ECLI:NL:GHSHE:2015:5627

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
20-000273-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een verbalisant met een auto tijdens een voetbalwedstrijd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte was vrijgesproken van poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1984 en wonende in Oss, reed op 2 maart 2012 met een aanzienlijke snelheid met zijn auto op een verbalisant af, die zich op het trottoir bevond. De verbalisant, gekleed in een opvallend politieuniform, moest opzij springen om een aanrijding te voorkomen. De officier van justitie stelde hoger beroep in tegen de vrijspraak en vorderde dat het hof de verdachte zou veroordelen voor poging tot zware mishandeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de verklaringen van de verbalisanten en getuigen in overweging genomen. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte enkel wilde vluchten uit een chaotische situatie en geen opzet had op het toebrengen van letsel.

Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisant, gezien de omstandigheden waaronder hij met zijn auto op de verbalisant afreed. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan poging tot zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van EUR 300,-- toegewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000273-14
Uitspraak : 21 januari 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 22 januari 2014, parketnummer 01-845073-12 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-106392-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1984,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte vrijgesproken ter zake de ten laste gelegde poging tot doodslag/zware mishandeling.
Voorts heeft de rechtbank beslist over de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] en de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 01-106392-11.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen ter zake de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, en de verdachte daartoe zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van één jaar. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de [benadeelde partij] zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf zal afwijzen.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het (impliciet primair en subsidiair) laste gelegde. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en is verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met parketnummer 01-106392-11 heeft de verdediging bepleit dat de vordering zal worden afgewezen, of dat het openbaar ministerie daarin niet ontvankelijk wordt verklaard, althans dat de proeftijd zal worden verlengd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 maart 2012 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] (politieambtenaar) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (Audi A4 [kenteken] ) met een aanzienlijke, althans meer dan geringe snelheid (deels rijdende op het trottoir) op die [benadeelde partij] is ingereden/afgereden, die zich op dat moment (te voet) op het trottoir bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde
Het hof is met de advocaat-generaal, de verdediging en de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [benadeelde partij] . Verdachte zal daarom van het impliciet primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 02 maart 2012 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] (politieambtenaar) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (Audi A4 [kenteken] ) met een aanzienlijke snelheid (deels rijdende op het trottoir) op die [benadeelde partij] is afgereden, die zich op dat moment (te voet) op het trottoir bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierna weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Voor zover niet anders vermeld, maken de hierna volgende bewijsmiddelen onderdeel uit van het dossier van regiopolitie Brabant-Noord, District Maasland, D2-Team Noord Oss Lith, met registratienummer PL21YO 2012023497, sluitingsdatum 4 maart 2012, aantal doorgenummerde pagina’s 53, met bijlagen.

1.

Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 3 maart 2012, proces-verbaalnummer PL21Y2 2012023497-1, opgemaakt door [verbalisant 1] (agent van politie), pagina’s 20-22, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende als aangifte van [benadeelde partij] :

Ik doe aangifte van een delict, gepleegd op 2 maart 2012 aan de Hescheweg in Oss. Op vrijdag 2 maart 2012 was ik aan het werk als hoofdagent van de vrijwillige regiopolitie Brabant Noord, district Maasland, team Zuid. Ik was op dit moment coördinator van het voetbal. De wedstrijd FC Oss tegen Sparta Rotterdam. Ik was gekleed in een opvallend politie uniform, en ik droeg een geelkleurige, fluorescerende politiejas.
Om 21.45 uur was de wedstrijd afgelopen. De supporters van Sparta verzamelden op dat moment op de parkeerplaats van het uit-publiek, waarna zij in de personenauto’s en bussen
stapten. Op datzelfde moment vertrokken de supporters van FC Oss. Ik zag dat de mij bekende “harde kern” van de FC Oss supporters zich verzamelden in het Sibelius Park,
gelegen tegenover de hoofdingang van het FC Oss stadion. Normaal gesproken vertrekken de bezoekende supporters langs deze weg het stadion. Omdat de FC Oss supporters daar stonden, besloot ik dat er een andere route gereden moest worden, voor de afvoer van de Sparta supporters. Ik deelde middels mijn portofoon mede aan de collega, welke de Sparta supporters zou begeleiden, dat zij via de Hescheweg het stadion moesten verlaten. Ik zag dat de bussen en de personenauto’s ook daadwerkelijk, onder begeleiding van een motorrijder van de politie, werden afgevoerd via de Hescheweg .
Kennelijk hadden de FC Oss supporters dit in de gaten, want ik zag dat zij via de hoofdingang van het stadion terug naar binnen gingen. Ik hoorde via de portofoon dat zij via de achterzijde van de B-tribune, probeerden bij de Sparta supporters te komen. Hierop zijn wij met diverse collega’s naar het hek achter de B-tribune gegaan. Hier vormden wij een linie. Wij hebben toen de FC Oss supporters gedwongen de andere kant op te gaan, richting Hescheweg en vervolgens in de richting van het centrum.
Kort hierna stond ik op het voetpad, gelegen naast de Hescheweg , het was inmiddels ongeveer 22.10 uur. Tussen het voetpad en de rijbaan ligt een strook gras van ongeveer twee tot drie meter breed. Plotseling hoorde ik dat collega’s hard mijn naam schreeuwden. Ik hoorde dat zij riepen: “ [benadeelde partij] , pas op!”. Op dat moment keek ik om, en zag ik dat er vanuit de richting van Heesch, een personenauto op mij af kwam gereden, over het voetpad. Ik schat dat de snelheid waarmee hij mij naderde ongeveer 40 of 50 kilometer per uur bedroeg. Op dat moment, was deze auto ongeveer 25 meter van mij verwijderd. Ik zag dat de personenauto twee led-koplampen had en dat deze brandden.
Toen ik zag dat hij daadwerkelijk in mijn richting kwam, sprong ik weg. Op dat moment was de afstand tussen mij en de auto nog ongeveer tien meter. Ik zag dat de auto mij passeerde. Tussen mij en de auto was op dat moment een afstand van maximaal 40 centimeter. Als ik niet was weggesprongen, was ik door deze auto geraakt. Als de collega’s mij niet geroepen hadden, had ik deze auto nooit zien aankomen, omdat ik met mijn gezicht de andere kant op stond. Ik heb niet gezien of gemerkt dat de auto remde terwijl hij mij naderde. Toen de auto voorbij was, zag ik dat het een donkerkleurige Audi was. Ik heb direct naar het kenteken van de auto gekeken, en dit betrof: [kenteken] .
2.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2012, proces-verbaalnummer PL21Y1 2012023497-7, opgemaakt door [verbalisant 2] (surveillant van politie), pagina’s 27-28, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende als relaas van voornoemde verbalisant:
Ik, [verbalisant 2] , was op vrijdag 02 maart 2012, belast met het toezicht
bij de voetbalwedstrijd FC Oss - Sparta Rotterdam. Ik, [verbalisant 2] , hoorde en zag omstreeks 22.00 uur dat een grote groep supporters van FC Oss zich begaven aan de achterzijde van de B-tribune. De B-tribune is gelegen aan de Oost-zijde van het stadion van FC Oss. Dit is de aan de zijde van de Hescheweg te Oss. Ik, [verbalisant 2] , hoorde dat de groep supporters door de hekken braken. Deze hekken bevinden zich tussen de parkeerplaats van de amateurkantine en de parkeerplaats voor de bezoekende club.
Ik, [verbalisant 2] , zag dat de groep supporters van FC Oss zich richting de Hescheweg te Oss begaven. Ik, [verbalisant 2] , en de diverse collega’s hebben de
supporters die wilden blijven hangen richting de Hescheweg te Oss verwezen.
Aangekomen op de Hescheweg te Oss zag ik, [verbalisant 2] , dat betrokkene, mij bekend als [verdachte] , in een donkere Audi A4 stapte. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de donkere Audi A4 in een parkeervak stond geparkeerd. Ik, [verbalisant 2] , zag dat dit aan de overzijde van de weg was, ten opzichte van het stadion van FC Oss. Ik, [verbalisant 2] , zag dat betrokkene [verdachte] instapte aan de bestuurderszijde van deze auto. Ik, [verbalisant 2] , zag niemand anders in de auto zitten.
Ik, [verbalisant 2] , zag en hoorde dat de donkere Audi A4, met kenteken [kenteken] , met slippende banden en een hoop toeren makende wegreed in de richting van kruising Hescheweg en Mondriaanlaan te Oss. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de donkere Audi A4, na enkele meters weer stopte. Ik, [verbalisant 2] , zag dat er een persoon aan de rechterzijde van deze auto in stapte. Ik, [verbalisant 2] , zag en hoorde dat de auto weer met veel toeren weg reed in de richting van de kruising Hescheweg en Mondriaanlaan te Oss. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de Audi A4 zonder ontsteken van zijn verlichting weg reed
Ik, [verbalisant 2] , ben hierop gelopen naar de overzijde van de Hescheweg te
Oss. Ik, [verbalisant 2] , ben daar op het trottoir gaan staan om de groep supporters van FC Oss in de gaten te houden. Dit trottoir is gescheiden door een groenstrook van de rijbaan. Dit trottoir is duidelijk ingericht voor voetgangers. Ik, [verbalisant 2] , zag na ongeveer 1 minuut de donkere Audi A4, met kenteken [kenteken] , over het trottoir rijden. Kennelijk was deze auto gekeerd. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de Audi A4 met hogere snelheid over het trottoir reed. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de Audi A4 op een gegeven moment zijn verlichting ontstak. Ik, [verbalisant 2] , had mijn wapenstok nog in mijn handen. Ik, [verbalisant 2] , heb met mijn wapenstok een tik gegeven op de ruit. Dit was de ruit aan de bestuurderszijde van de Audi A4. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de auto geen vaart minderde.
Ik, [verbalisant 2] , zag dat verbalisant [benadeelde partij] , nog op het trottoir stond. Ik, [verbalisant 2] , zag dat verbalisant [benadeelde partij] , niet zag dat de auto zich met hogere snelheid op het trottoir in de richting van verbalisant [benadeelde partij] begaf. Ik, [verbalisant 2] , heb hierop verbalisant [benadeelde partij] gewaarschuwd met luide woorden: “ [benadeelde partij] kijk uit.” Ik, [verbalisant 2] , heb verbalisant [benadeelde partij] geroepen omdat verbalisant [benadeelde partij] zeker zou zijn aangereden door de Audi A4 als ik hem niet zou hebben gewaarschuwd.
Ik, [verbalisant 2] , zag dat verbalisant [benadeelde partij] nog net op zij kon springen. Ik [verbalisant 2] , zag dat de Audi A4 op ongeveer 10 meter verwijderd was van verbalisant [benadeelde partij] . Ik, [verbalisant 2] , zag dat de afstand tussen verbalisant [benadeelde partij] en de auto, op het moment van passeren, niet meer betrof dan ongeveer 40 centimeter nadat verbalisant [benadeelde partij] een zijdelingse verplaatsing had gemaakt van ongeveer 1 meter. Ik, [verbalisant 2] , zag dat verbalisant [benadeelde partij] een fel gele dienstjas droeg met reflecterende delen. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de Audi A4, met kenteken [kenteken] , in de richting van de Joannes Zwijsenlaan te Oss reed.
3.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2012, proces-verbaalnummer PL21Y1 2012023497-5, opgemaakt door [verbalisant 3] (surveillant van politie), pagina’s 29-30, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende als relaas van voornoemde verbalisant:
Op de Hescheweg zag ik, [verbalisant 3] , dat collega [benadeelde partij] , op het trottoir, gescheiden door een groenstrook van de rijbaan, aan de overkant van de weg stond en ik zag dat hij doende was met het verjagen van de groep Osse supporters.
Wij, [verbalisant 3] , samen met collega’s [verbalisant 2] , [verbalisant 4] en [benadeelde partij] droegen ons uniform met een opvallende gele, reflecterende blouson of hesje en waren duidelijk zichtbaar.
Op een gegeven moment hoorde ik, [verbalisant 3] , een auto met piepende
banden en met hoge snelheid wegrijden. Nadat ik mij door dit geluid omdraaide, zag ik een donkere Audi met kenteken [kenteken] , met hoge snelheid op het trottoir rijden. Ik zag dat deze auto met hoge snelheid richting mijn collega [benadeelde partij] , die op het trottoir stond op de [adres 2] reed, in de richting van ziekenhuis Bernhoven.
Ik hoorde mijn collega’s [verbalisant 2] en [verbalisant 4] roepen: “ [benadeelde partij] kijk uit”, of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat de donkerkleurige Audi met kenteken [kenteken] , geen beweging maakte waar uit op te maken kon zijn dat collega [benadeelde partij] , ontweken zou
worden. Na de waarschuwing van collega’s [verbalisant 2] en [verbalisant 4] , zag ik dat collega [benadeelde partij] opzij sprong en ternauwernood een aanrijding met de donkere Audi met kenteken [kenteken] , kon voorkomen. Ik weet zeker dat collega [benadeelde partij] aangereden zou zijn, indien hij niet opzij was gesprongen.
4.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2012, proces-verbaalnummer PL21Y1 2012023497-4, opgemaakt door [verbalisant 4] (surveillant van politie), pagina 31, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende als relaas van voornoemde verbalisant:
Op vrijdag 02 maart 2012, waren wij surveillanten [verbalisant 4] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , belast met het begeleiden van de voetbalwedstrijd FC Oss tegen Sparta. Wij waren in politie-uniform gekleed, met duidelijke gele hesjes.
Ik verbalisant [verbalisant 4] hoorde via de portofoon omstreeks 22.00 uur dat er een groep FC Oss supporters probeerde door de hekken te dringen achter het B vak van het stadion, om bij de geparkeerde personenauto’s van de supporters van Sparta te komen. Om de veiligheid te waarborgen is besloten de groep FC Oss supporters in de richting van Hesche weg te laten bewegen.
Ik zag dat mijn collega [benadeelde partij] op het trottoir stond van de Hesche weg aan de overzijde van de oude ingang van het stadion. Ik zag vanuit het stadion dat er een personenauto via het trottoir van de Hesche weg in de richting van het ziekenhuis reed. Ik hoorde daarbij dat de auto hierbij een hoog motorgeluid maakte en ik zag dat de personenauto met hoge snelheid in de richting van mijn collega [benadeelde partij] bewoog. Ik kon mijn collega goed zien, omdat hij uitgerust was met een veiligheidsvest. Ik riep hard
tegen mijn collega [benadeelde partij] de woorden “ [benadeelde partij] pas op”. Ik schrok hier
behoorlijk van en was bang dat de personenauto mijn collega [benadeelde partij] zou
gaan aanrijden. Ik zag dat mijn collega [benadeelde partij] een springende beweging maakte om de personenauto te ontwijken. Ik zag dat het een donkere auto was van het merk Audi, type A4. Ik weet zeker dat als mijn collega niet was weggesprongen, hij zeker geraakt zou zijn door de personenauto.

5.

Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van 4 maart 2012, proces-verbaalnummer PL21YO 2012023497-18, opgemaakt door [verbalisant 5] (brigadier van politie), pagina’s 34-36, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :

[verdachte] uit Oss is mijn vriend. [verdachte] is door de politie opgeladen.
U vraagt mij daarover te verklaren met name over vrijdagavond 2 maart 2012. FC Oss
moest tegen Sparta voetballen. Ik stond in vak C achter de goal. In het vak was ook [verdachte] aanwezig. De wedstrijd was voorbij en ik wilde naar de kantine gaan. Ik zag dat Osse supporters tegen de Sparta supporters aan de gang wilden. Ik zag Osse supporters het hek achter de kantine openbreken en ik zag aan de andere kant Sparta supporters Ossenaren uitlokken. Ze wilden volgens mij wel een confrontatie aan gaan met elkaar. Op dat moment voerde de politie een charge uit.
Ik rende weg voor de politie en zag toen opeens de auto van [verdachte] ter hoogte van de weg naar de kantine staan. Ik zag hem wegrijden en heb zijn voorportier aan de rechterzijde opengetrokken en riep zijn naam. Ik wilde meerijden om weg te komen. Ik stapte in en ik hoorde een harde knal. Ik dacht dat iemand of de politie op de auto sloeg. Waar precies weet ik niet en wie het deed zag ik ook niet, er was wel veel politie. Ik was er flink van geschrokken. [verdachte] moest zijn auto keren omdat hij niet rechtdoor weg kon want
verderop was de weg geblokkeerd door politieagenten. [verdachte] reed dus over de
groenstrook en trottoir weg in de richting van de Joannes Zwijsenstraat. Dat was de
enige manier om snel weg te komen. Ik zag toen [verdachte] net gedraaid was en met zijn
voorzijde in die richting reed van de Joannes Zwijsenstraat, een politieagent met
een gele jas voor de auto. Dat was op een afstand van circa 10 meter. Het was donker maar ik denk wel dat [verdachte] die agent ook gezien heeft. Wij reden rechts voorbij die agent, dus hij stond aan mijn zijde, de rechterzijde van de auto. Nadat [verdachte] die agent was gepasseerd is hij weer de rijbaan opgereden.

6.

Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van verdachte van 3 maart 2012, proces-verbaalnummer PL21Y0-2012023497-14, opgemaakt door [verbalisant 5] (brigadier van politie), pagina’s 41-44, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte:

Ik ben die vrijdag 2 maart 2012 omstreeks 19.00 uur van huis weggegaan met de auto om naar FC Oss te gaan. FC Oss moest tegen Sparta voetballen om 20.00 uur. Ik heb mijn auto geparkeerd voor de hoofdingang aan de Hescheweg in een parkeervak. Dit parkeervak is gelegen recht tegenover de hoofdingang. De Hescheweg is een fietsstraat. Mijn auto stond dus aan de linkerzijde van de weg met de voorzijde in de richting van de Mondriaanlaan. De wedstrijd was omstreeks 21.45 uur afgelopen. Ik ben toen nog even in het vak blijven hangen. Ik zag dat supporters van Oss door hekken gingen richting Sparta supporters. Ik bleef zelf op de parkeerplaats bij de hoofdingang. Ik heb even staan kijken en zag wel dat er iets aan de hand was, maar wat weet ik niet. Ik liep naar mijn auto en was halverwege het pad van de hoofdingang naar de Hescheweg . Toen zag ik dat de eerste Osse supporters mij voorbij kwamen gerend. Ik vermoedde wel dat ze iets gedaan hadden, iets gesloopt of met iets gegooid waar de politie niet blij mee was. Wat er gebeurd was dat weet ik niet. Ik zag wel honderd mensen rennen. Het was al donker. Ik liep rustig verder want ik had niets gedaan.
Toen ik aan het eind van het pad was, dichtbij de Hescheweg kwamen de laatste mij al voorbij. Ik kreeg het toen warm en dacht ik ga maar mee rennen. De sfeer was grimmig en ik wilde gewoon weg, naar huis. Ik kwam bij mijn auto en ben vlug ingestapt. Overal renden mensen. Ik wilde snel wegrijden. Ik kon niet wegrijden in de richting waarin mijn auto stond omdat daar allemaal mensen stonden op de kruising met de Mondriaanlaan. Ik moest dus de andere kant op. Ik reed weg en gooide mijn auto om. Ik reed stevig weg, ik was bang voor mijn auto en voor mijn eigen. Ze trekken je zo de auto uit. Ik reed weg en mijn rechter
voorportier werd opengetrokken. Ik hoorde mijn naam roepen. Ik had net een paar meter
gereden. Ik remde af en zag dat een jongen in mijn auto sprong. Ik hoorde aan zijn
stem dat het een collega van mij was. Hij gaat ook altijd met mij mee werken. Het
was [getuige 1] [het hof begrijpt: de getuige [getuige 1] ]. Ik ben direct doorgereden en heb via de groenstrook en over het trottoir mijn auto gedraaid. Dat was ook de enige mogelijkheid. Toen ik dat deed zag ik wel allemaal mensen rond mijn auto.
Toen ik rond gedraaid was zag ik ongeveer op 30 tot 40 meter voor mijn auto een politieagent. Ik zag dat hij een geel hesje aan had. Ik reed in zijn richting om naar huis te gaan. Ik zag op ongeveer 20 meter dat die politieagent voor mijn auto kwam. Ik reed toen over de stoep en het gras. Ik reed met een snelheid van ongeveer 30 km tot 40 km per
uur. Ik had de vaart er al in zitten omdat ik weg wilde. Die politieagent sprong aan de kant. Als die politie was blijven staan dan had ik moeten stoppen maar ik kon er nu langs. Ik weet niet of ik nog had kunnen stoppen maar ik kon er nu langs. Ik kan me voorstellen dat hij flink geschrokken is. Hij ging in eerste instantie wel voor mijn auto staan. Ik zag hem wel en alles ging erg snel.

7.

De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 7 januari 2015, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:

Op 2 maart 2012 ben ik naar de voetbalwedstrijd Oss-Sparta in Oss geweest. Na de wedstrijd stond ik te praten en op een gegeven moment liep het uit de hand. Ik stond buiten te praten en toen ben ik weggelopen omdat het verkeerd ging, er ontstond chaos. De mensen rende alle kanten op. Het was herrie en schelden, het was één grote chaos. Ik ben het laatste stukje voor mijn doen gerend. Ik had net een fatsoenlijke auto en normaal gesproken heb ik mijn auto verderop staan. Die stond nu precies recht voor de hoofdingang van het stadion. Daarom wilde ik weg. Mijn auto stond geparkeerd aan de Hescheweg , met de neus in de richting van de Mondriaanlaan.
Ik stapte in de auto en [het hof begrijpt: ik startte de motor en reed weg en] ik draaide gelijk om. Mijn auto stond met de neus richting de massa van de tegenpartij van Sparta. Ik wilde die kant niet op. Dus ik heb mijn auto gekeerd. De enige optie was om te keren. Ik moest naar rechts om te keren. Onder het draaien trok [getuige 1] de deur open, is ingestapt en ben ik doorgereden. De enige mogelijkheid om te keren was over de weg, ik kwam uit op de stoep en ik ben weg gereden. Ik wilde daar alleen maar weg. Ik wilde uit de problemen. Ik heb 100 procent onvoorzichtig gereden. Maar ik wilde gewoon alleen maar weg. U wilt niet weten wat ik eerder heb meegemaakt. Als er iets gebeurt met voetballen dan worden die auto’s total loss geslagen. Ik had hard voor die auto gewerkt. Ik zag dat er allemaal mensen gek werden. Ik draaide mijn auto om het allemaal te ontlopen. Ik draaide om en opeens staat er iemand en ik rijd er langs af. Ik was al op snelheid en daar zag ik iemand staan en dan kun je niet meteen stoppen omdat je al vaart hebt en ik reed op het gras. Als je dan remt dan glijd je door met je auto. Het was hectisch, ik was bang en ik wilde daar gewoon weg.
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik zag dat het een agent was en dat hij een geel hesje aan had. U, voorzitter, vraagt mij waarom ik niet ben gestopt. Omdat ik keibang was. Dat is overlevingsangst. Ik wilde daar alleen maar weg. Ik was bang voor mijn auto en voor mezelf, gewoon voor alles wat er was. Ik wilde weg, naar huis toe. Ik ben overal langs af gereden. Ik heb over de stoep gereden. Ik weet dat je zo niet mag rijden.
U, oudste raadsheer, vraagt mij waarom ik over de groenstrook en het trottoir reed en niet over de weg. Het draaien en steken van de auto op de weg duurt te lang. Als je bang bent, kies je voor de kortste weg. Door het draaien kwam ik uit op de groenstrook en het trottoir en toen ben ik doorgereden.
U, oudste raadsheer, houdt mij voor dat ik zojuist heb verklaard dat ik in de auto reed en daar opeens iemand stond. Het ging allemaal zo snel. Ik ben snel in de auto gestapt en ik kijk voor me en ik zie daar een groep staan die voor trammelant zorgt. Daarop heb ik snel de auto gekeerd en ben ik weggereden. Het is een momentopname. Het was niet uitgedokterd. Ik was al op snelheid. U, voorzitter houdt mij voor dat je dan binnen een fractie bij de persoon op de stoep bent. Ja, dat klopt.
U, oudste raadsheer, vraagt mij of ik nog getoeterd heb. Nee, ik heb niet getoeterd omdat ik bang was en ik wilde gewoon weg.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De verdediging heeft namens de verdachte bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde partij] . De verdachte had slechts de intentie om weg te komen uit de rellen om zichzelf en zijn auto te beschermen. Als hij daadwerkelijk op iemand/politieagent had willen inrijden was hij op de weg blijven rijden, nu daar immers veel meer politiemensen stonden. Verdachtes gedraging was evident niet willens en wetens op de dood of zware mishandeling van aangever gericht, noch heeft hij zich willens en wetens aan de aanmerkelijk kans blootgesteld dat andere verkeersdeelnemers én hijzelf door zijn gedraging het leven zouden verliezen dan wel ernstig letsel zouden oplopen. Hij wilde juist problemen voorkomen door weg te rijden, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof het navolgende vast:
  • dat verdachte na afloop van de voetbalwedstrijd naar zijn auto liep/rende en in de auto is gestapt;
  • verdachte bang was en zo snel mogelijk weg wilde rijden, teneinde zijn auto en zichzelf in veiligheid te brengen;
  • de verdachte gas heeft gegeven, de auto heeft gedraaid en na het instappen van [getuige 1] snelheid heeft gemaakt;
  • verdachte vervolgens via het trottoir en de groenstrook van de [adres 2] te Oss is weggereden;
  • aangever [benadeelde partij] , gekleed in een geelkleurige, fluorescerende politiejas, zich op dat moment op het trottoir van de [adres 2] , in de rijrichting van verdachte bevond, doch [benadeelde partij] zich met zijn rugzijde naar verdachte bevond;
  • verdachte met een aanzienlijke snelheid (deels rijdende op het trottoir) op die [benadeelde partij] is afgereden;
  • de verdachte tijdens het rijden aangever [benadeelde partij] op het trottoir heeft zien staan;
  • verdachte met onverminderde snelheid, aldus zonder te remmen, op die [benadeelde partij] is afgereden;
  • verdachte niet heeft getoeterd, noch anderszins [benadeelde partij] heeft gealarmeerd dat hij, verdachte, met een auto op die [benadeelde partij] af kwam rijden;
  • waardoor [benadeelde partij] , die was gealarmeerd door zijn collega’s en – die toen hij zag dat verdachte op hem af kwam rijden op ongeveer tien meter afstand van de auto van de verdachte bevond – opzij moest springen om een aanrijding te voorkomen.
Het hof overweegt nog dat op het moment dat [benadeelde partij] wegsprong, de auto ongeveer 10 meter van hem vandaan was, blijkens de verklaring van [benadeelde partij] , [verbalisant 2] en [getuige 1] . Als verdachte toen reed met een snelheid van 30 km/h (dat is de laagste snelheid die in de verklaringen wordt genoemd), dan volgt uit een berekening dat verdachte met een snelheid van 8 meter per seconde reed en dat hij de afstand van 10 meter in iets meer dan een seconde zou afleggen.
De kans dat verdachte met zijn auto [benadeelde partij] zou raken was aanmerkelijk en de kans dat door een aanrijding tussen deze auto, die met die snelheid reed, en deze voetganger zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan ook. De verdachte heeft die kans willens en wetens aanvaard, zoals blijkt uit zijn feitelijk handelen. Hij heeft in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde partij] .
Het hof verwerpt het verweer in zal zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Namens de verdachte is bepleit dat het hof bij een eventuele strafoplegging zal volstaan met oplegging van een taakstraf. De verdediging heeft daartoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het tijdsverloop en de omstandigheid dat artikel 63 van toepassing is.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is met aanzienlijke snelheid met een personenauto over het trottoir en de groenstrook op verbalisant [benadeelde partij] afgereden, waardoor [benadeelde partij] ter voorkoming van een aanrijding genoodzaakt was om opzij te springen. Het rijgedrag van de verdachte is niet anders dan als uiterst risicovol en volstrekt onverantwoord te kwalificeren. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij slechts zijn eigen vlucht en belangen voor ogen heeft gehad, zonder zich daarbij te hebben bekommerd om de gezondheid van aangever [benadeelde partij] . Uit zijn verklaring ter terechtzitting van het hof is gebleken dat deze gebeurtenis diepe indruk op verbalisant [benadeelde partij] heeft gemaakt en zijn sporen heeft achtergelaten.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële documentatie van 1 december 2014 reeds eerder is veroordeeld door de strafrechter.
Het hof heeft ten slotte de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen zoals deze door hem ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht. Tevens heeft het hof acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport d.d. 11 juni 2012.
Al het voorgaande in aanmerking genomen, daarbij rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, acht het hof in het onderhavige geval oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Het hof komt hiermee tot een hogere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat in die straf de ernst van het bewezen verklaarde feit onvoldoende tot uitdrukking komt.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de [benadeelde partij]
De [benadeelde partij] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 300,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair is bepleit dat de vordering dient worden afgewezen, nu gelet op de toelichting van de benadeelde partij niet kan worden afgeleid dat sprake is van geestelijk letsel dat voor vergoeding als immateriële schade in aanmerking komt, aldus de verdediging.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Het hof is van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding, gelet op het strafbare handelen van verdachte en de geestelijke gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, zoals dit uit de schriftelijke toelichting op de vordering blijkt alsmede zijn toelichting ter terechtzitting in hoger beroep, zonder meer als redelijk en billijk is te beschouwen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering tenuitvoerlegging
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd, dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf door het openbaar ministerie reeds bij de politierechter op 4 december 2013 is gevorderd, doch dat deze is afgewezen. De verdediging heeft aangevoerd dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf thans niet opnieuw mag worden gevorderd, gezien het korte tijdsverloop tussen de zaak van 4 december 2013 en heden. Subsidiair heeft de verdediging bepleit om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, omdat het een andersoortig delict betreft. Meer subsidiair heeft de verdediging verlenging van de proeftijd bepleit.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich binnen de bij de voorwaardelijke opgelegde straf bepaalde proeftijd schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, zoals hiervoor bewezen verklaard. Dusdoende heeft de verdachte de algemene voorwaarde waaronder de voorwaardelijke straf was opgelegd, niet nageleefd. De tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf kan op die grond worden gevorderd.
In hetgeen door de verdediging is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding de vordering af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. De eerder gedane vordering is afgewezen, zodat een nieuwe vordering kan worden ingediend.
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Oost-Brabant van 9 december 2013, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te
's-Hertogenbosch van 31 augustus 2011 onder parketnummer 01-106392-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbaar handelen heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is.
Echter op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven, een taakstraf, in de vorm van een werkstraf gelasten voor het hierna te vermelden aantal uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 36f, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen hetgeen impliciet primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
EUR 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , een bedrag te betalen van
EUR 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 31 augustus 2011, parketnummer 01-106392-11, te weten van gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, te vervangen door een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. van der Linden, griffier,
en op 21 januari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.