ECLI:NL:GHSHE:2015:632

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 februari 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
20-002531-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de politie tot binnentreden zonder toestemming van de bewoner in geval van ernstig gevaar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplegen van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof oordeelde dat de politie bevoegd was om zonder toestemming van de bewoner de woning te betreden, omdat er sprake was van een uitzonderingssituatie waarin ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en goederen bestond. Dit gevaar was ontstaan door wateroverlast die de kans op brandgevaar door elektriciteit vergrootte. De verdachte had zijn woning ter beschikking gesteld voor het telen van hennep, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. Het hof sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar achtte hem wel medeplichtig aan het telen van hennep. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-002531-12
Uitspraak : 27 februari 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 16 juli 2012 in de strafzaak met parketnummer 02-239843-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - medeplegen van telen van hennep (feit 1 primair) en diefstal van elektriciteit in vereniging met verbreking (feit 2 primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 dagen.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde en hem ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat alleen het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard en een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof - anders dan de politierechter - de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en onder 2 primair (en subsidiair) ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair:hij in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 10 mei 2011, in elk geval op of omstreeks 10 mei 2011, te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een aan de [A-straat] gelegen woning en/of pand [nummer 32]) ongeveer 84 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
subsidiair:een of meerdere (tot op heden) (onbekend gebleven) personen/persoon in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 10 mei 2011, in elk geval op of omstreeks 10 mei 2011, te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans met elkaar, althans alleen, opzettelijk hebben/heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben/heeft gehad (in een aan de [A-straat] gelegen woning en/of pand (nummer 32) ongeveer 84 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 10 mei 2011, in elk geval op of omstreeks 10 mei 2011, te Tilburg, opzettelijk die woning en/of dat pand (althans in elk geval een of meerdere delen daarvan) aan die (tot op heden) (onbekend gebleven) personen/persoon en/of hun/diens/haar mededader(s) (onder) te verhuren en/of ter beschikking te stellen;
2.
primair:hij in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 10 mei 2011, in elk geval op of omstreeks 10 mei 2011, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben/heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder hun/zijn/haar bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:een of meerdere (tot op heden) (onbekend gebleven) personen/persoon in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 10 mei 2011, in elk geval op of omstreeks 10 mei 2011, te Tilburg ([A-straat]), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een aldaar gelegen woning en/of pand [nummer 32]) hebben/heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (tot op heden) (onbekend gebleven) personen/persoon en/of hun/zijn/haar mededader(s) en/of aan hem, verdachte waarbij die (tot op heden) (onbekend gebleven) personen/persoon en/of hun/zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben/heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder hun/zijn/haar bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
in of omstreeks de periode 1 april 2011 tot en met 10 mei 2011, in elk geval op of omstreeks 10 mei 2011, te Tilburg, opzettelijk die woning en/of dat pand (althans in elk geval een of meerdere delen daarvan) aan die (tot op heden) (onbekend gebleven) personen/persoon en/of hun/diens/haar mededader(s) (onder) te verhuren en/of ter beschikking te stellen en/of die (tot op heden) (onbekend gebleven) personen/persoon en/of hun/diens/haar mededader(s) de/een meterkast en/of elektriciteitsinstallatie en/of elektriciteitsaansluiting in die woning en/of dat pand ter beschikking te stellen en/of toegang te verlenen tot die meterkast en/of elektriciteitsinstallatie en/of elektriciteitsaansluiting.
Vrijspraak
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte zijn woning aan de [A-straat] 32 te Tilburg aan een ander ter beschikking heeft gesteld voor het telen van hennep. In die woning was een hennepkwekerij ingericht (feit 1) ten behoeve waarvan de elektriciteit illegaal werd onttrokken (feit 2).
Feit 1 primair
Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen. Niet is gebleken van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en degene aan wie hij de woning ter beschikking heeft gesteld, dat van medeplegen van het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van hennep kan worden gesproken.
Feit 2 primair
Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen. Niet is gebleken van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en degene aan wie hij de woning ter beschikking heeft gesteld, dat van diefstal door middel van braak en/of verbreking in vereniging kan worden gesproken.
Feit 2 subsidiair
Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof het onder 2 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. Niet is gebleken dat het opzet van de verdachte (al dan niet in voorwaardelijke zin) was gericht op het gronddelict, te weten de diefstal door middel van braak en/of verbreking van elektriciteit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
een onbekend gebleven persoon in de periode van 1 april 2011 tot en met 10 mei 2011 te Tilburg opzettelijk heeft geteeld in een aan de [A-straat] gelegen woning (nummer 32) 84 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door
in de periode van 1 april 2011 tot en met 10 mei 2011 te Tilburg opzettelijk die woning aan die onbekend gebleven persoon ter beschikking te stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De bewijsmiddelen maken onderdeel uit van het dossier van de regiopolitie Midden en West-Brabant, registratienummer PL204F 2011093716, sluitingsdatum 12 augustus 2011.

1. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [V1], [V2] en [V3] d.d. 1 augustus 2011 (p. 22-23), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten:

Op 10 mei 2011 hebben wij een onderzoek ingesteld op locatie [A-straat] 32 te Tilburg. Op de eerste verdieping zag ik, [V1], een open ruimte. In deze ruimte stond een tent. In deze tent zag ik een ingerichte hennepkwekerij. Later bleken er 84 planten te staan welke ongeveer 40 à 50 centimeter groot waren.

2. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [V4] d.d. 31 mei 2011 (p. 24-25), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant:

Op 31 mei 2011 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan mij ter beschikking werd gesteld.
Verbalisant: [V1]
Deze partij was in beslag genomen bij de verdachte: [verdachte].
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit drie plantdelen/planttoppen.
De genoemde planten/plantdelen, waaraan de hars niet was onttrokken, werden door mij herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep.
De aangeboden monsters werden getest conform het gestelde in de ‘Forensisch technische norm 120.02’ waarbij gebruik werd gemaakt van MMC Cannabis test. De tests gaven een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep.

3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 augustus 2011 (p. 26-29), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van de verdachte:

Ik sta ingeschreven op het adres [A-straat] 32 te Tilburg. De woning is eigendom van mij voor 100%. Ik heb de hennepkwekerij aan laten leggen. Iemand anders zou al het werk doen. Ik hoefde alleen mijn huis ter beschikking te stellen. Volgens mij stonden er ongeveer 80 hennepplanten in mijn woning. De kwekerij stond op de eerste verdieping. Het stond er ongeveer 3 of 4 weken.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de politie zonder machtiging en daarom onrechtmatig in de woning is binnengetreden. Artikel 2, derde lid, van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) vereist weliswaar geen machtiging indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden, maar in dit geval was het binnentreden door de politie niet nodig voor het verlenen van hulp, aangezien de brandweer reeds ter plaatse was gekomen. Door het onrechtmatige binnentreden is inbreuk gemaakt op het huisrecht. Het als gevolg van het binnentreden verkregen bewijsmateriaal dient daarom van het bewijs te worden uitgesloten, hetgeen dient te leiden tot vrijspraak, aldus de raadsman.
Daargelaten de vraag of de verdachte, die in de ten laste gelegde periode zelf geen gebruik maakte van de woning (p. 26 dossier), in de gegeven omstandigheden een beroep op het huisrecht toekomt, overweegt het hof als volgt.
Ingevolge artikel 2 van de - ten tijde van het ten laste gelegde toepasselijke - Politiewet 1993 heeft de politie tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.
Op grond van artikel 8, tweede lid, van de Politiewet 1993 heeft de ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, toegang tot elke plaats, voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, redelijkerwijs nodig is. Het vijfde lid van dit artikel houdt in dat de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in onder meer het tweede lid, in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd dient te zijn.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Awbi, is - voor zover in deze zaak relevant - voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner een schriftelijke machtiging vereist. Op grond van het derde lid van dit artikel is een dergelijke machtiging niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [V1] (hoofdagent van politie), [V2] (brigadier van politie) en [V3] (surveillant van politie) d.d. 1 augustus 2011 (p. 22-23) houdt - voor zover hier relevant - het volgende in:
“Op dinsdag 10 mei 2011 waren wij, verbalisanten, in uniform gekleed en belast met toezicht in Tilburg. Omstreeks 17.40 uur kwam de melding dat er water uit de woning kwam, gelegen aan de [A-straat] 32 te Tilburg. Ik, verbalisant [V1], was als eerste ter plaatse samen met de brandweer. Ik constateerde dat er veel water uit de voor- en zijgevel van de woning kwam. Er werd niet opengedaan toen ik aanbelde en klopte. Hierbij besloot ik om de voordeur te laten forceren door de brandweer, zodat de wateroverlast zoveel mogelijk gereduceerd kon worden. Op basis van artikel 2 Politiewet werd de woning dus betreden. Ik zag dat het water via de trap van de eerste verdieping kwam gestroomd. Ook zag ik op de begane grond het water via de plafonds naar beneden komen.
Wij, verbalisanten, zagen dat het water langs de elektriciteitspunten in het plafond langs kwam. Tevens stond er een laag water op de begane grond. Doordat er nog spanning op de elektriciteitspunten stond kon dit gevaarlijke situaties opleveren.”
Verbalisant [V1] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 16 juli 2012 - voor zover hier relevant - als getuige het volgende verklaard:
“Er kwam zoveel water naar buiten dat er iets moest gebeuren. Er werd eerst geklopt en aangebeld. Niemand opende de deur van het pand. Ik vond het nodig om de deur van het pand te openen, gezien het gevaar dat het stromende water in contact zou kunnen komen met elektriciteit. De raadsman vraagt mij naar de juridische basis om de deur te openen. Er werd niet opengedaan. Ik wist niet wanneer er iemand thuis zou komen. Om ernstige schade te voorkomen, werd de deur geopend.”
Het hof is van oordeel dat de uitzonderingssituatie van artikel 2, derde lid, van de Awbi, zich voordeed en verbalisant [V1] bevoegd was om zonder toestemming van de bewoner en zonder machtiging tot binnentreden de woning te betreden, aangezien uit het hiervoor weergegeven relaas en de hiervoor weergegeven getuigenverklaring van [V1] volgt dat ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen (het voorkomen dat het stromende water in contact zou komen met elektriciteit, met brandgevaar tot gevolg) en goederen (het tegengaan van ernstige waterschade) terstond in de woning moest worden binnengetreden.
De enkele omstandigheid dat de brandweer ook ter plaatse was gekomen en - kennelijk tegelijkertijd met verbalisant [V1] - in de woning is binnengetreden, doet niet af aan de bevoegdheid van [V1] om op grond van artikel 8, tweede lid, van de Politiewet 1993 ter hulpverlening de woning te betreden.
Nu het binnentreden rechtmatig heeft plaatsgevonden, verwerpt het hof het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
De raadsman heeft oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf bepleit en heeft verzocht om aan de verdachte geen geldboete op te leggen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft uit financieel gewin zijn woning aan een ander ter beschikking gesteld voor het telen van hennep. In de woning was een hennepkwekerij met 84 planten ingericht. Aldus heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de illegale teelt van hennep.
Gelet op het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde, de omstandigheid dat het aandeel van de verdachte beperkt is gebleven tot medeplichtigheid, de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd en de omstandigheid dat de verdachte niet eerder werd veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet, zal het hof volstaan met oplegging van een taakstraf voor de duur van 30 uren.
Het hof komt tot een minder zware strafoplegging dan de politierechter, nu het hof niet komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. De door de raadsman bepleite geheel voorwaardelijke taakstraf brengt de ernst van het bewezen verklaarde echter onvoldoende tot uitdrukking.
De raadsman heeft strafvermindering bepleit wegens overschrijding van de redelijke termijn, gelet op het tijdsverloop tussen het vonnis van de politierechter en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden, nu tussen het instellen van het hoger beroep (16 juli 2012) en het arrest van het hof (27 februari 2015) een periode van twee jaren en ruim zeven maanden is verstreken, derhalve meer dan de redelijk te achten termijn van twee jaren. Gelet op de duur van de op te leggen taakstraf zal het hof echter volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 48 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders onder 1 subsidiair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 27 februari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Mols is buiten staat dit arrest te ondertekenen.