Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 8 april 2014;
- de memorie van antwoord, tevens houdende wijziging/aanvulling van eis van [geïntimeerde] met zes producties;
- de akte uitlating tevens akte overlegging producties van [geïntimeerde] met één productie;
- de antwoordmemorie van Componenta;
2.De verdere beoordeling
- voor recht zal verklaren dat Componenta met de nakoming van haar verplichting tot levering van Lagerzapfen in verzuim is, en ter zake onrechtmatig gehandeld heeft, voor zover het betreft de 359 geleverde Lagerzapfen uit de volgende productiecharges: 041013, 050603, 050715, 060314, 060608, 070125, 070427, 070822 en 070926;
- Componenta zal veroordelen om aan [geïntimeerde] kosteloos 359 Lagerzapfen te leveren;
- Componenta zal veroordelen tot vergoeding van door [geïntimeerde] en [Maschinebau] als gevolg van deze tekortkoming danwel onrechtmatige daad geleden en nog te lijden schade, ten bedrage van (voorlopig berekend) € 546.415,34, althans een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
- Componenta zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 11.271,79 vanwege gebreken aan Lagerzapfen in een viertal in de dagvaarding genoemde machines, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
- Componenta zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.160,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
- Componenta zal veroordelen in de kosten van vertaling van producties ten bedrage van € 7.080,00, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
- Componenta in de proceskosten zal veroordelen.
grief 1komt Componenta op tegen onderdelen van de door de rechtbank vastgestelde feiten. Het hof heeft in het voorgaande een nieuw overzicht gegeven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen, waarbij rekening is gehouden met de inhoud van de grief.
2.1 tot en met 2.3 van grief 2aan dat de overdracht (cessie) door [Maschinebau] aan [geïntimeerde] van vorderingsrechten die [Maschinebau] mogelijk op Componenta zou hebben, niet voldoet aan de eisen die in het Nederlands recht worden gesteld. Subsidiair voert zij aan dat de overdacht niet voldoet aan de vereisten die in het Duits recht worden gesteld. Bij gebreke aan een rechtsgeldige cessie van die vorderingen komt [geïntimeerde] jegens Componenta geen vordering toe ter zake Lagerzapfen die Componenta aan [Maschinebau] heeft verkocht en geleverd, aldus Componenta.
aanvullende griefbedoeld. [geïntimeerde] heeft bij gelegenheid van het gehouden pleidooi geen bezwaar gemaakt tegen het feit dat Componenta aldus dit onderdeel van haar verweer in eerste aanleg ook in hoger beroep ter beoordeling heeft voorgelegd. Ter comparitie is [geïntimeerde] daar (opnieuw) inhoudelijk op ingegaan. De in artikel 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusie-regel brengt mee dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan in de memorie van grieven, dan wel (in geval van incidenteel appel) in de memorie van antwoord worden aangevoerd. Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. Dat geldt met name indien de wederpartij er - zoals hier het geval is - ondubbelzinnig in heeft toegestemd dat de nieuwe grief alsnog in de rechtsstrijd in hoger beroep wordt betrokken, door geen bezwaar te maken tegen het moment waarop de grief naar voren is gebracht en daar inhoudelijk op te reageren (vgl. HR 15 oktober 1999, ECLI:NL:HR:1999:AD4660). Het hof zal deze grief daarom beoordelen.
De koper moet de zaken binnen een, gelet op de omstandigheden, zo kort mogelijke, termijn keuren of doen keuren.
3.De uitspraak
- bepaalt dat partijen - deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is - vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen voor mr. J.F.M. Pols als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder 2.57 vermelde doeleinden;
- verwijst de zaak naar de rol van 3 maart 2015 voor opgave verhinderdata van beide partijen in de periode april, mei en juni 2015;
- bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en tijdstip van de comparitie zal vaststellen;
- draagt partijen op de informatie die elk van hen schriftelijk dient te verstrekken (zie de overwegingen 2.4, 2.50 en 2.52 tot en met 2.56) uiterlijk twee weken voor de datum van de zitting aan de wederpartij en aan het hof te doen toekomen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.