof acht de door [appellante] voorgestelde tekst daarvoor niet geheel adequaat.
Het hof zal Omroep Brabant veroordelen tot het plaatsen van de hierna te noemen tekst op haar website binnen 72 uren na het betekenen van dit arrest aan Omroep Brabant
a. a) gedurende 6 etmalen op de homepagina van haar website, in een formaat dat gelijk is aan het formaat waarmee het nieuwsbericht werd aangekondigd op de eerste dag dat Omroep Brabant er verslag van deed;
b) als toevoeging in een kader direct voorafgaand aan het bericht over de onderhavige wapenvondst, voor zover dat nu nog te vinden is op de website van Omroep Brabant en gedurende de tijd dat dit bericht nog op de website van Omroep Brabant is te vinden.
De door [appellante] voorgestelde tekst van de rectificatie op de website van Omroep Brabant zal het hof op na te melden wijze aanpassen.

Rectificatie van onjuist bericht
Op 13 augustus 2014 hebben wij in onze radio-uitzending, op onze website en via de nieuwsapp het bericht verspreid dat de politie op 12 augustus 2014 verboden wapens zou hebben aangetroffen in een woning in [woonplaats]. Op de website stond gedurende enige dagen het bericht dat de wapens zijn aangetroffen in een woning aan het [straatnaam 1] te [woonplaats]. Dit is onjuist. Er zijn toen absoluut geen wapens aangetroffen in enig huis aan het [straatnaam 1] te [woonplaats]..”
3.6.3
Omroep Brabant heeft desgevraagd op het pleidooi meegedeeld dat zij vooralsnog geen plannen had om het advies van de Raad voor de Journalistiek tot het plaatsen van een rectificatie op te volgen. Hieruit leidt het hof af dat Omroep Brabant enige prikkel nodig heeft om tot rectificatie over te gaan. Op die grond zal het hof een dwangsom van € 500,-- per dag verbinden aan iedere overtreding van voornoemd gebod, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 25.000,--.
3.7
[appellante] heeft voorts betaling van voorschotten gevorderd op schadevergoeding ter zake van materiële en immateriële schade. In kort geding is een dergelijke vordering slechts toewijsbaar als het bestaan en de omvang van de vordering in voldoende mate aannemelijk zijn, terwijl uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat. Mede gelet op voornoemde veroordeling tot rectificatie heeft [appellante] naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij ook op financieel vlak schade heeft geleden, die een onmiddellijke voorziening vereist. Deze vorderingen worden derhalve afgewezen.
Voor zover [appellante] vergoeding van kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte vordert, acht het hof niet voldoende aannemelijk geworden dat door [appellante] zodanige kosten zijn gemaakt die uitgaan boven de kosten die onder de proceskosten plegen te vallen. Deze vordering zal derhalve afgewezen worden.
3.8
De grieven van [appellante] hebben grotendeels doel getroffen. Het beroepen vonnis dient derhalve vernietigd te worden. Het hof zal Omroep Brabant als de in eerste aanleg en in hoger beroep grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de procedure.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis d.d. 17 oktober 2014 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Omroep Brabant om binnen 72 uren na betekening van dit arrest aan Omroep Brabant tot het plaatsen en geplaatst houden van de hierna weergegeven tekst
a. a) gedurende 6 etmalen op de homepagina van haar website, in een formaat dat gelijk is aan het formaat waarmee het nieuwsbericht werd aangekondigd op de eerste dag dat Omroep Brabant er verslag van deed;
b) als toevoeging in een kader direct voorafgaand aan het bericht over de wapenvondst, voor zover dat nu nog te vinden is op de website van Omroep Brabant en gedurende de tijd dat dit bericht nog op de website van Omroep Brabant is te vinden;

Rectificatie van onjuist bericht
Op 13 augustus 2014 hebben wij in onze radio-uitzending, op onze website en via de nieuwsapp het bericht verspreid dat de politie op 12 augustus 2014 verboden wapens zou hebben aangetroffen in een woning in [woonplaats]. Op de website stond gedurende enige dagen het bericht dat de wapens zijn aangetroffen in een woning aan het [straatnaam 1] te [woonplaats]. Dit is onjuist. Er zijn toen absoluut geen wapens aangetroffen in enig huis aan het [straatnaam 1] te [woonplaats].”;
bepaalt dat Omroep Brabant een dwangsom van € 500,-- verschuldigd is voor iedere dag dat zij nalaat aan voornoemde veroordelingen te voldoen en bepaalt dat boven de som van € 25.000,-- geen dwangsom meer wordt verbeurd;
veroordeelt Omroep Brabant in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellante] worden begroot op nihil aan verschotten en op € 816,-- aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 401,80 aan verschotten en op € 2.682,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, S. Riemens en L.S. Frakes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 maart 2015.
griffier rolraadsheer