ECLI:NL:GHSHE:2015:553

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
HD 200.151.652_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vaststelling regeling zorg- en opvoedingstaken na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen na de echtscheiding tussen de vrouw en de man was vastgesteld. De vrouw, appellante in principaal hoger beroep, en de man, appellant in incidenteel hoger beroep, zijn op 23 februari 2007 met elkaar gehuwd en hebben samen twee kinderen. Na de echtscheiding, uitgesproken op 4 november 2011, zijn er afspraken gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken, maar deze zijn in een later vonnis door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant op 29 november 2012 verder uitgewerkt.

De vrouw was in eerste aanleg als eiseres in conventie en verweerster in reconventie opgetreden, terwijl de man als verweerder in conventie en eiser in reconventie fungeerde. Het hof heeft de procedure in hoger beroep voortgezet op basis van de stukken van de eerste aanleg en de ingediende grieven. Tijdens de procedure hebben beide partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling, die onder andere inhoudt dat de man recht heeft op contact met de kinderen gedurende specifieke weekenden en vakanties.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de nieuwe regeling voor de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, zoals overeengekomen door partijen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit arrest is op 17 februari 2015 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.151.652/01
arrest van 17 februari 2015
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. N.M.J. Schepens te Eindhoven,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als de man,
advocaat: mr. A. Houtman-van Diesen te Uden,
op het bij exploot van dagvaarding van 25 juni 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch van 29 mei 2014, gewezen tussen de vrouw als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en de man als verweerder in conventie en eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/267073 KG ZA 13-557_2)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties en eiswijziging;
  • het H16-formulier met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 12 september 2014;
  • het H16-formulier van de advocaat van de man d.d. 18 september 2014.
Op grond van laatstgenoemde formulieren heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 23 februari 2007 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [dochter 1] (hierna: [dochter 1]), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats],
  • [dochter 2] (hierna: [dochter 2]), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen wonen bij de vrouw.
3.2.
Bij beschikking van 4 november 2011 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 18 november 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Blijkens het extract audientieblad kort geding met mondeling vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 29 november 2012 is tussen de man en de kinderen een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.
3.4.
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de conventionele vordering van de vrouw afgewezen.
Voorts heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vrouw de regeling inzake de zorg- en opvoedingstaken als neergelegd in het extract-audientieblad mindeling vonnis van de voorzieningenrechter van 29 november 2012 dient na te komen, met dien verstande dat de wisselingen van de contactmomenten zullen plaatsvinden op de parkeerplaats van winkelcentrum ‘Eckart’ dan wel op een andere door partijen in onderling overleg te bepalen locatie. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de vrouw veroordeeld om aan de man een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere keer dat zij niet aan de vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voldoet.
3.5.
Partijen kunnen zich niet met voornoemde beslissing verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
In principaal en incidenteel appel
3.6.
Bij H16-formulieren van 12 september 2015 en 19 september hebben zowel de advocaat van de vrouw als de advocaat van de man laten weten dat partijen volledige overeenstemming hebben weten te bereiken.
Partijen zijn de navolgende regeling overeengekomen:
De man is gerechtigd tot contact met [dochter 1] en [dochter 2] gedurende:
  • de eerste drie weekeinden van elke maand van vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 17.00 uur. Indien de vrijdag een studiedag van de kinderen betreft dan vangt de contactregeling aan op vrijdag om 12.00 uur;
  • de helft van de herfstvakantie, met dien verstande dat de kinderen in 2014 de eerste helft van de week tot woensdag 12.00 uur bij de man verblijven en het daaropvolgende jaar vanaf woensdag 12.00 uur, jaarlijks wisselend;
  • de helft van de kerst/jaarwisselingsvakantie, waarbij de kinderen in 2014 de eerste week (met kerst) bij de man zullen zijn en het daarop volgende jaar gedurende de tweede week (met Oud en Nieuw), jaarlijks wisselend;
  • de carnavalsvakantie, waarbij de kinderen in 2015 op maandag en donderdag bij de man zullen zijn en het daarop volgende jaar op dinsdag, woensdag en vrijdag, jaarlijks wisselend;
  • de helft van de meivakantie, met dien verstande dat de kinderen in 2015 de tweede week bij de man zullen zijn en het daaropvolgende jaar de eerste week, jaarlijks wisselend;
  • de helft van de zomervakantie, met dien verstande dat de kinderen om de andere week bij de man zullen zijn;
waarbij de wisselingen van de contactmomenten zullen plaatsvinden bij de vrouw thuis, met dien verstande dat de man de kinderen bij de vrouw thuis ophaalt en hen ook weer bij haar thuisbrengt.
3.7.
Partijen hebben het hof verzocht de overeenstemming vast te leggen in een arrest. Hieraan zal het hof, nu uit de correspondentie overgelegd in deze procedure blijkt dat partijen tot volledige overeenstemming zijn gekomen, voldoen.

4.De uitspraak

in principaal en incidenteel appel:
Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaat 's-Hertogenbosch van 29 mei 2014;
en opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot [dochter 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] en [dochter 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats], een regeling vast zoals hiervoor is opgenomen onder rechtsoverweging 3.6.;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.D.M. Lamers, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 februari 2015.