[verdachte]
[geboortedatum]
[woonplaats]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van:
1. subsidiairOvertreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82, eerste lid, van de
Wet toezicht kredietwezen 1992, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd,
2. subsidiairOvertreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de
Wet toezicht effectenverkeer 1995, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd,
4: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 6, eerste lid, van de
Wet toezicht kredietwezen 1992, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Voorts is verdachte bij dit vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1 primair,
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de eerste rechter van het onder 3 ten laste gelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open van een vrijspraak. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen deze vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de strafvervolging.
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij, in of omstreeks de periode van 26 oktober 1999 tot en met 1 juli 2004 te Rotterdam en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) (opzettelijk) bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek heeft aangetrokken en/of ter beschikking heeft verkregen en/of ter beschikking heeft gehad, te weten (onder andere):
[dossier 30555, Partrust]
- NLG 15.000,- van [betrokkene 1] [D/298], en/of
- NLG 60.000,- van [betrokkene 2] [D/322], en/of
- EUR 18.157,- van [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] [D/328], en/of
- EUR 13.613,- van [betrokkene 5] [D/364], en/of
- NLG 25.000,- van [betrokkene 6] [D/379], en/of
- EUR 6.806,- van [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] [D/382], en/of
- NLG 20.000,- van [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] [D/386], en/of
- EUR 9.075,- van [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] [D/388], en/of
- NLG 25.000,- van [betrokkene 11] [D/392], en/of
- EUR 15.000,- van [betrokkene 12] [D/395], en/of
- EUR 24.000,- van [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] [D/398], en/of
- EUR 20.000,- van [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] [D/404], en/of
[dossier 29666-1 en -2, Fincorp/Quantarium]
- NLG 40.000,- van [betrokkene 17] [D/413], en/of
- NLG 10.000,- van [betrokkene 18] [D/660], en/of
- NLG 3.000,- van [betrokkene 18] [D669], en/of
- NLG 35.000,- van [betrokkene 19] [D/670], en/of
- NLG 100.000,- van [betrokkene 20] [D/668], en/of
[dossier 29666-3, [BV D] ]
- NLG 6.000,- van [betrokkene 21] [D/568], en/of
- NLG 6.000,- van [betrokkene 22] [D/602], en/of
- NLG 6.000,- van [betrokkene 22] [D/606], en/of
- NLG 6.000,- van [betrokkene 23] [D/586/2];
althans één of meer geldbedragen van één of meer personen,
dan wel heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (opzettelijk) in enigerlei vorm bemiddeld terzake van het bedrijfsmatig aantrekken/ter beschikking verkrijgen van voornoemde (al dan niet op termijn) opvorderbare gelden van voornoemde personen;
[BV A] . en/of [BV B] en/of [BV C] en/of [BV D] , in of omstreeks de periode van 26 oktober 1999 tot en met 1 juli 2004 te Rotterdam en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) (opzettelijk) bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek heeft aangetrokken en/of ter beschikking heeft verkregen en/of ter beschikking heeft gehad, te weten (onder andere):
[dossier 30555, [BV A] ]
- NLG 15.000,- van [betrokkene 1] [D/298], en/of
- NLG 60.000,- van [betrokkene 2] [D/322], en/of
- EUR 18.157,- van [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] [D/328], en/of
- EUR 13.613,- van [betrokkene 5] [D/364], en/of
- NLG 25.000,- van [betrokkene 6] [D/379], en/of
- EUR 6.806,- van [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] [D/382], en/of
- NLG 20.000,- van [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] [D/386], en/of
- EUR 9.075,- van [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] [D/388], en/of
- NLG 25.000,- van [betrokkene 11] [D/392], en/of
- EUR 15.000,- van [betrokkene 12] [D/395], en/of
- EUR 24.000,- van [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] [D/398], en/of
- EUR 20.000,- van [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] [D/404], en/of
[dossier 29666-1 en -2, [BV B en BV C] ]
- NLG 40.000,- van [betrokkene 17] [D/413], en/of
- NLG 10.000,- van [betrokkene 18] [D/660], en/of
- NLG 3.000,- van [betrokkene 18] [D669], en/of
- NLG 35.000,- van [betrokkene 19] [D/670], en/of
- NLG 100.000,- van [betrokkene 20] [D/668], en/of
[dossier 29666-3, [BV D] ]
- NLG 6.000,- van [betrokkene 21] [D/568], en/of
- NLG 6.000,- van [betrokkene 22] [D/602], en/of
- NLG 6.000,- van [betrokkene 22] [D/606], en/of
- NLG 6.000,- van [betrokkene 23] [D/586/2];
althans één of meer geldbedragen van één of meer personen,
dan wel heeft/hebben [BV A] . en/of [BV D] en/of haar mededader(s) (telkens) (opzettelijk) in enigerlei vorm bemiddeld ter zake van het bedrijfsmatig aantrekken/ter beschikking verkrijgen van voornoemde (al dan niet op termijn) opvorderbare gelden van voornoemde personen,
tot/aan welke hierboven omschreven strafbare gedraging hij, verdachte, toen en daar opdracht c.q. feitelijke leiding gaf;
2. primair:
hij, in of omstreeks de periode van 26 oktober 1999 tot en met 1 juli 2004 te Rotterdam en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (opzettelijk) buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten de [BV B Premie Obligatie] en/of de [BV B Premie Obligatie] tranche II en/of de [BV B Premie Obligatie] tranche III en/of de [BV B Premie Obligatie] tranche IV en/of de [BV A Extra 2004] en/of de [BV D 1 Premie Obligatie] heeft aangeboden aan (onder andere):
[dossier 30555, Partrust]
- [betrokkene 1] en/of
- [betrokkene 2] en/of
- [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] , en/of
- [betrokkene 5] en/of
- [betrokkene 6] en/of
- [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of
- [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of
- [betrokkene 11] en/of
- [betrokkene 12] en/of
- [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] en/of
- [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of
[dossier 29666-3, [BV D] ]
- [betrokkene 21] en/of
- [betrokkene 22] en/of
- [betrokkene 22] en/of
- [betrokkene 23] ;
dan wel zodanige aanbiedingen door middel van advertenties of documenten (aan hen en/of anderen) in het vooruitzicht heeft gesteld;
2. subsidiair:
[BV A] . en/of [BV D] , in of omstreeks de periode van 26 oktober 1999 tot en met 1 juli 2004 te Rotterdam en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (opzettelijk) buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten de [BV B Premie Obligatie] en/of de [BV B Premie Obligatie] tranche II en/of de [BV B Premie Obligatie] tranche III en/of de [BV B Premie Obligatie] tranche IV en/of de [BV A Extra 2004] en/of de [BV D 1 Premie Obligatie] heeft/hebben aangeboden aan (onder andere):
- [betrokkene 1] en/of
- [betrokkene 2] en/of
- [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] , en/of
- [betrokkene 5] en/of
- [betrokkene 6] en/of
- [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of
- [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of
- [betrokkene 11] en/of
- [betrokkene 12] en/of
- [betrokkene 13] en/of [betrokkene 14] , en/of
- [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of
[dossier 29666-3, [BV D] ]
- [betrokkene 21] en/of
- [betrokkene 22] en/of
- [betrokkene 22] en/of
- [betrokkene 23] ;
dan wel zodanige aanbiedingen door middel van advertenties of documenten (aan hen en/of anderen) in het vooruitzicht heeft gesteld,
tot/aan welke hierboven omschreven strafbare gedraging hij, verdachte, toen en daar opdracht c.q. feitelijk leiding gaf;
4.
[BV C] en/of [BV D] in of omstreeks de periode van
1 november 1999 tot en met 1 juli 2004 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) (opzettelijk) het bedrijf van kredietinstelling heeft/hebben uitgeoefend door:
- in het geval van [BV C] :
gelden van het publiek ( [betrokkene 17] en/of [betrokkene 18] en/of
[betrokkene 19] en/of [betrokkene 20] ) aan te trekken en deze aan te houden op de eigen bankrekening en/of te beleggen in dan wel verstrekken aan [X incorporated/X investments] en/of (een) ander(en);
- in het geval van [BV D] :
(middels uitgifte van de [BV D 1 Premie Obligatie] ) gelden van het publiek
( [betrokkene 21] en/of [betrokkene 22] en/of [betrokkene 22] en/of [betrokkene 23] ) aan te trekken en deze aan te houden op de eigen bankrekening en/of te verstrekken aan (een) ander(en),
aan/tot welke hierboven omschreven verboden gedraging hij, verdachte, toen en daar feitelijk leiding c.q. opdracht gaf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
1. Het dossier geeft blijk van het volgende verloop van de onderhavige strafprocedure:
- Verdachte is gedagvaard om op 1 juni 2006 te verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige economische strafkamer van de rechtbank te Alkmaar. Op die datum heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard tot kennisneming van de feiten die aan verdachte zijn ten laste gelegd;
- Verdachte is gedagvaard om op 20 december 2007 te verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige economische strafkamer in het arrondissement Breda, zitting houdende te Arnhem, waarna deze rechtbank op 3 januari 2008 zich onbevoegd heeft verklaard tot kennisneming van de feiten die aan verdachte zijn ten laste gelegd;
- Verdachte is gedagvaard om op 12 juni 2008 te verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige economische strafkamer in het arrondissement Breda, waarna de rechtbank op 26 juni 2008 een tussenvonnis heeft gewezen naar aanleiding van een preliminair verweer met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens overschrijding van de redelijke termijn;
- Vervolgens is het onderzoek heropent en is op verzoek van de verdediging nader onderzoek verricht, waarna op 16 juli 2014 het eindvonnis is gewezen;
- Verdachte heeft op 29 juli 2014 hoger beroep ingesteld, waarna op 21 juli 2015 onderhavige strafzaak ter terechtzitting voor regie is gepland.
2. Gelet op het bepaalde in artikel 70 en 72 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) verjaren misdrijven als de onderhavige, te weten artikel 6, eerste lid, en artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 alsmede artikel 3, eerste lid, van de
Wet toezicht effectenverkeer 1995, op welke misdrijven blijkens artikel 1 sub 2
Wet op de economische delicten een maximale gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren is gesteld – in 6 jaren, met dien verstande dat na stuiting telkens een nieuwe verjaringstermijn begint en het recht tot strafvervolging uiterlijk vervalt 12 jaar na aanvang van de verjaringstermijn.
3. De periode van de in de tenlastelegging vermelde strafbare feiten betreft 26 oktober 1999 tot en met 1 juli 2004. Blijkens artikel 71 Sr vangt de termijn van verjaring aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Dit betekent voor onderhavige feiten dat het recht tot strafvervolging uiterlijk vervalt op 2 juli 2016.
4. De verdediging heeft bij appelschriftuur van 4 augustus 2014 onderzoekswensen kenbaar gemaakt strekkende tot voeging van stukken alsmede het horen van 21 getuigen (onder meer in Costa Rica).
5. De advocaat-generaal heeft bij schrijven d.d. 14 juli 2015 alsmede ter terechtzitting
d.d. 21 juli 2015 erop gewezen dat dit nader onderzoek, het horen van getuigen (gelet op het verdedigingsbelang) alsmede het onderzoek ter terechtzitting, het nog te wijzen arrest van het hof in onderhavige strafzaak en de eventuele beoordeling door de Hoge Raad van onderhavige strafzaak vóór 1 juli 2016 moeten zijn afgerond, omdat op enig moment na deze datum het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging.
De advocaat-generaal heeft dienaangaande reeds op voorhand geconcludeerd dat de tijd tot 1 juli 2016 hiervoor niet toereikend is, dat het derhalve verspilling van energie en geld op zou leveren thans nog voort te gaan met het doen van onderzoek en om die reden zich op het standpunt gesteld dat het hof het Openbaar Ministerie reeds nu niet-ontvankelijk dient te verklaren in de strafvervolging tegen verdachte.
6. De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bij dit standpunt aangesloten.
7. Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of het Openbaar Ministerie thans reeds niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging tegen verdachte op de grond dat het met strafvervolging te realiseren doel, te weten een veroordeling, volgens de advocaat-generaal niet meer gehaald kan worden in verband met naderende verjaring van de ten laste gelegde feiten en de zaak niet anders kan eindigen (derhalve ook niet in een vrijspraak) dan in een niet-ontvankelijkverklaring.
Het hof is van oordeel dat, gezien het hiervoor onder 1 tot en met 6 overwogene, een voortzetting van de behandeling van de strafzaak uiteindelijk zal leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de strafvervolging, zodat met een verdere vervolging niet enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang wordt gediend.
Het hof onderschrijft de conclusie van de advocaat-generaal dat de officier van justitie ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging.