3.2.De feiten en het geschil in eerste aanleg
a. [appellant] is in dienst geweest van [bedrijf] Logistics als chauffeur van 14 april 2003 tot 14 juni 2012. Aanvankelijk werkte hij vanuit de vestiging in [vestigingsplaats]. Met ingang van 1 juli 2009 werkte hij vanuit de vestiging in [vestigingsplaats].
b. De woonplaats van [appellant], [woonplaats], ligt op ongeveer 42 km afstand van zijn laatste standplaats in [vestigingsplaats] en op ongeveer 86 km afstand van zijn voormalige standplaats in [vestigingsplaats].
c. [bedrijf] Logistics betaalde/betaalt geen reguliere reiskostenvergoeding (kilometervergoeding) voor woon/werkverkeer aan haar chauffeurs.
d. In verband met de wijziging in standplaats, die een gevolg was van ongunstige economische ontwikkelingen, waardoor ter voorkoming van ontslagen een herverdeling van werk en auto’s noodzakelijk was, is op 28 mei 2009 tussen [bedrijf] Logistics enerzijds en de vakorganisaties FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbonden anderzijds onder meer het volgende overeengekomen:
“6. Er wordt naar gestreefd dat chauffeurs in principe, bij einde dienst, de wagen/trekker mee naar huis kunnen nemen. Onder het begrip ‘Thuis’ dient tevens te worden verstaan ‘de thuisbasis’/vestiging.
7. Conform Artikel 34 A - Vergoeding van reiskosten-CAO Goederenvervoer Nederland zullen de extra kosten voor woon/werkverkeer vergoed worden volgende de geldende fiscale normen. In tegenstelling tot het gestelde in artikel 34 A geldt deze afspraak niet voor één jaar maar voor drie jaar.”
e. In de CAO Goedervervoer Nederland, geldend van 1 oktober 2008 tot 1 januari 2010, (hierna: de CAO) is in artikel 34 onder meer bepaald:
“A - Vergoeding van reiskosten
“1. De werknemer die dienst heeft buiten standplaats wordt behoudens de gevallen waarin een afzonderlijke detacheringsregeling is getroffen, de werkelijk betaalde reiskosten vergoed, indien de reis niet heeft kunnen plaatsvinden met de middelen van vervoer, waarvoor kosteloos vervoer is of bij tijdig aanvragen had kunnen worden verleend.
2. a. Bij verplaatsing van het bedrijf en bij overplaatsing van werknemers worden gedurende één jaar de extra kosten voor woon/werkverkeer vergoed volgens de geldende fiscale normen. Deze fiscale normen worden ook gehanteerd bij de reiskosten als bedoeld in artikel 34 D (vergoeding ADR-certificaat).
b. De uit lid 2a voortvloeiende extra reistijd wordt gedurende één jaar vergoed op basis van het geldende uurloon, behorende bij het functieloon dat op de werknemer van toepassing is met dien verstande dat deze tijd niet in de overurenvaststelling wordt betrokken.”
[appellant] vordert (in eerste aanleg en in hoger beroep) de vergoeding van kosten woon/werkverkeer over een periode van drie jaar met een beroep op de, hiervoor onder d. vermelde, gemaakte afspraken. Toen hij in [vestigingsplaats] was gestationeerd had hij volgens hem geen reiskosten omdat hij de bedrijfsauto/vrachtauto kon gebruiken voor woon/werkverkeer. Na de overplaatsing naar [vestigingsplaats] moest hij van en naar het werk met eigen ervoer.
De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen en daartoe als volgt geoordeeld:
“De afspraken zoals gemaakt met de vakbonden zien op een langere reisafstand als gevolg van overplaatsing van de werknemer of verplaatsing van de vestiging. Deze afspraken hebben geen betrekking op een wijziging in beleid ten aanzien van het gebruik maken van de bedrijfsauto voor woon/werkverkeer. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] een expliciet recht heeft verworven op het meenemen van de bedrijfsauto.
In de afspraak d.d. 28 mei 2009 met de vakbonden is slechts opgenomen dat ernaar wordt gestreefd dat de wagen/trekker bij einde dienst mee naar huis mag worden genomen.
Hierover is kennelijk expliciet door de vakbonden met [bedrijf] Logistics gesproken. Echter is hierover niet meer dan dit overeengekomen, en met name niet dat als de wagen minder vaak mee naar huis zou kunnen in de andere vestiging, hiervoor compensatie dient te worden betaald.
De stelling van [appellant] dat andersluidende afspraken met twee van zijn collega’s zouden zijn gemaakt nadat deze geageerd hadden, wordt door [bedrijf] Logistics betwist. Deze stelling heeft echter, ook indien bewezen, niet tot gevolg dat [appellant] aan dergelijke individuele en van de CAO afwijkende afspraken rechten kan ontlenen.”