Ter zake punt b zoals genoemd in r.o. 10.6.2 oordeelt het hof als volgt. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] in nr. 26 van zijn conclusie van antwoord gereageerd op dit punt b. Hij heeft ook hierbij verwezen naar hetgeen hij eerder in nr. 21 van die conclusie heeft aangevoerd, dus dat deze werkzaamheden niet zijn uitgevoerd als gevolg van de houding en het handelen van [appellanten] Hij heeft verder betwist dat de door [appellanten] bij dagvaarding in eerste aanlag overgelegde productie 17 kan dienen als bewijs van hun stelling en aangevoerd dat zij geen schade lijden. Tenslotte heeft hij in nr. 26 van zijn conclusie van antwoord verwezen naar hetgeen hij eerder in die conclusie in nr. 13 heeft gesteld. In dat nummer heeft hij, voor zover hier relevant, gesteld gipswanden te hebben aangebracht. Hij heeft hierbij niet vermeld in welke vertrekken hij dat heeft gedaan. In nr. 23 van zijn memorie van antwoord heeft hij via verwijzing naar nr. 9 in die memorie aangevoerd dat de verklaring van elektricien [directeur van Esen Lights] (zie r.o. 10.6.2 hiervoor) niet is te beschouwen als een verklaring van een onafhankelijke deskundige.
Het hof oordeelt als volgt. Nu [geïntimeerde] niet heeft gesteld in welke vertrekken hij gipsplaten heeft aangebracht en ook heeft gesteld dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd als gevolg van de houding en het handelen van [appellanten], houdt het hof het ervoor dat hij geen gipsplaten heeft aangebracht op de muren en plafonds in het kantoor. Het hof weegt hierbij ook mee de verklaring van [directeur van Esen Lights] inhoudende, voor zover hier van belang, dat op de wanden en op het plafond van het kantoor geen gipsplaten waren aangebracht. De enkele stelling van [geïntimeerde] dat [directeur van Esen Lights] geen onafhankelijk deskundige is, betekent niet dat volledig aan deze door [directeur van Esen Lights] ondertekende verklaring kan worden voorbij gegaan. Gelet hierop kan het hof voorbij gaan aan de bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegde productie 17, een foto waarop is vermeld “gipsplaten berging en garage”.
Net als in r.o. 10.6.3 neemt het hof als uitgangspunt dat [geïntimeerde] blijkens zijn als productie 7 bij dagvaarding overgelegde creditnota van mening is dat [appellanten] gecrediteerd dienden te worden voor niet door [geïntimeerde] uitgevoerd werk dat hij volgens de offerte wel diende uit te voeren. Uit het door partijen over en weer gestelde leidt het hof af dat [geïntimeerde] dat niet uitgevoerde werk waarvoor hij [appellanten] heeft gecrediteerd, niet heeft uitgevoerd omdat [appellanten] hem niet in staat hebben gesteld dat werk uit te voeren. Bezien in dat licht behoeft de stelling van [geïntimeerde] dat hij deze onder b. genoemde werkzaamheden niet heeft uitgevoerd als gevolg van de houding en het handelen van [appellanten] nadere toelichting. Zonder toelichting, die ontbreekt, ziet het hof namelijk geen relevant verschil tussen “niet in staat stellen het werk uit te voeren” enerzijds en “niet uitgevoerd als gevolg van de houding en het handelen van [appellanten]” anderzijds, zodat [geïntimeerde] onvoldoende rechtvaardiging heeft gegeven voor zijn stelling dat [appellanten] niet hoeven te worden gecrediteerd ter zake deze niet door hem uitgevoerde werkzaamheden. Ook voor deze werkzaamheden moeten [appellanten] dan ook worden gecrediteerd.
Het hof begrijpt dat het aanbrengen van de gipsplaten in het kantoor behoort tot de werkzaamheden die in offerte zijn opgenomen. De offerte kent geen concrete post “aanbrengen van gipsplaten tegen muren en plafond van het kantoor” met vermelding van een concreet bedrag. Het hof begrijpt dat [appellanten] van mening zijn dat in de offerte een bedrag van € 1.447,- is opgenomen voor het aanbrengen van gipsplaten op de muren en plafonds in het kantoor. Zij hebben ter onderbouwing van dit bedrag bij dagvaarding in eerste aanleg als productie 15 overgelegde een factuur van Esen – Light van 22 december 2010. Gelet op deze factuur en met inachtneming van het feit dat de offerte geen concrete post kent “aanbrengen gipsplaten muren en plafond in het kantoor” met een concreet bedrag, kan [geïntimeerde] niet volstaan, zoals hij heeft gedaan, met de enkele stelling dat [appellanten] geen schade lijden omdat hij de betreffende gipsplaten niet heeft aangebracht, noch kan hij volstaan met een enkele betwisting van het door [appellanten] genoemde bedrag. [geïntimeerde] had in elk geval dienen te stellen welk bedrag in de offerte is opgenomen voor deze werkzaamheden. Dit leidt tot de conclusie dat als het hof terugkomt op zijn oordeel zoals hiervoor vermeld, het door [geïntimeerde] gecrediteerde bedrag van € 11.044,92 ook vermeerderd moet worden met € 1.447,-.