3.1.Tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten is geen grief aangevoerd, zodat het hof deze feiten tot uitgangspunt van zijn oordeel zal nemen, zo nodig aangevuld met andere vaststaande feiten.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
- [appellante] is op 1 september 2005 in dienst getreden bij [geïntimeerde] in de functie van Network Optimization Engeneer. Op 1 oktober 2006 is zij de functie van Service Delivery manager gaan bekleden en vanaf 1 maart 2008 is zij gedurende 40 uur per week werkzaam in de functie van Customer Projectmanager. Het laatstverdiende loon bedraagt € 3.871,58 bruto per maand exclusief emolumenten.
- [appellante] heeft zich op 2 april 2012 ziek gemeld.
- Bij emailbericht van 17 januari 2014 heeft [appellante] haar leidinggevende, de heer [leidinggevende van appellante] (hierna: [leidinggevende van appellante]) bericht dat haar herstel dusdanig is dat zij verwacht in maart 2014 haar werkzaamheden weer te kunnen hervatten.
- Bij emailbericht van 21 januari 2014 heeft [leidinggevende van appellante] aan [appellante] laten weten dat [appellante] wat betreft de re-integratie eerst door de bedrijfsarts dient te worden beoordeeld.
- Op 26 februari 2014 heeft het consult met de bedrijfsarts bij [appellante] thuis plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit consult heeft [appellante] bij emailbericht van 26 februari 2014 aan [leidinggevende van appellante] laten weten dat zij met de bedrijfsarts heeft afgesproken dat zij vanaf 1 maart 2014 geleidelijk aan haar werk weer zal gaan hervatten, te beginnen met 20 % (op maandagochtend 4 uur en op donderdagochtend 4 uur) en dan vervolgens verder opbouwend naar 40 %, 50 % enzovoorts.
- De bedrijfsarts heeft later per e-mail van 28 februari 2014 [appellante] aangegeven nog niet tot werkhervatting over te gaan, althans niet voordat de bedrijfsarts beschikt over alle voorhanden zijnde medische informatie met betrekking tot [appellante]. De bedrijfsarts heeft, voor zover hier relevant, het navolgende aan [appellante] bericht:
“(…) All the things you’ve said and done went through my mind and also the facts I didn’t understand and the facts about which I need more information. [roepnaam appellante], I need more medical information (…) You have to wait untill I have all the medical information I need to give you a good responsible return to work advice.So don’t start to work yet.(…) it’s in your best interest to authorize consulation between(hof: de naam van de behandelaar van [appellante] is hier onleesbaar gemaakt)
and ( company ) doctor Please sign the permission to request medical information. If I have all the medical information I need, I can give a good responsible justified return to work advice. (…)”.
- Het UWV heeft [geïntimeerde] bij brief van 6 maart 2014 medegedeeld dat [appellante] een WIA-uitkering heeft aangevraagd, maar dat zij nog geen WIA-uitkering krijgt, omdat volgens de verzekeringsarts van het UWV in het re-integratieverslag onvoldoende medische achtergrond aanwezig is. Het UWV heeft voorts medegedeeld dat [geïntimeerde] het loon van [appellante] moet doorbetalen tot en met 30 maart 2015, omdat [geïntimeerde] niet voldaan heeft aan haar re-integratieverplichtingen.
- Bij emailbericht van 11 maart 2014 heeft [appellante] aan [leidinggevende van appellante] gevraagd wanneer het haar toegestaan zal worden om haar werkzaamheden weer te gaan hervatten. In datzelfde bericht heeft zij aan [leidinggevende van appellante] meegedeeld dat zij haar behandelaar heeft verzocht schriftelijk te antwoorden op de vragen van de bedrijfsarts.
- De behandelend arts van [appellante] heeft bij brief van 12 maart 2014 aan de bedrijfsarts vragen over [appellante] beantwoord.
- Bij brief van 14 maart 2014 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] meegedeeld dat [appellante] ten onrechte heeft gesteld dat zij met ingang van maart 2014 met haar werkzaamheden kon hervatten en dat [geïntimeerde] dat niet zou hebben toegestaan. Verder heeft [geïntimeerde] medegedeeld dat haar bekend is geworden dat [appellante] geweigerd heeft om de bedrijfsarts toegang te geven tot haar medisch dossier en dat [geïntimeerde] dit ziet als een blijk van het niet willen verlenen van medewerking in een belangrijke fase van het re-integratieproces van [appellante]. [geïntimeerde] heeft aangekondigd het loon van [appellante] onmiddellijk stop te zullen zetten als [appellante] niet uiterlijk 17 maart 2014 om 17.00 uur schriftelijk toestemming geeft aan de bedrijfsarts om haar medische informatie op te mogen vragen.
- Bij emailbericht van 17 maart 2014 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] meegedeeld dat het in eerste instantie de bedrijfsarts was die een opbouwschema had voorgesteld. Tevens heeft zij aan [geïntimeerde] meegedeeld dat zij [leidinggevende van appellante] er reeds eerder op heeft gewezen dat zij haar behandelaar toestemming heeft verleend om vragen van de bedrijfsarts schriftelijk te beantwoorden. De beslissing om haar een loonsanctie op te leggen wegens het weigeren van het verstrekken van medische informatie kan zij daarom dan ook niet begrijpen.
- Bij emailbericht van 19 maart 2014 heeft [geïntimeerde], voor zover relevant, het volgende aan [appellante] meegedeeld:
“(…) In order to do a proper assessment on the medical situation, our company doctor needs to talk directly with your specialist and as such be able to ask questions herself. So a predefined report on your medical situation is NOT sufficient.
Therefore the company doctor sent you an authorization form (in Dutch: medische machtiging) which you need to sign to grant her access to your medical information via your specialist.
Since, like before, you refused to sign this form we consider this as an action of non-cooperation in an important step in your reintegration process and will sanction you for this, as I also indicated in my letter of Friday March 14th, 2014.
Your salary payments will be suspended from March 19th, 2014 onwards. As soon as you sign the authorization form and give access tot the company doctor to your medical information we will resume salary payments. (…).”
- Bij brief van 19 maart 2014 heeft de gemachtigde van [appellante] aan [geïntimeerde] meegedeeld dat [appellante] wel degelijk heeft meegewerkt, aangezien de behandelaar van [appellante] niet zelf een rapportage heeft opgesteld en aan de bedrijfsarts toegezonden, maar juist vragen van de bedrijfsarts heeft beantwoord.
- [appellante] heeft vanaf 19 maart 2014 geen salaris meer ontvangen;
- Op 22 april 2014 heeft er in het kader van de WIA-aanvraag van [appellante] op verzoek van de bedrijfsarts een expertise onderzoek plaatsgevonden, waarvan op 26 april 2014 rapportage is opgemaakt;
- De bedrijfsarts heeft bij e-mail van 9 juni 2014 (productie 7 bij MvA) [geïntimeerde] op basis van de rapportage met betrekking tot het expertise onderzoek geadviseerd [appellante] met ingang van 4 juni 2014 volledig beter te melden. [geïntimeerde] heeft naar aanleiding hiervan de loonbetaling aan [appellante] met ingang van 4 juni 2014 hervat;
- Het UWV heeft bij beschikking van 25 september 2014 het door [geïntimeerde] ingestelde bezwaar tegen de beschikking van 6 maart 2014 gegrond verklaard en haar beslissing van 6 maart 2014 herroepen als gevolg waarvan de aan [geïntimeerde] opgelegde loondoorbetalingsverplichting van maximaal 52 weken is komen te vervallen.
3.2.1.[appellante] heeft in eerste aanleg in kort geding bij wijze van voorlopige voorziening gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot:
betaling van het achterstallige salaris vanaf 19 maart 2014 tot en met 31 maart 2014 ad € 3.871,58 bruto per maand;
betaling van het verschuldigde salaris ad € 3.871,58 bruto per maand met ingang van 1 april 2014 tot de dag waarop er een rechtsgeldig einde komt aan de arbeidsovereenkomst;
overlegging van deugdelijke specificaties voor de periode vanaf 19 maart 2014 tot de dag waarop een rechtsgeldig einde komt aan de arbeidsovereenkomst op straffe van een dwangsom van € 350,- voor iedere dag dat [geïntimeerde] daarmee in gebreke blijft;
betaling van de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het onder A gevorderde;
betaling van de wettelijke rente over het gevorderde onder A en D vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
betaling van de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellante], kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] ten onrechte de uitbetaling van het loon vanaf 19 maart 2014 heeft stopgezet op de grond dat [appellante] geen machtiging aan haar behandelend arts heeft afgegeven om aan de bedrijfsarts medische informatie over haar te verstrekken.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.