In deze zaak gaat het om de beëindiging van een ANW-hiaatpensioenregeling door de werkgever, AVH, zonder toestemming van de begunstigde partner, [de vrouw]. De heer [de man], de overleden echtgenoot van [de vrouw], was verzekerd onder deze regeling, maar had aangegeven niet te willen deelnemen aan de nieuwe vrijwillige regeling. Na zijn overlijden op 30 maart 2010, stelde NN, de verzekeraar, dat de verzekering was beëindigd en dat [de vrouw] geen aanspraak meer kon maken op uitkeringen. [de vrouw] vorderde schadevergoeding van AVH en NN, maar het hof oordeelde dat er geen tekortkoming was in de nakoming van de overeenkomst en dat er geen causaal verband was tussen de verwijten en de gevorderde schade. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en verwees [de vrouw] in de proceskosten van het hoger beroep.