ECLI:NL:GHSHE:2015:844

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
20-001218-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak na black-out tijdens rijden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloosheid, wat resulteerde in een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld en voerde aan dat zij niet schuldig was aan het ongeval, omdat zij ten tijde van het incident een black-out had ervaren. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte, ondersteund door een psychologisch rapport en een medische verklaring, in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet verwijtbaar had gehandeld en sprak haar vrij van het primair ten laste gelegde feit. Het subsidiair ten laste gelegde feit, dat de verdachte gevaar op de weg had veroorzaakt door spookrijden, werd wel bewezen verklaard, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat er sprake was van afwezigheid van alle schuld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001218-14
Uitspraak : 11 maart 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van
8 april 2014 in de strafzaak met parketnummer 03-700620-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres verdachte].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte, ter zake van - kort gezegd - het door roekeloosheid veroorzaken van een verkeersongeval waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden algemene en bijzondere voorwaarden, en is haar de rijbevoegdheid ontzegd voor de duur van 3 jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen.
Door de verdediging is bepleit dat verdachte zowel van het primair als van het subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Mocht het hof toch tot een veroordeling komen dan is er volgens de verdediging geen sprake van roekeloosheid en verzoekt de verdediging geen gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf, en de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid te beperken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 4 oktober 2013, in de gemeente Kerkrade, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kerkradersteenweg, komende uit de richting van de Wijngracht en gaande in de richting van de Kaalheidersteenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, althans door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdende op de Kerkradersteenweg, over de (verhoogde) middenberm te rijden en/of (vervolgens) op de rijbaan bestemd voor het voor haar tegemoetkomende verkeer te rijden en aldus tegen de rijrichting in te rijden (zogenaamde spookrijden) op het moment dat een op die rijbaan rijdende en haar tegemoetkomende personenauto haar dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor, zij, verdachte, met het door haar bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] (bestuurder van de tegemoetkomende auto) zwaar lichamelijk letsel, te weten: een gebroken borstbeen of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 4 oktober 2013, in de gemeente Kerkrade, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kerkradersteenweg, komende uit de richting van de Wijngracht en gaande in de richting van de Kaalheidersteenweg, rijdende op de Kerkradersteenweg, over de (verhoogde) middenberm is gereden en/of (vervolgens) op de rijbaan bestemd voor het voor haar tegemoetkomende verkeer is gereden en aldus tegen de rijrichting in heeft gereden (zogenaamde spookrijden) op het moment dat een op die rijbaan rijdende en haar tegemoetkomende personenauto haar dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor, zij, verdachte, met het door haar bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak primair
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren op de gronden zoals door de rechtbank weergegeven in het beroepen vonnis. In diens visie was er sprake van een bewuste poging van verdachte om zichzelf van het leven te beroven.
De verdediging heeft een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld en het hof verzocht om verdachte integraal vrij te spreken.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een feit als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Vastgesteld kan worden dat de verdachte als bestuurster van een personenauto, rijdend op een door een verhoogde middenberm gescheiden tweebaansweg, zonder enige aanleiding de middenberm is overgestoken en op de verkeerde weghelft is terechtgekomen, waar zij frontaal in aanrijding is gekomen met een tegenligger. Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat het verkeersongeval te wijten is aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, tenzij omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk geworden waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken.
Het hof begrijpt het verweer van verdachte aldus dat het haar ten gevolge van een plotseling opgekomen black-out niet te verwijten is dat zij haar voertuig korte tijd niet onder controle had, gedurende die tijdsspanne op de andere weghelft terecht is gekomen en niet in staat is geweest om de aanrijding te voorkomen. Verdachte heeft verklaard dat zij zich niet kan herinneren dat zij via de middenberm op de linker rijbaan terecht is gekomen. Zij kan zich wel herinneren dat ze op een gegeven moment langzaam weer bijkwam. In die staat zag zij de auto van het slachtoffer op zich af komen.
Het hof merkt eerstens op dat verdachte vanaf het allereerste moment na het ongeval consistent is geweest in haar verklaring. Ook ter terechtzitting in hoger beroep is zij tijdens indringende ondervraging op authentieke wijze bij haar verklaring gebleven en heeft ten stelligste ontkend dat er sprake is geweest van een poging om zichzelf van het leven te beroven. De verklaring van verdachte vindt steun in zowel het rapport van psycholoog drs. I.J.G.P. Neissen d.d. 1 februari 2014 als in een overgelegde medische verklaring ter zake.
Hiervan uitgaande acht het hof afwezigheid van alle schuld aannemelijk en moet verdachte worden vrijgesproken van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 4 oktober 2013, in de gemeente Kerkrade, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kerkradersteenweg, komende uit de richting van de Wijngracht en gaande in de richting van de Kaalheidersteenweg, rijdende op de Kerkradersteenweg, over de (verhoogde) middenberm is gereden en (vervolgens) op de rijbaan bestemd voor het voor haar tegemoetkomende verkeer is gereden en aldus tegen de rijrichting in heeft gereden (zogenaamde spookrijden) op het moment dat een op die rijbaan rijdende en haar tegemoetkomende personenauto haar dicht was genaderd, waardoor zij, verdachte, met het door haar bestuurde motorrijtuig in aanrijding is gekomen met die personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde heeft de verdediging een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld. Zoals hiervoor reeds overwogen acht het hof afwezigheid van alle schuld aannemelijk.
De verdachte is daarom niet strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde en zal van alle rechtsvervolging worden ontslagen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. H. Eijsenga en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 11 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.