In deze zaak gaat het om een ongewenst verklaarde vreemdeling van Algerijnse afkomst die in hoger beroep is gegaan tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken voor het onrechtmatig verblijf in Nederland, terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard. De verdachte heeft aangevoerd dat hij niet in staat was om Nederland te verlaten, wat hij onderbouwde met het feit dat hij geen toegang had tot zijn Algerijnse identiteitsdocumenten. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte geen schuld had aan zijn onrechtmatige verblijf, omdat hij geen gehoor kon geven aan de verplichting om Nederland te verlaten. Het hof heeft geoordeeld dat het beroep op overmacht slaagde, waardoor de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte niet strafbaar, terwijl de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf werd afgewezen. De uitspraak vond plaats op 5 maart 2015.