ECLI:NL:GHSHE:2015:74

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 januari 2015
Publicatiedatum
16 januari 2015
Zaaknummer
F 200.145.854_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake partneralimentatie met betrekking tot wijziging van alimentatiebedragen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie tussen een man en een vrouw, die op 22 juli 1977 met elkaar zijn gehuwd en op 25 april 2005 zijn gescheiden. De man, appellant in principaal appel en verweerder in incidenteel appel, heeft verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 februari 2014 te vernietigen. Hij verzocht om de alimentatie te verlagen naar € 32 per maand met ingang van 1 juni 2013 en nihil per 1 januari 2014. De vrouw, verweerster in principaal appel en appellante in incidenteel appel, heeft in haar verweerschrift verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken en heeft zelf incidenteel appel ingesteld om de alimentatie te verhogen naar € 181 per maand met ingang van 1 juli 2013 en € 189 per maand met ingang van 1 januari 2014.

De mondelinge behandeling vond plaats op 9 december 2014, waarbij beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de inkomenssituatie van de man beoordeeld. Het hof oordeelde dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn berekeningen van de alimentatiebedragen juist zijn. De bestreden beschikking van de rechtbank werd vernietigd, en het hof heeft de alimentatie vastgesteld op € 90,14 per maand voor de periode van 1 juni 2013 tot 1 januari 2014 en € 78,09 per maand met ingang van 1 januari 2014. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 15 januari 2015
Zaaknummer: F 200.145.854/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/265312 FA RK 13-3246
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel
,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. T.W. van der Leij,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel
,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R. Lessy.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Breda, van 13 februari 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 april 2014, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in haar levensonderhoud met ingang van 1 juni 2013 nader wordt vastgesteld op een bedrag van € 32,= per maand en met ingang van 1 januari 2014 nader wordt vastgesteld op nihil, althans (subsidiair) nader wordt vastgesteld op een bedrag van € 53,64 per maand, althans dat het hof een beslissing neemt die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 mei 2014, heeft de vrouw verzocht de man in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel deze verzoeken af te wijzen.
Tevens heeft de vrouw incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de hoogte van de te betalen onderhoudsbijdragen van de man, in die zin dat het bedrag wordt gecorrigeerd, dat de man met ingang van 1 juli 2013 een bedrag van € 181,= dient te voldoen aan de vrouw ter zake de bijdrage in haar levensonderhoud en met ingang van 1 januari 2014 een bedrag van € 189,= per maand, ter zake een bijdrage in haar levensonderhoud, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op 25 juni 2014, heeft de man verzocht het incidenteel appel van de vrouw af te wijzen, dan wel ongegrond te verklaren voor wat betreft de hoogte van de alimentatiebedragen en de ingangsdatum.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 december 2014. Bij die gelegenheid zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 11 november 2014;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 17 november 2014.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel
3.1.
Partijen zijn op 22 juli 1977 in [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd. De tussen hen gewezen echtscheidingsbeschikking van 25 april 2005 van de rechtbank Breda, thans rechtbank Zeeland-West-Brabant, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 26 juli 2005.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 25 april 2005 heeft de rechtbank – voor zover thans van belang – bepaald dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw een bedrag van € 500,= per maand zal voldoen.
3.2.
Bij beschikking van 26 augustus 2008 heeft de rechtbank de partneralimentatie met ingang van 1 april 2008 nader vastgesteld op € 879,= per maand.
Dit hof heeft op 16 juni 2009 voormelde beschikking gewijzigd en vastgesteld dat de hoogte van de partneralimentatie met ingang van 21 oktober 2008 gelijk dient te zijn aan de beschikking van de rechtbank Breda van 25 april 2005, met vermeerdering van de indexering.
De bijdrage van de man beliep aldus in 2013 € 579,92 per maand.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van het hof van 16 juni 2009 gewijzigd en bepaald dat de man als bijdrage als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw moet voldoen:
  • een bedrag van € 32,= per maand met ingang van 1 juli 2013,
  • een bedrag van € 140,= per maand met ingang van 1 januari 2014.
3.4.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen. De grieven van partijen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Voor de stellingen van partijen verwijst het hof naar het beroepschrift van de man, het verweerschrift tevens inhoudende incidenteel appel van de vrouw en het verweerschrift in incidenteel appel van de man.
3.5.
De man heeft in hoger beroep onder overlegging van de daartoe benodigde schriftelijke bescheiden zijn inkomenssituatie, zijn lasten en zijn daaraan gekoppelde draagkracht becijferd over diverse periodes, welke becijfering het hof juist acht. Ter zitting van het hof heeft de man betoogd, zoals eveneens blijkt uit de producties 7 en 8 zoals overgelegd bij zijn verweerschrift in incidenteel appel, dat zijn draagkracht het toelaat om de volgende bijdragen aan de vrouw te voldoen ten behoeve van haar levensonderhoud:
- € 90,14 per maand in de periode van 1 juni 2013 tot 1 januari 2014;
- € 78,09 per maand met ingang van 1 januari 2014.
Het hof is van oordeel dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn becijferingen en de daaraan gekoppelde berekening van de bedragen van de partneralimentatie, die hij in staat is te betalen, juist zijn. Het hof zal deze berekening van de man volgen en de partneralimentatie bepalen op de door de man berekende bedragen.
De bestreden beschikking dient dan ook te worden vernietigd.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de bestreden beschikking behoudens voor zover het betreft de compensatie van de proceskosten;
en opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van 16 juni 2009 van dit gerechtshof als volgt;
bepaalt dat de man aan de vrouw voor haar levensonderhoud zal voldoen:
- € 90,14 per maand in de periode van 1 juni 2013 tot 1 januari 2014,
- € 78,09 per maand met ingang van 1 januari 2014, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.D.M. Lamers en M.K. de Menthon Bake en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2015.