ECLI:NL:GHSHE:2015:750

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
9 maart 2015
Zaaknummer
HV 200.154.722-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de schuldsaneringsregeling na vaststelling van duurzame beheersbaarheid van psychosociale problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van de appellant tot de schuldsaneringsregeling. De appellant, die kampt met psychosociale problematiek, had eerder een verzoek ingediend voor toelating tot deze regeling. Het hof had eerder, op 2 oktober 2014, een tussenarrest gewezen waarin de appellant de gelegenheid kreeg om aanvullende informatie te verstrekken over zijn situatie en de beheersbaarheid van zijn problematiek. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2015 heeft de appellant verklaard dat zijn situatie stabiel is en dat hij ondersteuning ontvangt van zijn beschermingsbewindvoerder en woonbegeleider. De beschermingsbewindvoerder en woonbegeleider hebben beiden positief getuigd over de voortgang van de appellant en zijn in staat om zijn financiële zaken te beheren.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant in het verleden een zwervend bestaan leidde, maar inmiddels een vast woonadres heeft en zijn schuldenlast op orde heeft. De appellant heeft ook aangegeven dat hij geen verdovende middelen meer gebruikt en dat hij zich bewust is van de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft de relevante wetgeving, met name artikel 288 van de Faillissementswet, in overweging genomen en geconcludeerd dat de appellant voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn psychosociale problematiek duurzaam beheersbaar is. Daarom heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank te vernietigen en het verzoek van de appellant tot toelating tot de schuldsaneringsregeling toe te wijzen. De griffier van het hof zal de rechtbank Oost-Brabant informeren over deze uitspraak voor de benoeming van een rechter-commissaris en bewindvoerder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 5 maart 2015
Zaaknummer : HV 200.154.722/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/277351 / FR RK 14-577
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.S.S. IJff.
als vervolg op het door dit hof op 2 oktober 2014 gewezen tussenarrest.

5.Het tussenarrest van 2 oktober 2014

Bij dit arrest heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden teneinde [appellant] in de gelegenheid te stellen een recente verklaring van de GGZ aan het hof toe te zenden, waaruit kan worden afgeleid dat [appellant], ondanks zijn psychische problematiek, in staat is aan de aan hem in het kader van de toepassing van de schuldsaneringsregeling opgelegde kernverplichtingen te voldoen, althans dat voornoemde problematiek thans beheersbaar is en dat (aanvullende) behandeling of begeleiding door de GGZ thans geen toegevoegde waarde heeft. Nadat het hof had vastgesteld dat een deel van de verklaring van [appellant] omtrent het ontstaan van zijn schulden en zijn levensloop lijkt te ontbreken is [appellant] eveneens in de gelegenheid gesteld om zo nodig alsnog de volledige verklaring te over te leggen.

6.De verdere loop van de procedure

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de brieven met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 21 oktober 2014, 22 oktober 2014 (tevens inhoudende een verzoek tot uitstel van de door dit hof te geven beslissing) en 11 december 2014, alsmede van het indieningsformulier met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 12 februari 2015.
6.2
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant], bijgestaan door mr. IJff;
- mevrouw [de beschermingsbewindvoerder] in haar hoedanigheid van informante, hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder;
- de heer [de woonbegeleider] in zijn hoedanigheid van informant, hierna te noemen: de woonbegeleider.
6.3.
Bij gelegenheid van de voortgezette zitting in hoger beroep is door [appellant], kort samengevat, het navolgende aangevoerd. [appellant] geeft aan dat het op dit moment goed met hem gaat; zijn situatie is, mede als een gevolg van de ondersteuning die hij van zijn beschermingsbewindvoerder, zijn woonbegeleider en zijn vriendin ontvangt, thans stabiel te noemen. [appellant] geeft tevens aan dat hij, ondanks het feit dat er voor hem in het kader van zijn WAJONG-uitkering geen arbeidsplicht geldt, toch heeft gesolliciteerd, maar dat hij, ondanks een prima referentie, helaas voor de baan is afgewezen. Voorts geeft [appellant] aan dat de intake bij de GGZ nog lopende is. [appellant] dient conform de huidige werkwijze van de GGZ eerst nog een aantal interactieve chatsessies met de GGZ te verrichten alvorens er daadwerkelijk tot een intake kan worden overgegaan. Hoe veel tijd een en ander nog in beslag zal gaan nemen weet [appellant] op dit moment niet, maar hij verwacht dat de intake op korte termijn zal geschieden. Tot slot verklaart [appellant] nadrukkelijk dat hij op dit moment geen verdovende middelen meer gebruikt – daarvan was met name sprake in de periode dat hij op straat zwierf maar die periode ligt reeds jaren ver achter hem - en dat hij bekend is met de gevolgen van het in het kader van de schuldsaneringsregeling niet nakomen van de verplichtingen. [appellant] onderkent het risico van een tussentijdse beëindiging en de daaraan onlosmakelijk verbonden tienjaarstermijn en hij geeft aan dat dit voor hem juist een extra drijfveer zal zijn om zijn kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling naar behoren na te komen.
6.4.
Desgevraagd heeft de beschermingsbewindvoerder bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat [appellant] op een juiste en adequate wijze met haar communiceert en zeer wel in staat moet worden geacht zijn eigen financiële zaken te beheren. Daarbij komt dat de schuldeisers thans met haar communiceren en niet meer met [appellant] zelf. [appellant] is daardoor een stuk rustiger geworden. De contacten met zijn schuldeisers vormden voor [appellant] in het verleden immers een bron van spanning De beschermingsbewindvoerder verklaart voorts nadrukkelijk er vertrouwen in te hebben dat [appellant] een eventuele schuldsaneringsregeling succesvol zal kunnen doorlopen en afronden.
6.5.
De woonbegeleider van het NEOS heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep desgevraagd verklaard dat zijn ervaringen met [appellant] uitsluitend positief zijn. Zijn begeleiding was er met name op gericht om [appellant] te activeren en er zijn in relatief korte tijd op dit gebied goede resultaten bereikt, [appellant] neemt nu zelf initiatief om bepaalde zaken die hij voorheen op zijn beloop liet aan te pakken. Ook de woonbegeleider is van mening dat [appellant] in staat moet worden geacht een eventuele schuldsaneringsregeling succesvol te kunnen doorlopen en afronden.

7.De beoordeling

7.1
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
7.1.1.
Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub a Fw wordt het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden. Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw wordt het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
7.1.2.
Vast staat dat een aantal schulden zoals die staan vermeld op de verklaring ex artikel 285 Fw in beginsel dienen te worden aangemerkt als schulden welke niet te goeder trouw zijn ontstaan dan wel onbetaald zijn gelaten. Het hof is op grond hiervan dan ook van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is dat [appellant] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het betreffende verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Het hof acht de hiervoor vermelde omstandigheden echter onvoldoende ernstig om afwijzing van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen nu naar het oordeel van het Hof voldoende aannemelijk is dat [appellant] de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden onder controle heeft gekregen (artikel 288 lid 3 Fw). Zo leidde [appellant] voorheen een zwervend bestaan als gevolg waarvan hij niet in staat was een goed en actueel overzicht van zijn schuldenlast te verkrijgen en te behouden. Thans heeft [appellant] echter een vast woon- en postadres en is zijn schuldenlast op een juiste wijze geïnventariseerd en vastgelegd. Daar komt bij dat [appellant] zich voorheen geconfronteerd zag met een niet adequaat opererende beschermingsbewindvoerder. Thans heeft [appellant] evenwel een beschermingsbewindvoerder die zich, voor zover het hof kan beoordelen, prima van haar taken kwijt en met welke beschermingsbewindvoerder [appellant], anders dan in het verleden het geval was bij eerdere (beschermings-)bewindvoerders, goede contacten onderhoudt. Er is derhalve duidelijk sprake van een bestendige en objectiveerbare gedragsverandering zijdens [appellant] die heeft geresulteerd in een duurzame wending ten goede.
7.1.3.
Vast staat eveneens dat er bij [appellant] sprake is van psychische problematiek. Het is juist dat de behandeling die [appellant] hiervoor ontvangt ten tijde van de toelatingszitting op 4 augustus 2014 nog moest beginnen en dat het beschermingsbewind van [appellant] ten tijde van voornoemde zitting nog geen maand van kracht was. De rechtbank achtte het derhalve, en naar het oordeel van het hof terecht, op dat moment dan ook te vroeg om te kunnen vaststellen of de psychische problematiek van [appellant] duurzaam, de rechtbank spreekt hierbij over een periode van ten minste zes maanden, beheersbaar was. Inmiddels loopt het beschermingsbewind van [appellant] ruim zeven maanden en heeft de beschermingsbewindvoerder bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep nadrukkelijk verklaard dat [appellant] goed met haar communiceert en zijn financiële zaken zelfstandig op orde weet te houden. Daar komt bij dat de woongebeleider van [appellant] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard dat de leefsituatie van [appellant] op dit moment stabiel kan worden genoemd. Voorts heeft [appellant] in de personen van zijn beschermingsbewindvoerder, zijn woonbegeleider en zijn vriendin een adequaat sociaal vangnet weten te creëren en zal er, naar verwachting op korte termijn, een intake bij de GGZ gaan plaatsvinden. Het hof is dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de psychosociale problematiek van [appellant] inmiddels duurzaam beheersbaar is (artikel 5.4.3. Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken). In dat verband wijst het hof ook onder meer nog op het Trajectplan met als datum uitdraai 11 februari 2015. Uit dit plan volgt dat [appellant] zijn post goed doorstuurt naar de bewindvoerder, dat [appellant] zelf ook in de gaten houdt of zijn beschermingsbewindvoerder de zaken goed oppakt, dat [appellant] regelmatig contact met zijn beschermingsbewindvoerder heeft en dat [appellant] gemaakte afspraken steeds sneller oppakt en hierin zelf initiatief neemt. Dit zijn allemaal aspecten die ook in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling van belang zijn met het oog op het uiteindelijk verkrijgen van de zogenoemde schone lei. Voornoemde aspecten onderstrepen bovendien dat zich bij [appellant] een positieve gedragsverandering heeft voorgedaan (vgl. ook hiervόόr, r.o. 7.1.2.).
7.2.
Het vonnis waarvan beroep zal, gelet op hetgeen met name thans in hoger beroep is gebleken, dan ook worden vernietigd en het verzoek van [appellant] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal alsnog worden toegewezen. Nu de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor het eerst in hoger beroep wordt uitgesproken, zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 292 lid 9 Fw.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep.
en opnieuw rechtdoende:
verklaart de schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van:
[appellant]
[adres]
[postcode] [woonplaats]
bepaalt dat de griffier van dit hof onverwijld aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant kennis geeft van deze uitspraak in verband met de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, P.J.M. Bongaarts en J.J. Minnaar en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2015.