In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de man werd verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen. De man, die aanzienlijke huwelijkse schulden heeft, verzoekt het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. De vrouw verzoekt op haar beurt om het hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 januari 2015, waarbij beide partijen werden gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de beschikking van de rechtbank en de ingediende V6-formulieren. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte een verstekbeschikking heeft gegeven en dat zijn draagkracht onvoldoende is om de opgelegde alimentatie te voldoen. De vrouw betwist dit en stelt dat de man verantwoordelijk is voor de ontstane schulden.
Het hof oordeelt dat de man, gezien zijn schuldenlast en de hoogte van zijn inkomen, geen draagkracht heeft om een bijdrage in de kosten van de kinderen te voldoen. Het beroep op de aanvaardbaarheidstoets wordt door het hof gehonoreerd, en de man wordt vrijgesteld van de verplichting om alimentatie te betalen. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten draagt.