In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de man toestemming is verleend om zijn kind, geboren uit de relatie met de moeder, te erkennen. De moeder, die zich verzet tegen deze erkenning, voert aan dat de erkenning negatieve gevolgen heeft voor haar en het kind, onder andere door haar emotionele weerstand en de problematische relatie met de man. De bijzondere curator heeft de rechtbank verzocht de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling is de moeder bijgestaan door haar advocaat, terwijl de man en zijn advocaat niet verschenen. Het hof heeft de belangen van de man, de moeder en het kind afgewogen. Het hof concludeert dat de erkenning van het kind door de man kan plaatsvinden, omdat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat de erkenning schadelijk zou zijn voor het kind. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de man toestemming is verleend tot erkenning van het kind. De beslissing is genomen op 5 maart 2015.