In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 september 2015 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de raadsheren P.M. Frielink, A.J.M. van Gink en H. Eijsenga, die betrokken waren bij de behandeling van de strafzaak van de verzoeker. De verzoeker had op 20 mei en 15 juli 2015 een strafzaak tegen hem in hoger beroep, waarbij hij op de zitting van 15 juli 2015 verzocht om de gewraakte raadsheren te wraken. De raadsheren hebben echter niet ingestemd met de wraking en zijn niet verschenen tijdens de behandeling van het verzoek. De advocaat-generaal, mr. R.A. Dona, heeft schriftelijk geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring of afwijzing van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft het verzoek op 27 augustus 2015 behandeld, waarbij de raadsman van verzoeker, mr. W.R. Smeets, het verzoek nader heeft toegelicht. De wrakingsgrond was gebaseerd op de stelling dat de raadsheren niet onpartijdig waren, omdat de raadsman niet de gelegenheid kreeg om vragen te stellen aan een getuige over haar betrouwbaarheid. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing van de strafkamer om het getuigenverhoor te beperken werd niet als onbegrijpelijk of ongemotiveerd beschouwd. Het hof heeft het wrakingsverzoek dan ook ongegrond verklaard en het proces in de hoofdzaak voortgezet.