In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 maart 2014, waarin een zorgregeling voor de kinderen is vastgesteld. De vader, die psychische en lichamelijke klachten heeft, verzoekt de beschikking te vernietigen, omdat hij zich niet in staat voelt om de contactregeling na te komen. De moeder, die geen verweerschrift heeft ingediend, stelt dat het verdrietig is voor de kinderen dat zij geen contact met hun vader hebben en dat de vader meer betrokken zou moeten zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2015 zijn zowel de vader als de moeder gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de minderjarige [kind 1] de gelegenheid gegeven haar mening te uiten, en heeft kennisgenomen van een rapport van de raad.
Het hof overweegt dat het in het belang van de ontwikkeling van de kinderen is dat zij contact hebben met de niet-verzorgende ouder, in dit geval de vader. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder de ziekte van de vader en het feit dat de kinderen al bijna een half jaar geen contact met hem hebben gehad, oordeelt het hof dat verplicht contact onder de huidige omstandigheden niet in het belang van de kinderen is. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een zorgregeling af. De vader wordt aangespoord om, indien mogelijk, contact met de kinderen te onderhouden op een neutrale locatie, maar er wordt geen formele regeling vastgesteld.