ECLI:NL:GHSHE:2015:5694

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
23 februari 2017
Zaaknummer
K14/0653
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 Sv over politiegeweld en afwijzing van vervolging

In deze beschikking van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 september 2015, wordt een klacht behandeld die is ingediend door klager, wonende te Maastricht, over de beslissing van de officier van justitie te Maastricht om niet over te gaan tot vervolging van beklaagde, een politieambtenaar, wegens mishandeling. Klager had op 5 september 2014 aangifte gedaan van mishandeling door beklaagde, die op dat moment betrokken was bij de aanhouding van klagers vrouw, [betrokkene 1]. De officier van justitie had op 11 november 2014 aan klager meegedeeld dat er geen reële verdenking was om tot vervolging over te gaan, wat leidde tot het indienen van een klaagschrift door klager op 25 november 2014.

Het hof heeft de zaak op 26 mei 2015 en 25 augustus 2015 in raadkamer behandeld, waarbij zowel klager als beklaagde en hun advocaten aanwezig waren. De advocaat-generaal adviseerde het hof om het beklag af te wijzen. Het hof heeft de verklaringen van klager, beklaagde en getuigen beoordeeld. Klager verklaarde dat hij door beklaagde was geslagen, terwijl beklaagde en een andere politieambtenaar, [betrokkene 2], verklaarden dat klager hen aanviel. Het hof concludeerde dat de verklaringen tegenstrijdig waren, maar dat het toegepaste geweld door beklaagde niet in strijd was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Uiteindelijk heeft het hof besloten het beklag van klager af te wijzen, met de overweging dat de omstandigheden van de zaak rechtvaardigden dat beklaagde geweld had toegepast. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en twee raadsheren, waarbij opgemerkt werd dat twee van de rechters buiten staat waren om de beschikking mede te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Klachtnummer: K14/0653
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 september 2015 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager] ,

wonende te Maastricht,
hierna te noemen: klager,
bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Maastricht,
over de beslissing van de officier van justitie te Maastricht tot het niet vervolgen van:

[beklaagde] ,

wonende te Echt,
hierna te noemen: beklaagde,
bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht,
wegens mishandeling.

De feitelijke gang van zaken.

Op 5 september 2014 heeft klager aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde.
Bij brief van 11 november 2014 is door de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat er geen sprake is van een reële verdenking ter zake mishandeling contra de betrokken politieagent(en).
Hierop heeft klager bij schrijven van 25 november 2014 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 26 november 2014, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 16 december 2014 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Op 26 mei 2015 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager en zijn advocaat. De advocaat-generaal heeft het hof geadviseerd beklaagde op te roepen.
Op 25 augustus 2015 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van beklaagde en zijn advocaat. De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klager [klager] heeft op 5 september 2014 aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde [beklaagde] . Klager was op 30 augustus 2014 passagier in een BMW, die door zijn vrouw [betrokkene 1] bestuurd werd. Toen een mannelijke en vrouwelijke politieambtenaar verschenen, bracht [betrokkene 1] de auto tot stilstand. Nadat het [betrokkene 1] tot driemaal toe niet lukte een blaastest te volbrengen, pakte de mannelijke politieambtenaar, beklaagde [beklaagde] , [betrokkene 1] bij haar arm om haar mee te slepen, aldus klager. Klager vroeg hierop, zo verklaart hij, of dat niet anders kon. Volgens klager kreeg hij vervolgens een klap, waarvan klager pijn heeft ondervonden. Klager heeft verklaard dat daarna het licht bij hem is uitgegaan en hij niet weet door wie hij is geslagen. Het enige dat klager nog weet, is dat hij in een politievoertuig naar het politiebureau werd gebracht.
Eerder, op 30 augustus 2014, is klager als verdachte gehoord en heeft verklaard dat hij zich niet meer kon herinneren of hij beklaagde had geslagen. Ook kon hij zich niet herinneren hoe hij precies aan zijn letsel was gekomen, omdat hij naar eigen zeggen vermoedelijk buiten bewustzijn was. In het dossier bevindt zich een medische verklaring omtrent klager.
Beklaagde [beklaagde] heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2014 verklaard dat hij [betrokkene 1] beetpakte, nadat het haar tot driemaal toe niet was gelukt een blaastest te volbrengen. Direct zag en voelde beklaagde dat klager hem met zijn vuist een klap op zijn rechteronderkaak gaf. Vervolgens ontstond er een worsteling tussen beklaagde en klager, waarbij beklaagde zich met geweld verdedigde. Klager werd uiteindelijk aangehouden ter zake van mishandeling.
[betrokkene 1] heeft op 5 september 2014 tevens aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens haar gepleegd door politieambtenaar [betrokkene 2] . In aanvulling op de verklaring van klager verklaart [betrokkene 1] dat zij zag dat klager op de grond lag, nadat hij tegen beklaagde zei dat hij eens normaal moest doen omdat [betrokkene 1] geen crimineel was. [betrokkene 1] zag dat beklaagde op het bovenlichaam van klager intrapte. [betrokkene 1] wilde toen naar klager toe, maar werd tegengehouden door [betrokkene 2] . Toen [betrokkene 1] zich verweerde, heeft [betrokkene 2] haar geslagen, aldus [betrokkene 1] .
Uit het proces-verbaal van voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie van [betrokkene 1] blijkt dat zij op 30 augustus 2014 uit eigen beweging verklaarde dat de situatie met haar man uit de hand was gelopen. Haar man had agressief gereageerd op het moment dat zij werd aangehouden en door beklaagde werd vastgepakt, aldus [betrokkene 1] .
[betrokkene 2] heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2014 verklaard te hebben gezien dat klager beklaagde een klap in het gezicht gaf, toen beklaagde [betrokkene 1] losjes bij haar arm vasthield om haar aan te houden. Hierop duwde [betrokkene 2] klager naar achteren, waarop klager haar een klap op haar hoofd gaf. Vervolgens ontstond er een worsteling, waarbij [betrokkene 2] trachtte [betrokkene 1] aan te houden. [betrokkene 2] voelde dat zij gebeten werd in haar onderarm en heeft vervolgens, naar eigen zeggen, geweld toegepast. [betrokkene 2] heeft op 2 september 2014 tevens aangifte van mishandeling gedaan tegen zowel klager [klager] als [betrokkene 1] .
Het hof overweegt als volgt:
In het dossier bevinden zich tegengestelde verklaringen, namelijk aan de ene kant die van [klager] en [betrokkene 1] en aan de andere kant die van [beklaagde] en [betrokkene 2] . Ook is er nog de verklaring van [betrokkene 1] bij haar voorgeleiding.
Het hof is van oordeel dat uit de verklaring van klager [klager] op 30 augustus 2014, de afgelegde verklaring bij de voorgeleiding van [betrokkene 1] op 30 augustus 2014 en de verklaringen van beklaagde [beklaagde] en [betrokkene 2] is af te leiden dat in de gegeven omstandigheden het door beklaagde toegepaste geweld niet in strijd was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.

De beslissing.

Het hof wijst het beklag af.

Aldus gegeven door
mr. J.P.F. Rijken, voorzitter,
mr. H.A. Marquart Scholtz en prof. mr. dr. A.M. Hol, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C. Karsdorp, griffier,
op 22 september 2015.
Mr. J.P.F. Rijken en mr. H.A. Marquart Scholtz zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.