ECLI:NL:GHSHE:2015:849

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
HD 200.137.271_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een pony met gedragsafwijkingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellanten] tegen een vonnis van de kantonrechter in Roermond. De zaak betreft de verkoop van een pony, Eindershof Carlos, door [appellanten] aan [geïntimeerde]. [geïntimeerde] kocht de pony voor zijn dochter, maar na de aankoop vertoonde de pony ernstig afwijkend gedrag, wat leidde tot een incident waarbij de dochter onder de pony kwam. [geïntimeerde] vorderde ontbinding van de koopovereenkomst op grond van non-conformiteit, omdat de pony niet voldeed aan de verwachtingen die hij op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat de pony niet voldeed aan de overeenkomst en ontbond de koop. In hoger beroep voerden [appellanten] zes grieven aan, onder andere dat de pony geen gebreken vertoonde en dat de gedragsafwijkingen niet zo ernstig waren dat ontbinding gerechtvaardigd was. Het hof oordeelde dat de pony, gezien de gedragsafwijkingen, niet voldeed aan de koopovereenkomst. Het hof bevestigde de eerdere uitspraak van de kantonrechter en wees de vorderingen van [appellanten] af. De proceskosten in hoger beroep werden aan [appellanten] opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.137.271/01
arrest van 10 maart 2015
in de zaak van

1.[appellante 1],wonende te [woonplaats],

2.
[appellante 2],wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten],
advocaat: mr. M.A.J. Jansen te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde],
advocaat: mr. S. Buddingh te Utrecht,
op het bij exploot van dagvaarding van 10 oktober 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Roermond van 10 juli 2012 en het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 10 juli 2013, gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellanten] als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 332420/CV EXPL 12-1186)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en het daaraan voorafgaande vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Roermond van 3 april 2012.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de akte eisvermindering van [appellanten]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Volgens grief 1 van [appellanten] heeft de kantonrechter bij zijn feitenvaststelling onder 2 in het vonnis waarvan beroep van 10 juli 2012 een te ruime omschrijving gegeven van de pony zoals geadverteerd op www.marktplaats.nl. Rekening houdend met deze grief, zal het hof de inhoud van die advertentie voor zover van belang hierna onder a letterlijk opnemen. Bij grief 2 stellen [appellanten] dat de kantonrechter bij zijn beoordeling in de vonnissen waarvan beroep ten onrechte niet is uitgegaan van het volledige feitencomplex. Te dien aanzien overweegt het hof dat hierna onder a tot en met d (alleen) de voor de beslissing relevante èn tussen partijen (als door de ene partij gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende betwist) vaststaande feiten worden vooropgesteld.
In dit hoger beroep kan derhalve worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellanten] hebben eind 2011 op www.marktplaats.nl de pony Eindershof Carlos te koop aangeboden. In de advertentie is, voor zover van belang, vermeld:
Te koop super allround D-pony Einderhofs Carlos
(…)
Niveau:Nationaal.
(…)
Beschrijving
(…)
Carlos is een lieve pony, die zeer geschikt is om veel van te leren. Het is een hoog geschoolde pony, hij kent alle kunstjes tot en met de wissels om de pas. Ook is hij allround, wat wil zeggen dat hij goed kan dressuren maar ook heel goed kan springen.
(…) Het is een pony die graag voor je aan het werk wil en hij houdt van wedstrijden.
(…)”
[geïntimeerde] was eind 2011 op zoek naar een brave wedstrijdpony voor zijn twaalfjarige dochter, [dochter van geïntimeerde].
[geïntimeerde] heeft op 22 oktober 2011 de pony Eindershof Carlos gekocht van [appellanten] voor een bedrag van € 6.000,-. De koopovereenkomst is overgelegd bij de inleidende dagvaarding als productie 2. In deze koopovereenkomst staat onder meer:
6.
(…)
Carlos is verkocht als een allround sportpony.
Verkoper verklaart kennis te hebben genomen van de hierboven omschreven bedoeling van de koper en verklaart dat het onder 1 beschreven dier (hof: Eindershof Carlos) hiervoor geschikt is.”
Eindershof Carlos is op 22 oktober 2011 aan [geïntimeerde] geleverd.
3.2.1.
In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde], verkort weergegeven, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair, voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst is ontbonden dan wel deze alsnog te ontbinden en, subsidiair, voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst is vernietigd dan wel deze alsnog te vernietigen,
- zowel primair als subsidiair:
[appellanten] te veroordelen om de pony op te halen en weer in bezit te nemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en
[appellanten] te veroordelen aan [geïntimeerde] te voldoen de koopsom van € 6.000,- althans een in redelijkheid vast te stellen bedrag vermeerderd met wettelijke rente, te voldoen schadevergoeding ter zake van stallingskosten, verzorgingskosten en verdere bijkomende kosten en te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten,
met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure en de nakosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [geïntimeerde], samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Op 24 oktober 2011 wilde [dochter van geïntimeerde] voor de eerste keer op Eindershof Carlos gaan rijden. Hierbij is het echter vreselijk mis gegaan. Tijdens het opstappen steigerde Eindershof Carlos zonder enige aanleiding en heeft hij zichzelf geheel omgegooid. Hierbij is [dochter van geïntimeerde] onder de pony terecht gekomen, gelukkig zonder ernstig letsel. Ook bij het poetsen vertoonde Eindershof Carlos zeer onberekenbaar gedrag en steigerde hij veel.
Vervolgens heeft [geïntimeerde] de pony op 27 oktober 2011 door de dierenarts [dierenarts] laten onderzoeken. Deze constateerde dat Eindershof Carlos bij algemeen palpatie van het lichaam zeer sensibel is alsook dat het dier tijdens het opzadelen extreem steigerde en zich bijna achterover liet vallen. Volgens [geïntimeerde] bevestigde de dierenarts verder dat dit gebrek reeds aanwezig moet zijn geweest op het moment van aankoop en dat het om levensgevaarlijk gedrag voor ruiter en/of begeleider gaat.
Daarnaast wees nader onderzoek door [geïntimeerde] in de tussentijd nog uit dat het door [appellanten] genoemde niveau, nationaal, absoluut niet correct is.
Tijdens de bezichtigingen van de pony voorafgaand aan de koop hebben [appellanten] telkens benadrukt dat het een lieve en betrouwbare leerpony was, uitermate geschikt voor kinderen en een goede wedstrijdpony. [appellanten] hebben geen melding van gebreken of gedragsproblemen van de pony gemaakt.
[geïntimeerde] stelt zich primair op het standpunt dat de pony niet voldoet aan de koopovereenkomst althans niet aan de verwachtingen die hij op grond daarvan van het dier kan en mag hebben. Er is dan ook sprake van non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 lid 2 BW. [geïntimeerde] is gerechtigd op grond van artikel 6:265 lid 1 BW de overeenkomst te ontbinden en restitutie van het aankoopbedrag te vorderen. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat de koopovereenkomst vernietigbaar is wegens dwaling.
Voorts is [geïntimeerde] gerechtigd op grond van artikel 6:74 BW schadevergoeding te vorderen ter zake van stallingskosten, verzorgingskosten en verdere bijkomende kosten.
Tot slot vordert [geïntimeerde] vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 BW.
3.2.3.
[appellanten] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.
In voormeld vonnis van 3 april 2011 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 18 juni 2012.
3.3.2.
In het vonnis waarvan beroep van 10 juli 2012 heeft de kantonrechter overwogen dat gelet op de tegengestelde standpunten van partijen hij het noodzakelijk acht om zich te laten adviseren door een ter zake deskundige en dat partijen ter comparitie ingestemd hebben met de benoeming van een deskundige. De kantonrechter heeft vervolgens de dierenarts S. Welschen tot deskundige benoemd en de deskundige opgedragen om de in rov. 4.2 van dat vonnis geformuleerde vragen te beantwoorden. In rov. 4.2 heeft de kantonrechter ook opgenomen dat bij de rijtechnische beoordeling rijstal Dijkerhoeve van de familie Dorssers zal worden ingeschakeld.
3.3.3.
De deskundige heeft op 20 december 2012 een (definitief) rapport uitgebracht. Dit rapport is naast door Welschen voornoemd ondertekend door mw. S. Dorssers van stal Dijkerhoeve.
3.3.4.
In het vonnis waarvan beroep van 10 juli 2013 heeft de kantonrechter overwogen dat de deskundige heeft geconcludeerd dat de pony een duidelijke gedragsafwijking, te weten zadeldwang gecombineerd met een lichte vorm van singelnijd, vertoont, dat deze gedragsafwijking volgens Welschen bij [appellanten] bekend was en zij daarmee konden omgaan maar dit voor de dochter van [geïntimeerde] niet mogelijk is en ook risico’s meebrengt. De kantonrechter is van oordeel dat de gekochte pony, die bestemd was voor de twaalfjarige dochter van [geïntimeerde], nu die is aangeboden als lieve en betrouwbare leerpony, geschikt voor kinderen, niet voldoet aan de eisen die [geïntimeerde] redelijkerwijs aan de pony mocht stellen. [geïntimeerde] heeft gelet hierop terecht de koopovereenkomst ontbonden, aldus de kantonrechter.
Op grond daarvan heeft de kantonrechter de primair gevorderde verklaring voor recht toegewezen. Ook heeft hij de vordering om de pony op te halen en weer in bezit te nemen en de veroordeling tot terugbetaling van de door [geïntimeerde] betaalde koopsom van € 6.000,- toegewezen. De gevorderde schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen. [appellanten] zijn als de ongelijk gesteld partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.4.
[appellanten] hebben in hoger beroep in totaal zes grieven aangevoerd. Naast de hiervoor in rov. 3.1 genoemde grieven 1 en 2, die zijn gericht tegen de feiten die de kantonrechter aan zijn beoordeling ten grondslag heeft gelegd, hebben zij vier grieven tegen die beoordeling aangevoerd. De grieven 3, 4 en 5 strekken ten betoge dat er geen sprake is van non-conformiteit. Grief 6 houdt in dat de geconstateerde afwijking van zo geringe betekenis is dat deze ontbinding van de koopovereenkomst niet rechtvaardigt.
[appellanten] hebben, in het petitum van de dagvaarding in hoger beroep, geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen van [geïntimeerde]. Ook hebben zij gevorderd om [geïntimeerde] te veroordelen om al hetgeen zij ter uitvoering van de vonnissen waarvan beroep hebben voldaan aan hen terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Bij akte eisvermindering hebben zij, nu zij de pony (opnieuw) hebben verkocht en wel voor € 2.500,-, deze terugbetalingsvordering verminderd in de zin dat zij thans vorderen [geïntimeerde] te veroordelen om al hetgeen zij ter uitvoering van de vonnissen waarvan beroep hebben voldaan aan hen terug te betalen, verminderd met een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met wettelijke rente.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat geen inhoudelijke behandeling in hoger beroep nodig is omdat [appellanten] in hun memorie van grieven hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. Het hof gaat aan deze stelling voorbij. Naar het hof begrijpt, bedoelt [appellanten] daarmee dat hun eis in hoger beroep zoals geformuleerd in de dagvaarding in hoger beroep dient te worden toegewezen (en, uiteraard, niet de vordering van [geïntimeerde]). [geïntimeerde] is inhoudelijk ingegaan op de grieven van [appellanten] Voor zover hierover onduidelijkheid heeft kunnen bestaan, is [geïntimeerde] daardoor niet in zijn belangen geschaad.
3.5.
Bij de beoordeling van de grieven 3, 4 en 5 stelt het hof het volgende voorop.
Op grond van het conformiteitsvereiste van artikel 7:17 lid 1 BW moet bij een koopovereenkomst de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Ingevolge artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt een zaak (in ieder geval) niet aan de overeenkomst indien zij mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Voorts mag de koper verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
Het is in dit geval aan [geïntimeerde] als koper om te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen dat niet voldaan is aan het conformiteitsvereiste.
Gesteld noch gebleken is dat [appellanten] de pony hebben verkocht handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, zodat het hof ervan uitgaat dat geen sprake is van een consumentenkoop. Het vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW mist dan ook toepassing.
3.6.
In eerste aanleg heeft bewijslevering plaatsgevonden in de vorm van deskundigenbewijs. In het vonnis waarvan beroep van 10 juli 2012 heeft de kantonrechter in rov. 4.2 als vraag 1 geformuleerd of de pony afwijkend gedrag vertoont. Blijkens het rapport heeft de deskundige deze vraag als volgt beantwoord:
“De pony vertoont zeker afwijkend gedrag, nl. tijdens het opzadelen van de pony stond hij erg onrustig en gespannen op de wasplaats. Tijdens het zadelen en singelen werd dit gedrag nog sterker. Een duidelijk aanwezige zadeldwang met een in lichte mate aanwezig singelnijd.”
In de conclusie van het rapport heeft de deskundige vervolgens opgenomen dat de pony een duidelijke gedragsafwijking, te weten zadeldwang gecombineerd met een lichte vorm van singelnijd, heeft, zoals de kantonrechter heeft overwogen.
In zoverre wordt het deskundigenrapport door de grieven niet, althans niet voldoende duidelijk, bestreden. In de toelichting op grief 4 hebben [appellanten] het hof verzocht het deel van het deskundigenrapport buiten beschouwing te laten dat op de vragen 2 en 3 (en niet vraag 1) ziet. Voor zover [appellanten] betwisten dat er sprake is van zadeldwang en singelnijd (zie nr. 41 van de memorie van grieven), hebben zij terzake geen althans onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om daarin aanleiding te zien van de conclusie van het deskundigenrapport af te wijken.
Volgens [appellanten] had moeten worden onderzocht of het gebrek het gevolg is van een karakterafwijking of van invloeden als ziekte en pijnlijkheid. Het hof volgt [appellanten] daarin niet. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de oorzaak van het gebrek relevant is. Het gaat er immers om of [appellanten] een gebrekkige pony aan [geïntimeerde] hebben geleverd.
Het hof komt de door de deskundige gebezigde motivering voor de conclusie overtuigend voor. Blijkens het rapport heeft Welschen op 29 oktober 2012 de pony zelf bekeken en onderzocht tijdens de voorbereiding (het poetsen), het zadelen en het aantrekken van de singel. Voorts vindt deze conclusie steun in het onderzoek van de dierenarts [dierenarts] op 27 oktober 2011. Ook is door [appellanten] op zichzelf niet betwist dat het door [geïntimeerde] aangevoerde incident van de pony met [dochter van geïntimeerde] op 24 oktober 2011 zich heeft voorgedaan. Het hof zal de conclusie dat de pony de beschreven gedragsafwijking heeft daarom volgen.
3.7.
Het hof is van oordeel dat de pony Eindershof Carlos gelet op deze gedragsafwijking, welke als een gebrek dient te worden aangemerkt, niet aan de door [geïntimeerde] en [appellanten] aangegane koopovereenkomst beantwoordde. Daartoe overweegt het hof, in respons op de door [appellanten] bij de grieven gevoerde verweren, verder als volgt.
3.7.1.
[appellanten] betwisten dat de pony dit gebrek had ten tijde van of vóór de koop/levering. Zij stellen dat het een door [geïntimeerde] zelf veroorzaakt karaktergebrek betreft, naar het hof begrijpt omdat [geïntimeerde] niet op de juiste wijze met Eindershof Carlos is omgegaan. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. De koop/levering heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2011 en reeds op 24 oktober 2011, de eerste keer dat [dochter van geïntimeerde] met de pony wilde gaan rijden, heeft het incident plaatsgevonden en drie dagen later, op 27 oktober 2011, heeft de dierenarts Eindershof Carlos onderzocht. Onbetwist is dat deze dierenarts toen al heeft geconstateerd dat de pony zeer sensibel is bij palpatie (voelen) van het lichaam en extreem steigerde tijdens het opzadelen. Het onderzoek van de deskundige van ongeveer een jaar later bevestigde het bestaan van het gebrek. Uit de opmerkingen van dierenarts en de deskundige valt af te leiden dat de pony dit reeds had ten tijde van of vóór de koop/levering, zij het gezien de bevindingen van de deskundige mogelijk minder manifest omdat er bij [appellanten] een speciaal protocol was voor het zadelen van Eindershof Carlos zodat dat goed ging. Ook uit de stellingen van [appellanten] blijkt dat er reeds voorafgaand aan de levering een ‘gebruiksaanwijzing’ voor de omgang met de pony nodig was. Tegenover al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de onderhavige betwisting onvoldoende gemotiveerd. Aan (nadere) bewijslevering komt het hof op dit punt daarom niet toe.
3.7.2.
Voorts hebben [appellanten] ten verwere naar voren gebracht dat zij voorafgaand aan de koop [geïntimeerde] hebben gewaarschuwd dat Eindershof Carlos een gevoelige sportpony met een gebruiksaanwijzing is en uitgebreide instructies hebben gegeven zodat het aansingelen en zadelen goed zouden gaan. Voorts hebben zij [geïntimeerde] de mogelijkheid gegeven de pony zelf door een dierenarts te laten keuren, de instructrice (mevrouw [instructrice]) na de levering te laten helpen met de pony en de koop voor de duur van een week op proef te sluiten, maar [geïntimeerde] heeft dit geweigerd, aldus [appellanten] Ook stellen [appellanten] dat [dochter van geïntimeerde] tijdens het bezichtigen bij de omgang met de pony zonder problemen is begeleid, ook bij het opzadelen, aansingelen en opstijgen.
Ook indien dit alles juist zou zijn, hetgeen [geïntimeerde] overigens ten dele betwist zodat dit niet vaststaat, dan heeft naar het oordeel van het hof te gelden dat gelet op de gedragsafwijking Eindershof Carlos niet aan de koopovereenkomst beantwoordde. Daartoe overweegt het hof voorts het volgende. Duidelijk is dat [appellanten] aan [geïntimeerde] niet hebben meegedeeld dat de pony een duidelijke gedragsafwijking, te weten zadeldwang gecombineerd met een lichte vorm van singelnijd, heeft. Die mededeling hoefde vanzelfsprekend niet letterlijk in deze woorden te worden gedaan, maar [appellanten] hadden [geïntimeerde] voorafgaand aan of bij het sluiten van de koopovereenkomst in duidelijke bewoordingen moeten wijzen op de gedragsafwijking, te meer nu de pony in de advertentie is aangeprezen als ‘lieve pony, die zeer geschikt is om veel van te leren’. Het hof volgt [appellanten] niet waar zij stellen dat met dit onderdeel van de advertentie duidelijk alleen wordt gedoeld op het gedrag tijdens het rijden en niet op het gedrag van de pony tijdens bijvoorbeeld het poetsen en zadelen. Dat sprake zou zijn van een duidelijke gedragsafwijking, heeft [geïntimeerde] ook redelijkerwijs niet hoeven begrijpen uit de gestelde mededelingen, en evenmin uit de advertentie op www.marktplaats.nl. Voorts was bij [appellanten] bekend dat de pony was bestemd voor [dochter van geïntimeerde], de (destijds) twaalfjarige dochter van [geïntimeerde]. Genoegzaam is gebleken dat de gedragsafwijking een normaal gebruik van de pony door [dochter van geïntimeerde] in de weg stond. Ook op dit punt is bewijslevering niet aan de orde.
3.8.
Het vorenstaande brengt mee dat de grieven 3, 4 en 5 (en de grieven 1 en 2 voor zover die een nadere toelichting geven bij deze grieven), falen.
3.9.
Grief 6 faalt eveneens. Gelet op het ernstige gebrek, dat door de dierenarts als levensgevaarlijk voor ruiter en/of begeleider wordt bestempeld, terwijl ook de deskundige in haar rapport vermeldt dat er risico’s voor [dochter van geïntimeerde] zijn, in onderlinge verband en samenhang bezien met het incident dat reeds heeft plaatsgevonden, kan niet gezegd worden dat er sprake is van een tekortkoming die gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding van de koopovereenkomst niet rechtvaardigt. De rijtechnische kwaliteiten van de pony, die niet (langer) in geschil zijn, maken dat niet anders. [geïntimeerde] was derhalve gerechtigd om de koopovereenkomst te ontbinden.
3.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vonnissen waarvan beroep dienen te worden bekrachtigd. Dit betekent ook dat de terugbetalingsvordering van [appellanten] niet toewijsbaar is. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [appellanten] worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 299,- aan griffierecht en € 632,- aan salaris advocaat;
wijst af de vordering van [appellanten] om [geïntimeerde] te veroordelen om al hetgeen zij ter uitvoering van de vonnissen waarvan beroep hebben voldaan, te verminderen met een bedrag van € 2.500,00, en te vermeerderen met de wettelijke rente aan hen terug te betalen.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.W. Vermeulen, J.F.M. Pols en J.P. de Haan en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 maart 2015.
griffier rolraadsheer