De bewindvoerder heeft ter zitting – kort samengevat – betwist dat hij zijn taken niet naar behoren uitvoert.
De bewindvoerder stelt dat hij kan aantonen dat de rechthebbende zijn pensioen heeft afgekocht.
De bewindvoerder voert voorts aan dat de rechthebbende aan het regelen is dat hij via een notaris de erfenis van zijn vader kan aanvaarden. Hij stelt dat de rechthebbende uit die erfenis een zodanig inkomen zal kunnen genereren, dat die geen Wwb-uitkering meer nodig heeft.
Tevens wenst de rechthebbende een hypotheek op zijn woonwagen af te lossen. De bewindvoerder heeft geen zicht op de waarde van de woonwagen en de hoogte van de hypotheek, zodat hij niet kan beoordelen of het fiscaal aantrekkelijker is om de hypotheek te behouden.
Het is de bewindvoerder ook gebleken dat de rechthebbende een brommer op zijn naam heeft staan. De bewindvoerder heeft de rechthebbende met veel moeite ervan kunnen overtuigen dat hij, als hij de brommer niet gebruikt, er afstand van dient te doen, aangezien hij anders het risico loopt dat hem boetes worden opgelegd.
De bewindvoerder wijst er voorts op dat het vrijwilligerswerk van de rechthebbende is beëindigd, dat hij in aanraking is gekomen met de politie vanwege zijn hond en dat nu ook de hulpverlening in [plaats] heeft ervaren dat de rechthebbende verbaal agressief kan reageren en om die reden niet meer op huisbezoek gaat.
De bewindvoerder stelt dat hij wel voldoende bereikbaar is voor de rechthebbende. Iedere maandag wordt een postronde gehouden. De post wordt dan opgehaald en cliënten worden in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen. De rechthebbende kiest er vaak voor om van die gelegenheid geen gebruik te maken, maar stelt dan later wel dat bepaalde dingen niet duidelijk zijn.
Hoewel de rechthebbende stelt dat hem door Vodafone door toedoen van de bewindvoerder incassokosten zijn opgelegd, voert de bewindvoerder aan dat hem bekend is dat de rechthebbende op eigen initiatief bij Vodafone meerdere abonnementen heeft afgesloten. De stiefvader van de rechthebbende stelt de bewindvoerder regelmatig op de hoogte als de rechthebbende weer een overeenkomst is aangegaan. De rechthebbende informeert de bewindvoerder hier niet rechtstreeks over.
De bewindvoerder stelt dat er bij aanvang van het bewind schulden waren, maar dat die schulden al snel zijn afgelost. De bewindvoerder heeft de indruk dat de rechthebbende niet langer geholpen wil worden. Daarom acht de rechthebbende geen grond meer aanwezig om het bewind nog langer te laten voortduren.