ECLI:NL:GHSHE:2015:5696

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
20-000941-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de productie en voorbereiding van amfetamine met vrijspraakverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het bereiden en voorbereiden van amfetamine. Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen deze veroordeling behandeld, waarbij de advocaat-generaal een zwaardere straf van 3 jaren heeft gevorderd. De verdachte heeft in zijn verweer vrijspraak bepleit en betoogd dat de in beslag genomen voorwerpen aan hem moeten worden teruggegeven. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de feiten en omstandigheden, waaronder de bevindingen van de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de productie van amfetamine en voorbereidingshandelingen daartoe. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is gelast. De in beslag genomen voorwerpen worden teruggegeven aan de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de relevante bepalingen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000941-14
Uitspraak : 16 juli 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 13 maart 2014, parketnummer 02-800510-13 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-811535-11, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1981,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, en
  • medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek voorarrest.
De rechtbank heeft voorts de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis d.d. 20 november 2012 onder parketnummer 02-811535-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen en beslist over de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis d.d. 20 november 2012 onder parketnummer 02-811535-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen. Tot slot heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
De verdediging heeft:
  • vrijspraak bepleit;
  • zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen aan verdachte worden geretourneerd;
  • zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 20 november 2012, parketnummer 02-811535-11, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, dient te worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
(PRODUCTIE/HANDEL SYNTHETISCHE DRUGS / HARDDRUGS)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 juni 2013 te Woudrichem, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
EN/OF
(VOORBEREIDINGSHANDELINGEN)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 5 juni 2013 te Woudrichem, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen:
  • een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats (in twee, althans een schu(u)r(en) en/of loods[en]):
  • twee (complete) in werking zijnde laboratorium-opstelling(en) (bedoeld voor de productie van fenyl-2-propanon, ook wel genaamd BMK (Benzylmethylketon) en/of
  • een hoeveelheid fenyl-2-propanon, ook wel genaamd BMK (Benzylmethylketon) en/of
  • emmers met apaan en/of
  • zoutzuur en/of
  • caustic soda en/of
  • formamide en/of
  • restanten amfetamine olie en/of
  • handschoenen en/of
  • meerdere gasfles(sen) en/of gasbrander(s) en/of
  • diverse hoeveelheden grondstoffen en/of chemicaliën en/of vaten en/of jerrycans en/of hardware en/of glaswerk en/of een RVS-koeler en/of pollepels en/of diverse (andere) voorwerp(en)
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijs [1]
1. Op 5 juni 2013 is een onderzoek gestart op het bedrijventerrein aan de [adres 2] te Woudrichem. Op dit adres werd op het terrein achter de loodsen een schuur (hierna te noemen: loods) aangetroffen. Door [verbalisant 1] werd er in de nabijheid van de deels geopende loods een sterke geur van amfetamine geroken. Door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] werd de loods betreden via een gedeeltelijk openstaand rolluik. Zij zagen dat er in de loods een groot aantal jerrycans stond. Tevens zagen zij een opstelling met een metalen ketel waaraan verschillende slangen waren bevestigd. In de loods roken zij dat de geur van amfetamine nog sterker was. De verbalisanten herkenden de aangetroffen situatie als een productieplaats van synthetische drugs. [2]
Deze loods is voorzien van een roldeur. Verdachte maakte op 5 juni 2013, de datum van het verhoor van verdachte [medeverdachte] , sinds een half jaar gebruik van deze loods. Een week voor dit verhoor rook [medeverdachte] een chemisch luchtje in de loods. [3]
2.1.
In verband met de ontmanteling en ruiming van het laboratorium kwamen op 5 juni 2013 specialisten ter plaatse van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) van de Landelijke Eenheid Politie, onder wie [verbalisant 3] , hoofdinspecteur van politie en LFO-expert bij het Korps landelijke politiediensten. De loods werd via een rolluik betreden. In de loods werd een 120 litervat aangetroffen met daaromheen diverse jerrycans. Nabij dit vat rook het sterk naar ammonia. Door het LFO werd dit herkend als een vat dat gebruikt wordt als loogvat voor het neutraliseren van ruwe amfetamineolie. Tevens troffen genoemde specialisten een tot kookketel gemodificeerd biervat aan dat geplaatst was op een gasbrander, die middels een gasslang was aangesloten op een gasfles met reduceerventiel, waarop een RVS-koeler was geplaatst die via een gemonteerde aan- en afvoerslang gekoeld kon worden en bovenop was voorzien van een slang ten behoeve van de dampafvoer. Deze opstelling werd door het LFO herkend als een opstelling die gebruikt wordt voor de eerste kookstap van de vervaardiging van amfetamine. De temperatuur van ruim 38 graden Celsius van het tot kookketel gemodificeerde biervat wees er volgens het LFO op dat de gasbrander onder de opstelling zeer kort van tevoren gebrand moet hebben. [4]
2.2.
[verbalisant 3] licht de omschrijving ‘zeer kort van tevoren’ in een aanvullend proces-verbaal toe. Hij verklaart in dit verband dat de temperatuur van de vloeistof bij de verkenning rond 15:00 uur, in de ketel W13 (gemeten met warmtebeeldcamera) 38 graden Celsius was en in het monster (bruine olieachtige vloeistof op een lichtgele vloeistof) uit ketel W13 voornamelijk N-formylamfetamine is aangetoond. Gelet op het feit dat de genoemde temperatuur ruim boven de omgevingstemperatuur lag en het aantonen (het hof begrijpt: gelet op het aantonen) van voornamelijk N-formylamfetamine in de olielaag, is het volgens [verbalisant 3] zeer waarschijnlijk dat ter plaatse in de ketel BMK met Formamide gekookt is.
De kooktemperatuur is in geval van de aanwezigheid van mierenzuur 140 graden Celsius en anders rond de 170 graden Celsius. [verbalisant 3] schat op basis van zijn ervaring, het volume van de ketel en de omgevingstemperatuur dat de gasbrander onder de ketel 7 tot 10 uur eerder is uitgezet in geval van het koken met mierenzuur. Indien de ketel zonder mierenzuur heeft gekookt schat [verbalisant 3] op grond van de hogere temperatuur van 170 graden Celsius dat de gasbrander circa 9 tot 12 uur eerder is uitgezet. [5]
2.3.
Het hof stelt vast dat sprake is van een onderbouwde interpretatie die niet, althans niet gemotiveerd, door de verdediging is betwist. Het hof verenigt zich met deze bevindingen en interpretatie van de LFO-experts en bezigt deze stukken tot het bewijs.
3. Voorts werden verschillende goederen en stoffen aangetroffen die te maken hebben met de productie van synthetische drugs, onder andere gasbranders en -flessen, vaten, jerrycans (o.a. met zoutzuur), handschoenen en zakken caustic soda. Deze goederen zijn deels bemonsterd [6] en onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). [7] Een monster uit een blauw 220 liter vat (AAEI0992NL) bleek een lage concentratie van BMK te bevatten, een monster uit een jerrycan formamide (AAEI0995NL), een monster bruine olie-achtige vloeistof in het tot kookketel gemodificeerde biervat N-formylamfetamine (AAEI0993NL) en een monster kleurloze vloeistof uit een gemodificeerd biervat ten behoeve destillatie (AAEI0994NL) lage concentraties van aan amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen. Voorts werd een monster onderzocht van een bruine substantie aan de zijkant van een put (AAEI0985NL) en een monster van de bodem van het lab (AAEI0987NL). Deze monsters bleken aan amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen en lage concentraties amfetamine en BMK te bevatten.
4. Op 5 juni 2013 was de politie doende met de doorzoeking van de woning gelegen aan de [adres 2] in Woudrichem. Tijdens dit onderzoek kwam verdachte met zijn auto rond 16.45 uur aangereden. De personenauto van verdachte is op 5 juni 2013 doorzocht, waarbij er vier volle jerrycans met het opschrift “mierenzuur” werden aangetroffen. [8]
5. Mierenzuur is naast BMK en formamide één van de veel gebruikte chemicaliën die gebruikt worden bij de eerste kookstap van de illegale vervaardiging van amfetamine. [9] Blijkens het NFI rapport d.d. 25 november 2013 wordt met voornoemde grondstoffen het tussenproduct N-formylamfetamine gevormd waarna – door het te verwarmen met zoutzuur – het tussenproduct wordt omgezet in amfetamine. Deze wijze van vervaardiging van amfetamine wordt omschreven als de Leuckartmethode. [10]
6. Verdachte werd aangehouden en de verbalisanten roken bij verdachte een zeer penetrante en onaangename geur, zijnde een zoete weeïge op aceton gelijkende geur. Dezelfde geur werd later die dag bij de loods waargenomen. [11]
7. Na de aanhouding van verdachte werd de kleding van verdachte (een zwart shirt en grijze trainingsbroek) inbeslaggenomen voor nader onderzoek. [12] Door het NFI werden er enkele stukjes uit de kledingstukken gesneden waar duidelijk vlekken aanwezig waren en het textiel harder aanvoelde. Deze stukjes zijn onderzocht en de onderzochte materialen bevatten naast amfetamine ook diverse aan amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen. De voornoemde verkregen resultaten passen volgens het NFI bij de vervaardiging van amfetamine met de Leuckartmethode. [13]
8. Tijdens de doorzoeking van de loods werden er tevens sporen veiliggesteld, waaronder een handschoen (binnenzijde lab), een hoofdtelefoon (bij de deur van het lab) en een veiligheidsbril (binnenzijde van de deur van het lab). [14] Op deze sporen is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurige andere persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [15]
9. Verdachte heeft vanaf 17 november 2012 op het adres [adres 2] te Woudrichem gewoond. Hij woonde op 5 juni 2013 niet meer op dit adres, maar kwam in de weken voorafgaande aan deze datum eens in de 10 dagen op dit adres. De avond ervoor, op 4 juni 2013 tot in de daarop volgende nacht, was verdachte nog op het terrein en in de loods geweest. [16]
Dat was – aldus verdachtes verklaring tegenover de politie – ‘echt nachtwerk’. Tijdens zijn verblijf op de [adres 2] heeft verdachte zijn vriendin, [vriendin van verdachte] , een paar keer aan de lijn gehad. [17]
10. Op 5 juni 2013 heeft verdachte via sms-correspondentie diverse malen contact gehad met een persoon met telefoonnummer 0626195242, die in verdachtes telefoon is vermeld onder de naam ‘Cokejunkie’. Dit betreft onder meer de volgende berichten:
  • “Moet ik kijken maat want moet zelf niet in probleem komen’, ontvangen door verdachte op 5 juni 2013 om 14:46:58;
  • “Nee 40 maar heb nog niets zelfs z niet zou om 11 als zijn”, ontvangen door verdachte op 5 juni 2013 om 15:02:37;
  • Ongeveer 18 a 19 is nog niet leeg had te weinig mi ben daar nu voor weg jij moest een verpakking van 20 mi toch?”, verzonden door verdachte op 5 juni 2013 om 12:28:56;
Verdachte heeft over de letters ‘mi’ verklaard dat dit staat voor mierenzuur. [19]
11. Voorts heeft verdachte die nacht ook nog sms-contact gehad met zijn vriendin, te weten met het telefoonnummer +31615135902. Dit betreft onder meer de volgende berichten:
  • “Mop ik mis je kei erg waneer kom je terug? X HVJ”, ontvangen door verdachte op 5 juni 2013 om 3:03:39;
  • “Mop?kom je? X”, ontvangen door verdachte op 5 juni 2013 om 5:45:07;
  • “Duurt nog zeker 2 uur het zit tegen x”, verzonden door verdachte op 5 juni 2013 om 5:45:53.
Het hof leidt uit de inhoud van voormeld SMS-bericht (05.45.53 uur), in combinatie met de verklaring van verdachte dat het “echt nachtwerk was”, af dat verdachte op 5 juni 2013 nog tot een tijdstip gelegen na 05.45 uur aanwezig is geweest in de loods.
Bewijsoverwegingen
1. Op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 17 november 2013 tot en met 5 juni 2013 heeft schuldig gemaakt aan de productie van amfetamine alsmede aan voorbereidingshandelingen gericht op productie van amfetamine. Het hof overweegt in dit verband, dat het zich verenigt met de hierboven vermelde bevindingen en schattingen van de [verbalisant 3] .
2. Het hof gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat verdachte geen toegang zou hebben gehad tot de loods waarin het laboratorium is aangetroffen omdat – aldus de verdediging – [medeverdachte] alle sloten op het terrein van de [adres 2] in Woudrichem had vervangen.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [medeverdachte] op 5 juni 2013 tegenover de politie heeft verklaard dat hij alleen de cilinders van voor- en achterdeur van de woning heeft vervangen [21] en dat verdachte zelf tegenover de politie heeft verklaard dat hij overal kwam op het terrein van de [adres 2] te Woudrichem. Verdachte noemt in dit verband ruimtes zoals de droogloods waar zijn inboedel stond, de tweede loods waar zijn vissen zich bevonden en ook de schuur, de garage en de woning. [22]
Voorts wijst het hof op het feit dat de loods op 5 juni 2013 door de verbalisanten via een gedeeltelijk openstaand rolluik is betreden. Uit het dossier blijkt niet dat de verbalisanten om de ruimte te betreden de toegang hiertoe hebben moeten forceren, terwijl in de rede ligt dat hierover zou zijn gerelateerd indien de verbalisanten die toegang wel zouden hebben moeten forceren.
3. De verdediging heeft betoogd dat het in de auto van verdachte aangetroffen mierenzuur was bestemd voor de reiniging van de filters van de vijver van de koikarpers. In het licht van de bewijsmiddelen, die onmiskenbaar duiden op strafbare betrokkenheid van verdachte zoals hiervoor overwogen onder 1, acht het hof die lezing van het bezit van het mierenzuur volstrekt ongeloofwaardig.
4. Hetgeen de verdediging overigens heeft aangevoerd, doet aan dit zojuist onder 1 weergegeven oordeel niet af.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 17 november 2012 tot en met 5 juni 2013 te Woudrichem opzettelijk heeft bereid amfetamine, zijnde een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet
EN
hij in de periode van 17 november 2012 tot en met 5 juni 2013 te Woudrichem om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden:
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
immers, heeft verdachte op voornoemde tijdstippen in een loods:
  • een hoeveelheid fenyl-2-propanon, ook wel genaamd BMK (Benzylmethylketon) en
  • formamide en/of
  • restanten amfetamine olie en
  • handschoenen en
  • meerdere gasflessen en gasbranders en
  • diverse hoeveelheden chemicaliën en vaten en jerrycans en hardware en een RVS-koeler
voorhanden gehad, waarvan verdachte wist dat dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
Het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het bewezenverklaarde de productie van hard drugs betreft, in het bijzonder amfetamine;
  • de omstandigheid dat harddrugs zoals amfetamine, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren en dat de productie van vorenbedoelde harddrugs vaak op zodanige wijze plaatsvindt, dat direct gevaar voor de omgeving ontstaat (zoals brand- of ontploffingsgevaar), terwijl de afvalproducten veelal illegaal worden geloosd met alle gevolgen van dien voor het leefmilieu en de natuur.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
13 januari 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder in verband met een soortgelijk feit onherroepelijk is veroordeeld;
  • het feit dat de bewezenverklaarde periode beperkt is;
  • de omstandigheid dat verdachte op geen enkele wijze heeft laten zien het laakbare van zijn handelen in te zien;
  • de overige persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep door en namens verdachte naar voren zijn gebracht.
Al het vorenoverwogene in aanmerking genomen, acht het hof een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek voorarrest passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Zeeland-West-Brabant tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Breda van 20 november 2012 onder parketnummer 02-811535-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, van oordeel, dat – nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt – de tenuitvoerlegging van deze straf dient te worden gelast.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst zullen worden teruggegeven aan verdachte, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet artikel 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen vermeld op de aan het arrest gehechte beslaglijst met nummers 968285, 968297, 968306,968308, 968312, 968314, 968315, 968318, 968322, 968324, 968328, 968339, 968501, 968502, 968503, 968507 en 986500.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 20 november 2012, parketnummer 02-811535-11, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Aldus gewezen door
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 16 juli 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.H. Klip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders aangegeven, verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s 1-354 van ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het eindproces-verbaal van Regiopolitie Midden en West Brabant, District Oosterhout, Team opsporing, dossienummer PL203M-2013108387, afgesloten op 23 oktober 2013.
2.Het proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen, dossierpagina 82.
3.Het proces-verbaal verhoor verdachte, dossierpagina 95 tot en met 97.
4.Het proces-verbaal LFO, onderzoek synthetische drugs-precursoren laboratorium, dossierpagina 222, 223 en 227.
5.Het proces-verbaal aanvulling 1e PV onderzoek synthetische drugs-precursoren laboratorium, d.d. 18 juni 2014.
6.Het proces-verbaal LFO, onderzoek synthetische drugs-precursoren laboratorium, dossierpagina 223 en 224.
7.Onderzoek naar vermoedelijke vervaardiging synthetische drugs door het NFI d.d. 25 november 2013, losbladig
8.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 198 in combinatie met het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 27 februari 2014, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 2 juli 2015, alsmede het proces-verbaal aanhouding, dossierpagina 37.
9.Het proces-verbaal LFO, onderzoek synthetische drugs-precursoren laboratorium, dossierpagina 226 van voornoemd eindproces-verbaal.
10.Het geschrift, het rapport Onderzoek naar vermoedelijke vervaardiging synthetische drugs op de [adres 2] te Woudrichem van het NFI d.d. 25 november 2013, p. 6.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 44 en 45.
12.Het proces-verbaal aanvraag onderzoek verdovende middelen, dossierpagina 291.
13.Onderzoek naar sporen verdovende middelen op een t-shirt en trainingsbroek door het NFI d.d. 24 januari 2014, losbladig.
14.Het proces-verbaal sporenonderzoek, dossierpagina 267 tot en met 269 en sporenbijlage, dossierpagina 289.
15.Het rapport DNA-onderzoek NFI, dossierpagina 293 tot en met 295.
16.Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 27 februari 2014, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 2 juli 2015.
17.De processen-verbaal verhoor verdachte, dossierpagina 51 respectievelijk 60.
18.Het proces-verbaal betreffende bevindingen onderzoek digitaal onderzoek, dossierpagina 238 en 239 in combinatie met de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 2 juli 2015.
19.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 2 juli 2015.
20.Het proces-verbaal betreffende bevindingen onderzoek digitaal onderzoek, dossierpagina 238 en 239 in combinatie met de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 2 juli 2015.
21.Het proces-verbaal verhoor verdachte, dossierpagina 91 en 93.
22.Het proces-verbaal verhoor verdachte, dossierpagina 51.