In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de toekenning van de 'schone lei' aan de appellante, die in een schuldsaneringsregeling verkeerde. De zaak betreft de vraag of de appellante toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name in verband met haar fiscale verplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling haar fiscale zaken onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd, wat heeft geleid tot onduidelijkheden. Echter, het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de boedel daadwerkelijk is benadeeld door deze tekortkomingen. De bewindvoerder had in haar eindverslag aangegeven dat de voorlopige teruggaven van de Belastingdienst niet als inkomen zijn aangemerkt, en dat de teruggaven zijn verrekend met de herziening van de kinderopvangtoeslag. Het hof concludeert dat, hoewel de appellante tekort is geschoten, deze tekortkoming van geringe betekenis is en daarom buiten beschouwing kan blijven. De 'schone lei' wordt alsnog verleend, wat betekent dat de schuldenaar na afloop van de schuldsaneringsregeling niet langer aansprakelijk is voor de schulden die onder de regeling vallen. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep, maar alleen voor zover het de 'schone lei' betreft, en verleent deze alsnog aan de appellante.