ZSP is al ruim 10 jaar bezig met de realisatie van een grootschalige containerterminal in het Vlissingse havengebied – verder WCT –. De uitvoering van het project heeft als gevolg van de besluitvorming daarover aanzienlijke vertraging opgelopen. Bij realisatie dient ZSP zorg te dragen voor natuurcompensatie. Voor realisatie van de natuurcompensatie had ZSP de aan de heer [erflater] (hierna: [erflater]) in eigendom toebehorende gronden met een gezamenlijke oppervlakte van 12.42.40 hectare, gelegen in de Schorerpolder nabij “Fort Rammekens”, nodig. ZSP heeft voor het verwerven van deze gronden met [erflater] onderhandeld. Overeengekomen is dat [erflater] de voormelde gronden ten behoeve van ZSP aan BBL zou verkopen en daarvoor in ruil van BBL ter compensatie gronden in de Oranjepolder te [plaats] zou kopen. Voorts zou [erflater] een aanvullende betaling ontvangen. De gemaakte afspraken zijn vastgelegd in de volgende overeenkomsten:
- conceptovereenkomst tussen [erflater] en ZSP van december 2002;
- overeenkomst tussen [erflater] en ZSP van februari 2004;
- koopovereenkomst tussen [erflater] en BBL van maart/april 2004;
- verkoopovereenkomst tussen [erflater] en BBL van maart/april 2004;
- akte van ruiling tussen [erflater] en BBL van 29 april 2004.
2.2.
Ingevolge de concept overeenkomst van december 2002 en de overeenkomst van februari 2004 ontvangt [erflater] van ZSP bij het passeren van de akte van overdracht van de gronden aan BBL een vergoeding van € 195.000,00 (exclusief BTW). In artikel 9 van deze overeenkomst is voorts opgenomen dat ZSP aan [erflater], tot en met roven oogst 2010 minimaal acht hectare leidingstraat zal verpachten.
Bij de koopovereenkomst zijn door [erflater] aan BBL twee percelen bouwland, kadastraal bekend [plaats] sectie [sectieletter], nrs. [nummer A] en [nummer B] met een totale oppervlakte van 12.42.40 ha, verkocht voor een bedrag van € 425.000,00. Ingevolge artikel 3 van de Bijzondere Voorwaarden die deel uitmaken van deze koopovereenkomst ontvangt [erflater] een bedrag van € 112.748,00 ter zake van projecttoeslag.
Bij de verkoopovereenkomst is door BBL aan [erflater] een perceel, kadastraal bekend [plaats], sectie [sectieletter], nr. [nummer C], met een oppervlakte van 13.74.60 ha, verkocht voor een bedrag van € 470.000,00.
2.3.
Artikel 10 van voormelde overeenkomst van februari 2004 luidt:
“
Zolang de gronden niet voor natuurcompensatie gebruikt worden, kan [erflater] deze om niet gebruiken. Zeeland Seaports zal medewerking verlenen voor een grondgebruikersverklaring van de grond die [erflater] inlevert. Partijen zullen jaarlijks in november in overleg treden om de mogelijkheid van dit gebruik te beoordelen gelet op de planning van de inrichting van het natuurgebied.”.
2.4.
In artikel 5 van de Bijzondere Voorwaarden die onderdeel uitmaken van de koopovereenkomst en in voormelde akte van ruiling staat dat de feitelijke levering plaats zal vinden per roven oogst van elk jaar, doch uiterlijk 1 november van dat jaar, waarin het Bureau, of diens rechtsopvolger(s), aan dhr. [erflater] schriftelijk te kennen heeft gegeven dat het verkochte zal worden ingericht als natuurcompensatiegebied.
2.5.
Bij aangetekende brief van 26 oktober 2004 heeft de Dienst Landelijk Gebied namens het BBL en ten behoeve van ZSP met een beroep op voormeld artikel 5 aan [erflater] laten weten dat hij de gronden van ZSP per 1 november 2004 geheel ontruimd aan het BBL diende te leveren. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis uitgesproken in het door ZSP en BBL tegen [erflater] aangespannen kort geding geoordeeld dat [erflater] de gronden per roven oogst 2005 maar uiterlijk op 1 november 2005 diende te ontruimen. [erflater] heeft van dit vonnis geen hoger beroep ingesteld. Nadat de gronden waren ontruimd is daarop gras ingezaaid en grazen er schapen.
2.6.
[erflater] is overleden op 3 januari 2010.
Grief 1 betreft deze vaststelling van de feiten. Volgens [appellanten] zijn de gemaakte afspraken niet mede zijn vastgelegd in de conceptovereenkomst van december 2002 en dateren de koop- en verkoopovereenkomsten niet van maart/april 2004 maar van 5 maart 2004. [appellanten] hebben gelijk, maar tot een andere uitkomst leidt dit niet. De conceptovereenkomst en de datering van de koop- en verkoopovereenkomsten spelen in de beoordeling van het geschil door de rechtbank geen rol.
Aan de aldus gecorrigeerde vaststelling van de feiten voegt het hof nog het volgende toe: