ECLI:NL:GHSHE:2015:730

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
F 200.151.788_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging zorgregeling in hoger beroep tussen ouders met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 maart 2014, waarin een zorgregeling voor de kinderen is vastgesteld. De vader, die psychische en lichamelijke klachten heeft, verzoekt de beschikking te vernietigen, omdat hij zich niet in staat voelt om de contactregeling na te komen. De moeder, die geen verweerschrift heeft ingediend, stelt dat het verdrietig is voor de kinderen dat zij geen contact met hun vader hebben en dat de vader meer betrokken zou moeten zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2015 zijn zowel de vader als de moeder gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de minderjarige [kind 1] de gelegenheid gegeven haar mening te uiten, en heeft kennisgenomen van een rapport van de raad.

Het hof overweegt dat het in het belang van de ontwikkeling van de kinderen is dat zij contact hebben met de niet-verzorgende ouder, in dit geval de vader. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder de ziekte van de vader en het feit dat de kinderen al bijna een half jaar geen contact met hem hebben gehad, oordeelt het hof dat verplicht contact onder de huidige omstandigheden niet in het belang van de kinderen is. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een zorgregeling af. De vader wordt aangespoord om, indien mogelijk, contact met de kinderen te onderhouden op een neutrale locatie, maar er wordt geen formele regeling vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 5 maart 2015
Zaaknummer: F 200.151.788/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/232269 / FA RK 11-3311-2
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.C.R.E.M. Corsten,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
zonder advocaat.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 maart 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 juni 2014, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de daarbij vastgestelde zorgregeling tussen de vader en de kinderen.
2.2.
De moeder heeft geen verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 januari 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Corsten en door de heer Z. Hamidi, beëdigd tolk in de Marokkaanse taal;
  • de moeder;
  • de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger raad].
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarige [kind 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter
zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
[kind 1] heeft het hof tevens een brief d.d. 16 januari 2015 gestuurd. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het rapport van de raad van
3 september 2013.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [kind 1] (hierna: [kind 1]), op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats],
  • [kind 2] (hierna: [kind 2]), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
  • [kind 3] (hierna: [kind 3]), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen iedere zaterdag van 12.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan. Hij is te ziek om op dit moment een contactregeling met de kinderen na te komen. De vader heeft psychische en lichamelijke klachten, gerelateerd aan de echtscheiding en samenhangend met cultuurverschillen tussen Nederland en Marokko. Daarnaast is de vader al langer bekend met depressies. In ieder geval zou sprake moeten zijn van een geleidelijke opbouw van de contactregeling.
Ter zitting heeft de vader verklaard dat hij zich niet in staat voelt om thuis contact met de kinderen te hebben. Wanneer de kinderen hem bellen, is hij bereid op een neutrale plek contact met hen te hebben, mits hij zich goed voelt.
3.5.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan. Het verdriet de kinderen zeer dat zij geen contact met hun vader hebben. Voor het overige gaat het goed met de kinderen, ook op school. De moeder vindt dat de vader zich meer zou moeten inzetten om contact met de kinderen te onderhouden. Contact tussen de vader en de kinderen bij de moeder thuis legt teveel druk op haar. Volgens de moeder is de door de rechtbank vastgestelde regeling alleen zinvol, als er ook vanuit de vader behoefte is aan contact met de kinderen. Anders zou dit contact voor de kinderen niet veilig zijn.
3.6.
De raad heeft ter zitting geadviseerd om een contactregeling vast te stellen, waarbij de vader gedurende een dagdeel per maand op een neutrale plek contact met de kinderen heeft. De kinderen hebben recht op contact met de vader. De vader zou hulp voor zijn problemen moeten zoeken.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
Voorop staat dat het in het belang van de ontwikkeling van de kinderen is dat zij contact
hebben met de niet-verzorgende ouder, in deze zaak de vader. De vader heeft ook een zorgplicht die hij in beginsel moet nakomen. Uit het rapport van de raad alsmede uit het gesprek met [kind 1] blijkt dat de kinderen behoefte hebben aan contact met de vader. Het hof doet een beroep op de vader om, ondanks zijn ziekte, op dit punt zijn verantwoordelijkheid te nemen. Het hof geeft partijen voorts in overweging om passende hulpverlening voor de kinderen te zoeken, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar een kindercoach voor hen.
De moeder heeft verklaard dat een contactregeling zoals vastgesteld door de rechtbank alleen zinvol is, als er ook vanuit de vader behoefte is aan contact met de kinderen en er daartoe een mogelijkheid is. Dit contact zou anders voor de kinderen niet veilig zijn.
Gebleken is dat de kinderen, ondanks de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling, al bijna een half jaar geen contact meer met de vader hebben gehad. De vader heeft verklaard dat hij zich te ziek voelt om een zorgregeling met de kinderen na te komen. Het hof is van oordeel dat (verplicht) contact tussen de vader en de kinderen onder de huidige omstandigheden in strijd moet worden geacht met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Voorkomen moet worden dat de kinderen keer op keer geconfronteerd worden met een zorgregeling die door de vader in de praktijk niet wordt nageleefd.
De vader heeft ter zitting wel verklaard dat hij op initiatief van de kinderen op een neutrale locatie af en toe contact met hen wil hebben, mits hij zich goed voelt. Deze intentie biedt onvoldoende grondslag om daar een voor de kinderen betrouwbare regeling op vast te stellen. Wel gaat het hof er daarbij vanuit dat de vader deze door hem uitgesproken intentie waarmaakt, als het zover komt.
3.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te worden vernietigd.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 maart 2014, voor zover daarbij een regeling is vastgesteld inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader, betreffende de contacten tussen de minderjarigen [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats], [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], en [kind 3], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] en de vader,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en de hiervoor genoemde minderjarigen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, O.G.H. Milar en
M.L.F.J. Schyns en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2015.