2.3.Het hof stelt vast dat sprake is van een onderbouwde interpretatie die niet, althans niet gemotiveerd, door de verdediging is betwist. Het hof verenigt zich met deze bevindingen en interpretatie van de LFO-experts en bezigt deze stukken tot het bewijs.
3. Voorts werden verschillende goederen en stoffen aangetroffen die te maken hebben met de productie van synthetische drugs, onder andere gasbranders en -flessen, vaten, jerrycans (o.a. met zoutzuur), handschoenen en zakken caustic soda. Deze goederen zijn deels bemonsterden onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).Een monster uit een blauw 220 liter vat (AAEI0992NL) bleek een lage concentratie van BMK te bevatten, een monster uit een jerrycan formamide (AAEI0995NL), een monster bruine olie-achtige vloeistof in het tot kookketel gemodificeerde biervat N-formylamfetamine (AAEI0993NL) en een monster kleurloze vloeistof uit een gemodificeerd biervat ten behoeve destillatie (AAEI0994NL) lage concentraties van aan amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen. Voorts werd een monster onderzocht van een bruine substantie aan de zijkant van een put (AAEI0985NL) en een monster van de bodem van het lab (AAEI0987NL). Deze monsters bleken aan amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen en lage concentraties amfetamine en BMK te bevatten.
4. Op 5 juni 2013 was de politie doende met de doorzoeking van de woning gelegen aan de [adres 2] in Woudrichem. Tijdens dit onderzoek kwam verdachte met zijn auto rond 16.45 uur aangereden. De personenauto van verdachte is op 5 juni 2013 doorzocht, waarbij er vier volle jerrycans met het opschrift “mierenzuur” werden aangetroffen.
5. Mierenzuur is naast BMK en formamide één van de veel gebruikte chemicaliën die gebruikt worden bij de eerste kookstap van de illegale vervaardiging van amfetamine.Blijkens het NFI rapport d.d. 25 november 2013 wordt met voornoemde grondstoffen het tussenproduct N-formylamfetamine gevormd waarna – door het te verwarmen met zoutzuur – het tussenproduct wordt omgezet in amfetamine. Deze wijze van vervaardiging van amfetamine wordt omschreven als de Leuckartmethode.
6. Verdachte werd aangehouden en de verbalisanten roken bij verdachte een zeer penetrante en onaangename geur, zijnde een zoete weeïge op aceton gelijkende geur. Dezelfde geur werd later die dag bij de loods waargenomen.
7. Na de aanhouding van verdachte werd de kleding van verdachte (een zwart shirt en grijze trainingsbroek) inbeslaggenomen voor nader onderzoek.Door het NFI werden er enkele stukjes uit de kledingstukken gesneden waar duidelijk vlekken aanwezig waren en het textiel harder aanvoelde. Deze stukjes zijn onderzocht en de onderzochte materialen bevatten naast amfetamine ook diverse aan amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen. De voornoemde verkregen resultaten passen volgens het NFI bij de vervaardiging van amfetamine met de Leuckartmethode.
8. Tijdens de doorzoeking van de loods werden er tevens sporen veiliggesteld, waaronder een handschoen (binnenzijde lab), een hoofdtelefoon (bij de deur van het lab) en een veiligheidsbril (binnenzijde van de deur van het lab).Op deze sporen is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurige andere persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
9. Verdachte heeft vanaf 17 november 2012 op het adres [adres 2] te Woudrichem gewoond. Hij woonde op 5 juni 2013 niet meer op dit adres, maar kwam in de weken voorafgaande aan deze datum eens in de 10 dagen op dit adres. De avond ervoor, op 4 juni 2013 tot in de daarop volgende nacht, was verdachte nog op het terrein en in de loods geweest.
Dat was – aldus verdachtes verklaring tegenover de politie – ‘echt nachtwerk’. Tijdens zijn verblijf op de [adres 2] heeft verdachte zijn vriendin, [vriendin van verdachte] , een paar keer aan de lijn gehad.
10. Op 5 juni 2013 heeft verdachte via sms-correspondentie diverse malen contact gehad met een persoon met telefoonnummer 0626195242, die in verdachtes telefoon is vermeld onder de naam ‘Cokejunkie’. Dit betreft onder meer de volgende berichten:
- “Moet ik kijken maat want moet zelf niet in probleem komen’, ontvangen door verdachte op 5 juni 2013 om 14:46:58;
- “Nee 40 maar heb nog niets zelfs z niet zou om 11 als zijn”, ontvangen door verdachte op 5 juni 2013 om 15:02:37;
- Ongeveer 18 a 19 is nog niet leeg had te weinig mi ben daar nu voor weg jij moest een verpakking van 20 mi toch?”, verzonden door verdachte op 5 juni 2013 om 12:28:56;
Verdachte heeft over de letters ‘mi’ verklaard dat dit staat voor mierenzuur.
11. Voorts heeft verdachte die nacht ook nog sms-contact gehad met zijn vriendin, te weten met het telefoonnummer +31615135902. Dit betreft onder meer de volgende berichten:
- “Mop ik mis je kei erg waneer kom je terug? X HVJ”, ontvangen door verdachte op 5 juni 2013 om 3:03:39;
- “Mop?kom je? X”, ontvangen door verdachte op 5 juni 2013 om 5:45:07;
- “Duurt nog zeker 2 uur het zit tegen x”, verzonden door verdachte op 5 juni 2013 om 5:45:53.
Het hof leidt uit de inhoud van voormeld SMS-bericht (05.45.53 uur), in combinatie met de verklaring van verdachte dat het “echt nachtwerk was”, af dat verdachte op 5 juni 2013 nog tot een tijdstip gelegen na 05.45 uur aanwezig is geweest in de loods.
1. Op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 17 november 2013 tot en met 5 juni 2013 heeft schuldig gemaakt aan de productie van amfetamine alsmede aan voorbereidingshandelingen gericht op productie van amfetamine. Het hof overweegt in dit verband, dat het zich verenigt met de hierboven vermelde bevindingen en schattingen van de [verbalisant 3] .
2. Het hof gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat verdachte geen toegang zou hebben gehad tot de loods waarin het laboratorium is aangetroffen omdat – aldus de verdediging – [medeverdachte] alle sloten op het terrein van de [adres 2] in Woudrichem had vervangen.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [medeverdachte] op 5 juni 2013 tegenover de politie heeft verklaard dat hij alleen de cilinders van voor- en achterdeur van de woning heeft vervangenen dat verdachte zelf tegenover de politie heeft verklaard dat hij overal kwam op het terrein van de [adres 2] te Woudrichem. Verdachte noemt in dit verband ruimtes zoals de droogloods waar zijn inboedel stond, de tweede loods waar zijn vissen zich bevonden en ook de schuur, de garage en de woning.
Voorts wijst het hof op het feit dat de loods op 5 juni 2013 door de verbalisanten via een gedeeltelijk openstaand rolluik is betreden. Uit het dossier blijkt niet dat de verbalisanten om de ruimte te betreden de toegang hiertoe hebben moeten forceren, terwijl in de rede ligt dat hierover zou zijn gerelateerd indien de verbalisanten die toegang wel zouden hebben moeten forceren.
3. De verdediging heeft betoogd dat het in de auto van verdachte aangetroffen mierenzuur was bestemd voor de reiniging van de filters van de vijver van de koikarpers. In het licht van de bewijsmiddelen, die onmiskenbaar duiden op strafbare betrokkenheid van verdachte zoals hiervoor overwogen onder 1, acht het hof die lezing van het bezit van het mierenzuur volstrekt ongeloofwaardig.
4. Hetgeen de verdediging overigens heeft aangevoerd, doet aan dit zojuist onder 1 weergegeven oordeel niet af.
Op grond van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 17 november 2012 tot en met 5 juni 2013 te Woudrichem opzettelijk heeft bereid amfetamine, zijnde een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet
hij in de periode van 17 november 2012 tot en met 5 juni 2013 te Woudrichem om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden:
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
immers, heeft verdachte op voornoemde tijdstippen in een loods:
- een hoeveelheid fenyl-2-propanon, ook wel genaamd BMK (Benzylmethylketon) en
- formamide en/of
- restanten amfetamine olie en
- handschoenen en
- meerdere gasflessen en gasbranders en
- diverse hoeveelheden chemicaliën en vaten en jerrycans en hardware en een RVS-koeler
voorhanden gehad, waarvan verdachte wist dat dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
Het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het bewezenverklaarde de productie van hard drugs betreft, in het bijzonder amfetamine;
- de omstandigheid dat harddrugs zoals amfetamine, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren en dat de productie van vorenbedoelde harddrugs vaak op zodanige wijze plaatsvindt, dat direct gevaar voor de omgeving ontstaat (zoals brand- of ontploffingsgevaar), terwijl de afvalproducten veelal illegaal worden geloosd met alle gevolgen van dien voor het leefmilieu en de natuur.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
13 januari 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder in verband met een soortgelijk feit onherroepelijk is veroordeeld;
- het feit dat de bewezenverklaarde periode beperkt is;
- de omstandigheid dat verdachte op geen enkele wijze heeft laten zien het laakbare van zijn handelen in te zien;
- de overige persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep door en namens verdachte naar voren zijn gebracht.
Al het vorenoverwogene in aanmerking genomen, acht het hof een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek voorarrest passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Zeeland-West-Brabant tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Breda van 20 november 2012 onder parketnummer 02-811535-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, van oordeel, dat – nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt – de tenuitvoerlegging van deze straf dient te worden gelast.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst zullen worden teruggegeven aan verdachte, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet artikel 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.