Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. C/02/277630/KG ZA 14-100)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“in privé en handelend namens de aan hem gelieerde ondernemingen en/of de door hem gecontroleerde vennootschappen, () jegens derden uitlatingen te doen met de strekking of inhoud dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en/of paulianeus handelen, al dan niet met een toevoeging “in mijn visie”.”
Ik verdenk hem van fraude, oplichting en paulianeus handelen, dat is het benadelen van mij”, aan [vastgoedjournalist] op 8 januari 2013, zoals vermeld in de transcriptie van de geluidsopname, het aan hem opgelegde verbod heeft overtreden.
“Ik ben bekend met de uitspraak in het kort geding van 6 december 2012. In ons contact heeft u nooit gezegd dat dhr. [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting of paulianeus handelen of woorden van gelijke strekking. In mijn contact met dhr. [geïntimeerde] heb ik hem ook nooit aangegeven dat u deze uitlatingen zou hebben gedaan. ()”
[letter 2]” is aangeduid):
heeft [geïntimeerde] vastgoedadvies in de kamer van koophandel ingeschreven op 1 juli 2008. Hij zegt zelf dat heb ik pas in 2009 met terugwerkende kracht gedaan om fiscale redenen voor de bouw van mijn huis. Als je een woonhuis gaat bouwen hoezo om fiscale redenen
vordert dan dat [roepnaam geintimeerde] ook aan haar moet betalen. Ik vorder van [roepnaam geintimeerde] tuchtzaak die heb je gelezen, [X] die heeft een tuchtzaak die ze bij de NVM nu kwijt zijn. Dan procedeer ik namens ja..tegen [geïntimeerde] waarvoor ik in eerste aanleg die strikt vertrouwelijke email heb verstuurd. Ik verdenk hem van fraude, oplichting en paulianeus handelen, dat is het benadelen van mij. En dan is mijn kantoor [kantoor van appellants' zus] die procedeert ook tegen [geïntimeerde].”
Dan procedeer ik namens ja..tegen [geïntimeerde] waarvoor ik in eerste aanleg die strikt vertrouwelijke email heb verstuurd. Ik verdenk hem van fraude, oplichting en paulianeus handelen, dat is het benadelen van mij”de woorden
“vanwege wegens”zijn weggegevallen. In rechte zal aldus ervan worden uitgegaan dat de transcriptie (al dan niet met toevoeging van de twee woorden) een juiste weergave geeft van hetgeen op 8 januari 2013 tussen [vastgoedjournalist] en [appellant] is besproken.
“Ik verdenk hem van fraude, oplichting en paulianeus
Ik verdenk hem ([geïntimeerde], hof) van fraude, oplichting en paulianeus handelen, dat is het benadelen van mij”, mede bezien in samenhang met de andere door [appellant] op 8 januari 2013 aan [vastgoedjournalist] gedane insinuerende uitlatingen, zoals hiervoor in 3.11. (in het eerste en tweede citaat) zijn weergeven, het aan hem bij vonnis van 6 december 2012 opgelegde verbod overtreden. In het eerste citaat geeft [appellant] immers aan dat [geïntimeerde] gelden aan de boedel is verschuldigd omdat [geïntimeerde] paulianeus heeft gehandeld. Dat de curator, zo blijkt uit dit citaat, eveneens onderzoek doet of heeft gedaan naar paulianeus handelen van [geïntimeerde], doet hieraan niet af. In het tweede citaat valt voorts te lezen dat [appellant] [geïntimeerde] beschuldigt van belastingfraude en dat [appellant] de integriteit van de voorzitter van de NVM in twijfel trekt omdat [geïntimeerde] als voorzitter van de NVM de fiscus “zo besodemietert”. Deze uitlatingen van [appellant], in onderling verband en samenhang bezien, zijn naar het voorlopig oordeel van het hof aldus uitlatingen aan een derde met de strekking en inhoud dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en paulianeus handelen. Deze uitlatingen zijn naar het voorlopig oordeel meer dan een “kale” opsomming van door [appellant] jegens [geïntimeerde] te entameren procedures. Deze uitlatingen worden , worden bovendien niet gedragen door meer dan een particulier belang van [appellant] en zijn voorts door [appellant] niet feitelijk onderbouwd.