ECLI:NL:GHSHE:2015:605

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
26 februari 2015
Zaaknummer
HD 200.135.351_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over functiegroepindeling en beloning van een werkneemster in de varkenshouderij

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een werkneemster, hierna te noemen [appellante], en haar werkgever, Varkensfokbedrijf [Varkensfokbedrijf] B.V., over de indeling van de werkneemster in een functiegroep volgens de CAO en de bijbehorende beloning. [appellante] was in dienst bij [Varkensfokbedrijf] van 26 mei 2009 tot 30 april 2012, en had verschillende tijdelijke arbeidsovereenkomsten. De arbeidsovereenkomsten waren onderhevig aan de CAO voor Dierhouderij en het Functiehandboek voor de Agrarische Sector Dierhouderij. [appellante] vorderde in eerste aanleg betaling van achterstallig loon en vakantiegeld, alsook een herziening van haar functie-indeling. De kantonrechter oordeelde dat [appellante] niet als dierenverzorger, maar als assistent-dierenverzorger had gewerkt, en wees een deel van haar vorderingen toe, maar wees de vordering tot herindeling af. In hoger beroep heeft [appellante] één grief aangevoerd, waarbij zij de vernietiging van het vonnis van de kantonrechter vroeg en toewijzing van haar vorderingen. Het hof heeft geoordeeld dat [appellante] in de praktijk als dierenverzorger heeft gewerkt en dat zij recht heeft op een herziening van haar functie-indeling. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor bewijslevering door [appellante] over haar werkzaamheden en de bijbehorende beloning.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.135.351/01
arrest van 24 februari 2015
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. A.F. de Koning te 's-Hertogenbosch,
tegen
Varkensfokbedrijf [Varkensfokbedrijf] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [Varkensfokbedrijf] ,
advocaat: mr. H.W.M. Vos te Grave,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 3 december 2013 in het hoger beroep van de door de rechtbank Oost-Brabant, kanton ’s-Hertogenbosch, onder zaaknummer 817443/7 12-2701 gewezen vonnissen van 20 september 2012, 7 maart 2013 en 4 juli 2013 (hersteld met een vonnis van 24 oktober 2013).

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 3 december 2013 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2014;
- de memorie van grieven met dertien producties;
- de memorie van antwoord met één productie.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

6.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
6.1.1.
[Varkensfokbedrijf] is een varkensfokbedrijf.
6.1.2.
[appellante] , geboren op [geboortedatum] 1979, is op 26 mei 2009 bij [Varkensfokbedrijf] in dienst getreden op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor vier maanden tegen een brutoloon van € 1.543,20 per maand. Deze overeenkomst is vervolgens verlengd voor de duur van 12 maanden, ingaande op 26 september 2009 en eindigende op 25 september 2010, waarbij [appellante] datzelfde brutoloon is toegekend. Daarna is de overeenkomst verlengd voor de duur van 19 maanden, lopende van 26 september 2010 tot en met 30 april 2012, waarbij een brutoloon van € 1.615,80 per maand is overeengekomen.
6.1.3.
In alle drie de arbeidsovereenkomsten staat, voor zover hier van belang:
“(...) Article 3. function
3.1
The employee shall be employed by the employer in the function of carer of cattle
(veeverzorger) (...).“
6.1.4.
Inmiddels is [appellante] niet meer werkzaam bij [Varkensfokbedrijf] . Het dienstverband is beëindigd per 30 april 2012.
6.1.5.
Op de arbeidsovereenkomsten was de CAO voor Dierhouderij, geldig van 1 juli 2007
tot en met 31 december 2009 en van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2012 (hierna: de CAO), alsmede het Functiehandboek voor de Agrarische Sector Dierhouderij d.d. 4 juni 2003 (hierna: functiehandboek) van toepassing.
6.1.6.
In een gespreksverslag over de periode tot 23 juli 2009 tussen [Varkensfokbedrijf] en [appellante] staat:
“(...) function: Allround employer (...)“.
6.1.7.
In een door [Varkensfokbedrijf] afgegeven referentie van [appellante] , staat voor zover
hier van belang:
”(...) [appellante] heeft het meeste ervaring in de kraamstal, daar zij daar de laatste twee jaar daar altijd gewerkt heeft, zij is goed in geboorte hulp, tomen behandelen, biggen bijvoeren en alle administratie die daar bij komt kijken. En ze werkt meestal op maandagmiddag mee in de inseminatiestal, omdat er dan veel geïnsemineerd moeten worden, ook dit voert zij correct uit, kortom een flexibele medewerkster. (...)“
6.2.
In de onderhavige procedure vorderde [appellante] in eerste aanleg veroordeling van [Varkensfokbedrijf] tot:
1. betaling van € 12.910,95 ter zake van brutoloon en vakantiegeld over de maanden
mei 2009 t/m januari 2012, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
2. betaling van het verschil in brutoloon tussen het op grond van de toepasselijke CAO geldende maandelijkse brutoloon en het door [Varkensfokbedrijf] aan [appellante] toegekende maandelijkse brutoloon, over de reeds verschenen termijnen in 2012 vanaf februari 2012, en tot betaling van het vakantiegeld; een en ander te verhogen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
wijziging van haar administratie, zodanig dat ook de resterende maanden dat [appellante] na het wijzen van het vonnis bij [Varkensfokbedrijf] werkzaam is het loon volgens de geldende CAO aan [appellante] wordt toegekend en uitbetaald;
voldoening aan de instanties die het betreft het bedrag aan te weinig betaalde pensioenpremies en sociale lasten over de periode mei 2009 t/m januari 2012 en vanaf februari 2012 t/m de maand, te bepalen door de rechtbank;
betaling van de kosten van deze procedure.
6.3.
Aan deze vordering heeft [appellante] het volgende ten grondslag gelegd.
[appellante] heeft gewerkt als dierenverzorger zoals omschreven in het functiehandboek. Die functieomschrijving stemt ook overeen met de functie die in de arbeidsovereenkomsten is opgenomen (
“carer of cattle”/veeverzorger) en met haar kwalificaties. Zij had beloond moeten worden naar functiegroep E (functie 4.10) waar de functie dierenverzorger in valt. Verder zijn de functiejaren niet correct toegepast.
6.4.
[Varkensfokbedrijf] heeft tegen het gevorderde verweer gevoerd. Volgens haar was [appellante] werkzaam als algemeen medewerker en incidenteel verrichtte zij werkzaamheden van assistent-dierenverzorger. Zij is dan ook terecht op de voet van algemeen medewerker (functie 4.01) beloond. Vanaf 1 oktober 2010 werd [appellante] beloond als assistent-dieren-verzorger.
6.5.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 20 september 2012 – voor zover in hoger beroep van belang – de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de door [appellante] per dag of dagdeel verrichte werkzaamheden.
Na aktewisseling is in het tussenvonnis van 7 maart 2013 geoordeeld dat indeling (en honorering) van [appellante] in de functie van dierenverzorger niet aan de orde is en dat op grond van de door haar zelf gestelde verrichte werkzaamheden en de functieomschrijvingen [appellante] ingedeeld had dienen te worden in de functie assistent-dierenverzorger. [appellante] is in de gelegenheid gesteld haar vorderingen aan te passen c.q. te wijzigen uitgaande van een functie-indeling van haar als assistent-dierenverzorger.
Bij gebreke daarvan heeft de kantonrechter in het eindvonnis een schatting gemaakt aan de hand van een functie-indeling in loongroep C en heeft hij de vordering onder a.1. tot een bedrag van € 3.722,17 en de vorderingen onder a.2, b en d toegewezen. De vordering onder c is afgewezen.
6.5.
[appellante] heeft in hoger beroep één grief aangevoerd. Zij heeft aan het slot van de memorie van grieven geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van [Varkensfokbedrijf] in de proces-kosten in beide instanties. Uit randnummer 5 onder b begrijpt het hof dat [appellante] de vordering onder a.1 heeft verminderd tot € 9.188,78 bruto gelet op het feit dat [Varkensfokbedrijf] naar aanleiding van het eindvonnis totaal € 3.908,12 aan [appellante] heeft voldaan. Een eisvermindering is altijd toegestaan, zodat zal worden beslist op de aldus verminderde eis.
6.6.
Hoewel [appellante] van mening is dat zij in de praktijk als allround dierenverzorger heeft gewerkt, is zij bij haar vorderingen “uit pragmatische overwegingen” er vanuit gegaan dat zij als dierenverzorger heeft gewerkt en als zodanig beloond dient te worden. Volgens [appellante] is dit zo vanwege de functieaanduiding in de arbeidsovereenkomsten (
“carer of cattle”), haar kwalificaties, de door [Varkensfokbedrijf] opgestelde referentie en de feitelijk door haar (zelf-standig) uitgevoerde werkzaamheden. Hierop ziet haar enige grief.
[Varkensfokbedrijf] daarentegen is van mening dat [appellante] is aangenomen en is betaald als allround medewerker (het hof begrijpt: algemeen medewerker als bedoeld in de CAO), echter zij stelt dat zij zich heeft neergelegd bij het oordeel van de kantonrechter dat [appellante] de functie van assistent-dierenverzorger heeft vervuld; zij heeft daarom voldaan aan het veroordelende vonnis van de kantonrechter.
In appel gaat het dus om de vraag of [appellante] heeft gewerkt als (ten minste) dierenverzorger (standpunt [appellante] ) en als zodanig beloond dient te worden of dat zij heeft gewerkt als assistent-dierenverzorger (standpunt [Varkensfokbedrijf] ) en als zodanig beloond dient te worden.
6.7.
Tegen afwijzing door de kantonrechter van de vordering zoals weergegeven
onder 6.2 onder c is geen grief gericht. Die afwijzing blijft dus in stand.
6.8.
Vooropgesteld wordt dat voor de uitleg van de tussen partijen gesloten arbeidsover-eenkomst niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang is, maar ook de bedoeling van partijen, mede in aanmerking genomen de wijze waarop partijen feitelijk aan de overeen-komst uitvoering hebben gegeven. De in de arbeidsovereenkomsten tussen partijen opgenomen functieomschrijving
“(the function of carer of cattle (veeverzorger) (...).“is daarom niet doorslaggevend voor de beoordeling van hetgeen tussen partijen heeft te gelden ten aanzien van de functie van [appellante] . Ook de kwalificaties zijn niet van doorslaggevend belang, alleen al niet omdat als onbetwist vaststaat dat de door [appellante] in de onderhavige procedure in dat verband overlegde stukken bij [Varkensfokbedrijf] niet bekend waren tijdens de sollicitatie, noch bij indiensttreding, noch bij het opstellen van de arbeidsovereenkomsten. De door [Varkensfokbedrijf] opgestelde referentie is dermate algemeen van aard dat die weinig zegt over de precieze aard en intensiteit van de werkzaamheden (zoals genoemd in de functieomschrijving in de CAO).
6.9.
Het hof zal hetgeen partijen over en weer aanvoeren over de volgens de CAO als dierenverzorger (op die functie is de vordering immers gericht,) uit te voeren werkzaam-heden en hetgeen [appellante] feitelijk aan werkzaamheden heeft uitgevoerd beoordelen (producties 4 en 11 bij memorie van grieven en memorie van antwoord randnummer 37 e.v.).
De
“Uitwerking van verantwoordelijkheidsgebieden”in de functieomschrijving dieren-verzorger valt uiteen in drie delen (= drie gedachtestreepjes), te weten
“Verzorgen van verblijfruimten van dieren”(met een onderverdeling in vier bulletpoints),
“Verzorgen van dieren binnen de regels en werkafspraken”(met een onderverdeling in negen bulletpoints) en
“Naleven van algemeen maatschappelijk aanvaarde regels en bedrijfs-instructies bij het verzorgen van dieren en het naleven van gestelde veiligheidsinstructies”(pag. 2 van de functieomschrijving). De functieomschrijving vervolgt dan op pag. 2 met
“Sociale interactie”, uitgewerkt in één gedachtestreepje, en
“Specifieke handelingsvereisten”, uitgewerkt in twee gedachtestreepjes.
Verzorgen van verblijfruimten van dieren:
• schoonmaken (spuiten en hogedrukspuiten) en waar vereist ontsmetten van (binnen en
buiten) verblijfruimte(n), water- en voedingsbakken etc. en bijbehorende technische distributieapparatuur:[appellante] heeft niet gesteld dat zij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd.
• verzamelen en afvoeren van afval:[Varkensfokbedrijf] heeft niet betwist dat [appellante] deze werkzaamheden heeft uitgevoerd.
• inspecteren van de (bouw)technische conditie van water en voedings-apparatuur,
verblijfruimten, afrasteringen, beschottingen en omheiningen, signaleren van (dreigende) onvolkomenheden en overleggen over te nemen maatregelen. Verhelpen van kleine technische mankementen:[appellante] heeft niet gesteld dat zij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd.
• bedienen van voedingsdistributiesystemen, klimaatregeling, ventilatiesystemen en verlichting op basis van voorschriften en/of instructies. Schoonmaken van voorraadbakken, transportbanden, filters etc.:[appellante] heeft gesteld dat zij het voedingsdistributiesysteem, klimaatregeling en ventilatiesystemen heeft bediend, hetgeen [Varkensfokbedrijf] gemotiveerd heeft bestreden. Volgens [Varkensfokbedrijf] zijn deze systemen volledig geautomatiseerd en vergen het optimaliseren en inregelen van die systemen extra expertise en ervaring, die bij [appellante] ontbreekt. Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [appellante] de last haar stelling te bewijzen, waartoe het hof haar conform haar bewijsaanbod zal toelaten.
-
Verzorgen van dieren “binnen de regels en werkafspraken”:[appellante] stelt dat zij de hieronder te bespreken werkzaamheden zelfstandig heeft verricht, hetgeen [Varkensfokbedrijf] bestrijdt. Volgens [Varkensfokbedrijf] is voor de functie van dierenverzorger bepalend dat hij de dieren verzorgt “binnen de regels en werkafspraken”, terwijl een assistent dierverzorger dit doet “volgens instructies” (van ervaren werknemers van [Varkensfokbedrijf] of van de dierenarts). Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [appellante] de last haar stelling te bewijzen, waartoe het hof haar conform haar bewijsaanbod zal toelaten.
• begeleiden, transporteren van binnenkomende dieren naar de verblijfruimten:hierover stelt [appellante] niets.
• bereiden van voedsel volgens recept en voederen van de dieren (ook individueel voeren van
jonge of zieke dieren):volgens [appellante] heeft zij de biggen eten gegeven. [Varkensfokbedrijf] betwist dat [appellante] het voedsel van de dieren heeft bereid, echter dat stelt [appellante] niet. [Varkensfokbedrijf] voert aan dat [appellante] een aantal beesten heeft gevoerd (met een kant en klaar product). Het staat dus vast dat [appellante] dieren heeft gevoerd.
• observeren van de dieren, signaleren van afwijkend gedrag en bijzonderheden aan de
bedrijfsleiding, overleggen over eventueel te nemen maatregelen (leiding beslist):[appellante] stelt dat zij een en ander heeft gedaan. Volgens [Varkensfokbedrijf] wordt dit van iedere werknemer verwacht en geldt dat ook voor [appellante] . Het hof houdt het er daarom voor dat [appellante] deze werkzaamheden heeft verricht.
• fysiek verzorgen van dieren (wondverzorging, wassen, borstelen):[appellante] stelt dat zij dit heeft gedaan: biggen in de biggencouveuse gestopt, biggen melk gegeven, biggen aan de tepel gelegd. [Varkensfokbedrijf] bestrijdt dat [appellante] dit zelfstandig en structureel heeft gedaan. Zij heeft slechts geassisteerd bij deze werkzaamheden.
Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [appellante] de last haar stelling te bewijzen, waartoe het hof haar conform haar bewijsaanbod zal toelaten.
• dieren selecteren of verzamelen/vangen voor nadere verzorging, behandeling of
transport/afvoer:[appellante] stelt dat zij voor de behandelingen alle nieuwe biggen heeft gesorteerd op gewicht en heeft verdeeld op aantal (uniformiseren). [Varkensfokbedrijf] voert aan dat het selecteren van dieren werd gedaan door de bedrijfsleider ( [bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] ) en dat [appellante] hierbij ongetwijfeld zal hebben geassisteerd maar niet structureel en dus zeker niet zelfstandig.
Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [appellante] de last haar stelling te bewijzen, waartoe het hof haar conform haar bewijsaanbod zal toelaten.

toedienen van medicijnen (recept, frequentie en wijze van toedienen door anderen bepaald of via schriftelijk instructie):[appellante] stelt dat zij antibioticapoeder heeft gegeven aan alle zeugen ongeveer vier dagen voor het werpen, dat zij zelfstandig antibiotica heeft geïnjecteerd, dat zij alle zieke biggen antibiotica heeft gegeven samen met pijnstillende middelen, dat zij biggen heeft geënt tegen Mycoplasma Hyopneumonia en Circovirus, dat zij drachtige zeugen met prostaglandine heeft geïnjecteerd, dat zij aan de kleinste en zwakste biggen een oplossing met elektrolyten heeft gegeven en dat zij ijzer heeft ingespoten.
Volgens [Varkensfokbedrijf] heeft [appellante] hierbij geassisteerd en heeft zij deze werkzaamheden niet zelfstandig en/of structureel verricht. Hormonen werden al helemaal niet door vrouwen gegeven binnen het bedrijf, aldus [Varkensfokbedrijf] .
Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [appellante] de last haar stelling te bewijzen, waartoe het hof haar conform haar bewijsaanbod zal toelaten.
• bestrijden en/of verwijderen van ongewenste ongedierten in stalruimten:hierover wordt niets door [appellante] gesteld.
• assisteren van bedrijfsleiding of dierenarts bij medische en fysieke behandelingen van dieren (w.o. verzamelen, vangen, in bedwang houden, tillen, transporteren etc.):[appellante] stelt dat zij een en ander niet heeft gedaan. Wel heeft zij gesteld dat zij zelfstandig tanden heeft geslepen, hetgeen [Varkensfokbedrijf] niet heeft betwist.

administreren en registreren van aangetroffen bijzonderheden, verrichte werkzaamheden,
verstrekte hoeveelheden voedsel en/of medicijnen etc. voor zover afgesproken en nodig voor overdracht van werkzaamheden:[appellante] stelt dat zij alle gegevens betreffende de geboorte van biggen op de kaart schreef en dat zij “productiegegevens” in de pocket-pc heeft ingevoerd. Het hof begrijpt dat zij bedoelt dat zij dit zelfstandig deed, dus niet op instructie van (een medewerker) van [Varkensfokbedrijf] of een aanwezige dierarts en niet als eindverantwoordelijke). [Varkensfokbedrijf] voert aan dat, hoewel [appellante] bepaalde zaken in de administratie moest verwerken, zij niet verantwoordelijk was voor het voeren van de administratie in de zin van de functieomschrijving; zij werd altijd gecontroleerd door haar leidinggevende. De verstrekte hoeveelheid voedsel werd grotendeels via het geautomatiseerde voersysteem geregeld en werd door andere werknemers bijgehouden, aldus [Varkensfokbedrijf] .
Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [appellante] de last te bewijzen dat zij het noteren van gegevens betreffende de geboorte van biggen zelfstandig deed, waartoe het hof haar conform haar bewijsaanbod zal toelaten.
6.10.
Het hof stelt vast dat over hetgeen op pag. 2 van de functieomschrijving staat (
“Sociale interactie”en
“Specifieke handelingsvereisten”) niets is gesteld.
6.11.
[Varkensfokbedrijf] heeft aangevoerd dat [appellante] zeker niet vanaf de eerste dag van het dienstverband alle werkzaamheden heeft verricht die horen bij de functie van dierenverzorger. Hetgeen [appellante] wordt opgedragen te bewijzen, geldt dus voor de gehele periode dat het dienstverband met [Varkensfokbedrijf] heeft geduurd, nu de vordering die volledige periode beslaat.
6.12.
Indien de (enige) grief van [appellante] zou slagen, brengt dat mee dat het hof de in eerste aanleg verworpen verweren van [Varkensfokbedrijf] die in hoger beroep niet zijn prijsgegeven, opnieuw dient te beoordelen. Voor dat geval wordt reeds nu overwogen dat de kantonrechter in het vonnis van 20 september 2012 terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat niet opgaat het verweer dat [appellante] niet-ontvankelijk is in haar vordering omdat zij niet de juiste procedure heeft gevolgd (volgens [Varkensfokbedrijf] had [appellante] bezwaar en beroep moeten aantekenen tegen het door haar genomen indelingsbesluit) en omdat zij haar vordering te laat heeft ingesteld.

7.De uitspraak

Het hof:
laat [appellante] toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat zij tijdens het gehele dienstverband de werkzaamheden heeft uitgevoerd van een dierenverzorger volgens de CAO en meer in het bijzonder dat:
1. [appellante] het voedingsdistributiesysteem, het klimaatregeling en de ventilatiesystemen heeft bediend;
2. [appellante] haar werkzaamheden zelfstandig uitvoerde, in die zin dat zij de dieren heeft verzorgd binnen de regels en werkafspraken (en niet volgens instructies van ervaren werknemers van [Varkensfokbedrijf] of van de dierenarts);
3. [appellante] de navolgende werkzaamheden zelfstandig en structureel verrichtte (en niet alleen daarbij heeft geassisteerd): biggen in de biggencouveuse stoppen, biggen melk geven en biggen aan de tepel leggen;
4. [appellante] zelfstandig en structureel voor de behandelingen alle nieuwe biggen heeft gesorteerd op gewicht en heeft verdeeld op aantal (uniformiseren);
5. [appellante] de navolgende werkzaamheden zelfstandig en structureel verrichtte (en niet alleen daarbij heeft geassisteerd): het geven van antibioticapoeder aan alle zeugen ongeveer vier dagen voor het werpen, het zelfstandig injecteren van antibiotica, het aan alle zieke biggen antibiotica geven samen met pijnstillende middelen, het biggen enten tegen Mycoplasma Hyopneumonia en Circovirus, het injecteren van drachtige zeugen met prostaglandine, het aan de kleinste en zwakste biggen geven van een oplossing met elektrolyten en het inspuiten van ijzer;
6. [appellante] de navolgende werkzaamheden zelfstandig verrichtte (en niet op instructie van (een medewerker) van [Varkensfokbedrijf] of een aanwezige dierarts en niet als eindverantwoordelijke): het op de kaart schrijven van alle gegevens betreffende de geboorte van biggen en het in de pocket-pc invoeren van productiegegevens;
bepaalt, voor het geval [appellante] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. M. van Ham als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 10 maart 2015 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [appellante] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, M. van Ham en I. Bouter en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 februari 2015.
griffier rolraadsheer