Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 13 februari 2015;
- de brief van de beschermingsbewindvoerder d.d. 24 februari 2015.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellant] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg van 20 januari 2015, waarin het verzoek van [appellant] was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden, en dat zijn psychosociale problematiek niet duurzaam beheersbaar was.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] een aanzienlijke schuldenlast heeft van € 67.982,93, waaronder schulden aan de Belastingdienst, ABN AMRO Bank, Enexis BV en het CJIB. De rechtbank had overwogen dat [appellant] een hennepplantage had geëxploiteerd, wat leidde tot zijn financiële problemen. Het hof heeft ook kennisgenomen van de verklaringen van [appellant] over zijn goede bedoelingen en zijn psychische kwetsbaarheid, maar oordeelt dat deze niet voldoende zijn om aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling te voldoen.
Het hof concludeert dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek te goeder trouw is geweest en dat zijn psychosociale problemen niet beheersbaar zijn. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en wijst het verzoek van [appellant] af.