ECLI:NL:GHSHE:2015:624

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 februari 2015
Publicatiedatum
27 februari 2015
Zaaknummer
F 200.151.426_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontslag bewindvoerder en benoeming opvolgend bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de rechthebbende tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder werd afgewezen. De rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat, heeft aangevoerd dat de bewindvoerder zijn taken niet naar behoren uitvoert, wat heeft geleid tot financiële problemen en een verstoorde communicatie. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 januari 2015, waarbij ook de stiefvader van de rechthebbende als informant werd gehoord. De bewindvoerder heeft de beschuldigingen betwist en gesteld dat hij voldoende bereikbaar is en zich inspant om de financiële situatie van de rechthebbende te verbeteren.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en vastgesteld dat de bewindvoerder niet tekortgeschoten is in zijn taken. De rechthebbende heeft zelf ook bijgedragen aan de problemen door meerdere abonnementen af te sluiten zonder medeweten van de bewindvoerder. Het hof concludeert dat er geen gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan, maar dat de voortzetting van het bewind niet langer zinvol is. De rechthebbende heeft aangegeven dat hij in staat is om zelf zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Daarom heeft het hof besloten het bewind op te heffen met ingang van 26 februari 2015, terwijl de eerdere beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 26 februari 2015
Zaaknummer: F 200.151.426/01
Zaaknummer eerste aanleg: 2565936 BM VERZ 13-4919
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. E.J.L. van de Glind,
Als belanghebbende in de onderhavige zaak kan worden aangemerkt:
[de bewindvoerder], h.o.d.n. Bewindvoerderskantoor [Bewindvoerderskantoor] B.V.,
kantoorhoudende te [kantoorplaats],
hierna te noemen: de bewindvoerder,
zonder procesvertegenwoordiging.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 april 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 juni 2014, heeft de rechthebbende verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en op grond van artikel 1:448 lid 1 de heer [de bewindvoerder] te ontslaan als bewindvoerder over alle onder het bewind vallende goederen die toebehoren aan de rechthebbende en verder een bewindvoerder van H3 Bewindvoeringen, gevestigd en kantoorhoudende te [kantoorplaats], als opvolgend bewindvoerder van de rechthebbende te benoemen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. R. Jacobs, waarnemend voor mr. Van de Glind;
  • de bewindvoerder.
Tevens is de stiefvader van de rechthebbende verschenen, die als informant door het hof is gehoord.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen (waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 9 april 2014) van de advocaat van de rechthebbende d.d. 14 juli 2014;
  • de brief met één bijlage van de bewindvoerder d.d. 25 augustus 2014;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende d.d. 28 augustus 2014;
  • het faxbericht van de bewindvoerder d.d. 14 januari 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking d.d. 2 juni 2010 heeft de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, voor de periode van vijf jaar bewind ingesteld over alle goederen die aan de rechthebbende toebehoren en zullen toebehoren en de heer [de bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder, afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert – kort samengevat – aan dat de bewindvoerder zijn taken niet naar behoren uitvoert en dat tussen hen sprake is van slechte communicatie en een verstoorde verhouding.
Het komt volgens de rechthebbende regelmatig voor dat rekeningen en/of aanmaningen niet tijdig worden betaald. Hierdoor wordt de rechthebbende opgezadeld met extra kosten, zoals aanmanings- en incassokosten. Bovendien zou een aantal keren de uitkering van de rechthebbende zijn stopgezet. De rechthebbende weet hier echter niets van. Het is volgens de rechthebbende aan de bewindvoerder om tijdig en adequaat in overleg te treden met schuldeisers. Dit heeft de bewindvoerder volgens de rechthebbende niet gedaan.
De communicatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder verloopt eveneens zeer moeizaam. De bewindvoerder is moeilijk bereikbaar voor de rechthebbende. Voorts heeft de bewindvoerder geen duidelijkheid verschaft over de inkomsten en uitgaven van de rechthebbende.
Als gevolg van de slechte communicatie slaapt de rechthebbende onrustig en is sprake van boosheid, slapeloosheid en agressie. Om die reden dient de rechthebbende het contact met de bewindvoerder steeds via hulpverlening of familieleden te laten verlopen. Door de problemen van de rechthebbende is op enig moment de hulpverlening weggevallen. Per 1 mei 2014 woont de rechthebbende in [plaats]. Hij wordt daar weer ondersteund door Radar (maatschappelijk werk).
De rechthebbende weet niets over het afkopen van zijn pensioen.
Volgens de rechthebbende is sprake van gewichtige redenen om de taak van de bewindvoerder te beëindigen, nu het aan het veronderstelde en noodzakelijk minimum aan vertrouwen tussen de rechthebbende en de bewindvoerder ontbreekt.
3.5.
De bewindvoerder heeft ter zitting – kort samengevat – betwist dat hij zijn taken niet naar behoren uitvoert.
De bewindvoerder stelt dat hij kan aantonen dat de rechthebbende zijn pensioen heeft afgekocht.
De bewindvoerder voert voorts aan dat de rechthebbende aan het regelen is dat hij via een notaris de erfenis van zijn vader kan aanvaarden. Hij stelt dat de rechthebbende uit die erfenis een zodanig inkomen zal kunnen genereren, dat die geen Wwb-uitkering meer nodig heeft.
Tevens wenst de rechthebbende een hypotheek op zijn woonwagen af te lossen. De bewindvoerder heeft geen zicht op de waarde van de woonwagen en de hoogte van de hypotheek, zodat hij niet kan beoordelen of het fiscaal aantrekkelijker is om de hypotheek te behouden.
Het is de bewindvoerder ook gebleken dat de rechthebbende een brommer op zijn naam heeft staan. De bewindvoerder heeft de rechthebbende met veel moeite ervan kunnen overtuigen dat hij, als hij de brommer niet gebruikt, er afstand van dient te doen, aangezien hij anders het risico loopt dat hem boetes worden opgelegd.
De bewindvoerder wijst er voorts op dat het vrijwilligerswerk van de rechthebbende is beëindigd, dat hij in aanraking is gekomen met de politie vanwege zijn hond en dat nu ook de hulpverlening in [plaats] heeft ervaren dat de rechthebbende verbaal agressief kan reageren en om die reden niet meer op huisbezoek gaat.
De bewindvoerder stelt dat hij wel voldoende bereikbaar is voor de rechthebbende. Iedere maandag wordt een postronde gehouden. De post wordt dan opgehaald en cliënten worden in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen. De rechthebbende kiest er vaak voor om van die gelegenheid geen gebruik te maken, maar stelt dan later wel dat bepaalde dingen niet duidelijk zijn.
Hoewel de rechthebbende stelt dat hem door Vodafone door toedoen van de bewindvoerder incassokosten zijn opgelegd, voert de bewindvoerder aan dat hem bekend is dat de rechthebbende op eigen initiatief bij Vodafone meerdere abonnementen heeft afgesloten. De stiefvader van de rechthebbende stelt de bewindvoerder regelmatig op de hoogte als de rechthebbende weer een overeenkomst is aangegaan. De rechthebbende informeert de bewindvoerder hier niet rechtstreeks over.
De bewindvoerder stelt dat er bij aanvang van het bewind schulden waren, maar dat die schulden al snel zijn afgelost. De bewindvoerder heeft de indruk dat de rechthebbende niet langer geholpen wil worden. Daarom acht de rechthebbende geen grond meer aanwezig om het bewind nog langer te laten voortduren.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Op grond van artikel 1:448 lid 2 jo artikel 1:432 lid 1 BW wordt op verzoek van de rechthebbende aan een bewindvoerder ontslag verleend wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
3.6.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:449 lid 2 kan de (kanton)rechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
3.6.3.
Het verzoek van de rechthebbende strekt tot ontslag van de bewindvoerder en tot benoeming van een opvolgend bewindvoerder. In de onderhavige zaak is aan de orde of sprake is van gewichtige redenen om de bewindvoerder te ontslaan.
Het is het hof, anders dan de rechthebbende stelt, op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting geenszins gebleken dat de bewindvoerder is tekortgeschoten in de uitoefening van de op hem rustende taken en verantwoordelijkheden.
Het hof stelt vast dat de bewindvoerder wel degelijk voldoende getracht heeft met de rechthebbende in overleg te treden en dat hij voldoende beschikbaar voor hem is geweest. Voorts heeft de bewindvoerder zich ingespannen om schulden van de rechthebbende af te lossen. Het is voor het hof niet geheel inzichtelijk wie verantwoordelijk is voor het onbetaald laten van een rekening van Vodafone, maar voor zover de bewindvoerder op dit punt een steek zou hebben laten vallen, is het hof van oordeel dat dit onvoldoende is om te concluderen dat hij zijn werkzaamheden niet naar behoren zou hebben uitgevoerd. Daarbij overweegt het hof dat, zoals door de bewindvoerder onbetwist is gesteld, de rechthebbende zonder medeweten van de bewindvoerder meerdere telefoonabonnementen heeft afgesloten, zodat naar het oordeel van het hof de daaruit voortvloeiende betalingsproblemen (ook) aan hemzelf kunnen worden verweten.
Het hof ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding om het verzoek van de rechthebbende toe te wijzen.
3.6.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.6.5.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof evenwel van oordeel dat voortzetting van het bewind van de rechthebbende niet (langer) zinvol is te achten.
Het hof acht op grond van de gemotiveerde onderbouwing van de bewindvoerder aannemelijk dat hij door de houding van de rechthebbende gehinderd wordt in de uitvoering van zijn werkzaamheden. De rechthebbende is niet bereid gebleken tot enig constructief overleg met de bewindvoerder. Hoewel de rechthebbende stelt dat de bewindvoerder voor hem onbereikbaar is, is ter zitting gebleken dat de rechthebbende zelf geen gebruik maakt van de daartoe georganiseerde postrondes. Voorts is gebleken dat de rechthebbende onvoldoende inlichtingen aan de bewindvoerder verstrekt. Ook de hulpverlening heeft moeite met de houding van de rechthebbende, die verbaal agressief kan zijn. Om die reden zijn eerdere samenwerkingen beëindigd en legt de huidige hulpverlening geen huisbezoeken meer af.
De rechthebbende heeft ter zitting te kennen gegeven zich erin te kunnen vinden indien het bewind thans reeds zou worden opgeheven. De stiefvader van de rechthebbende heeft ter zitting verklaard dat hij de rechthebbende voortaan wel in staat acht zelf zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk te kunnen waarnemen.
3.6.6.
In het voorgaande ziet het hof voldoende aanleiding om het bewind over de goederen van de rechthebbende, dat overigens slechts was uitgesproken voor een periode van vijf jaar, derhalve tot 2 juni 2015, reeds met ingang van de datum van deze beschikking op te heffen.
3.7.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing van het hof.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 april 2014 tot heden, 26 februari 2015;
heft het bewind over de goederen van [appellant], geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats], met ingang van 26 februari 2015 op;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld-van der Slikke, E.L. Schaafsma-Beversluis en M.K. de Menthon Bake en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2015.