In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die betrokken was bij de teelt van hennep. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 578.608,69. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van hennepkwekerijen aan twee verschillende adressen, waar de veroordeelde hennepplanten heeft geteeld. De rechtbank had eerder een lager bedrag van € 113.029,35 vastgesteld, maar het hof oordeelde dat dit bedrag niet in overeenstemming was met de feiten en de bewijsmiddelen. Het hof heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.