ECLI:NL:GHSHE:2015:5437

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
4 januari 2016
Zaaknummer
20-003139-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in belastingaangiftezaak na verwijzing door Hoge Raad

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen. De verdachte werd verweten feitelijke leiding te hebben gegeven aan een rechtspersoon die onjuiste en/of onvolledige aangiftes voor de vennootschapsbelasting heeft gedaan. De Hoge Raad had eerder, op 27 mei 2014, de zaak verwezen naar het hof na vernietiging van een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem. Tijdens de zittingen heeft het hof zowel de vordering van de advocaat-generaal als de verdediging gehoord. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en vrijspraak van de verdachte, terwijl de verdediging ook pleitte voor vrijspraak.

Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van de verdachte onbeperkt was ingesteld, maar dat dit in strijd was met artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak door de rechtbank. Het hof heeft het beroepen vonnis vernietigd, omdat het niet tot bewezenverklaring kwam van het ten laste gelegde feit. De tenlastelegging betrof het onjuist en/of onvolledig doen van aangiftes voor de vennootschapsbelasting over de jaren 2002, 2003 en 2004. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet van de verdachte op het doen van de onjuiste aangiftes.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde feit, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het feit had begaan. De beslissing van het hof werd uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. P.J. Hödl als voorzitter, en de uitspraak vond plaats in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.F.S. ter Heide.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003139-14
Uitspraak : 22 december 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen – na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 24 juni 2010, parketnummer 06-920011-08 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1938,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 27 mei 2014, nr. S 12/04368, heeft de Hoge Raad het in de onderhavige zaak gewezen arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 25 januari 2012, parketnummer
21-002481-10, vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal vrijspreken van het hem onder 2. ten laste gelegde.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het hem onder 2. ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en aldus mede gericht tegen de vrijspraak door de rechtbank van hetgeen aan de verdachte onder 1. ten laste werd gelegd. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof, anders dan de rechtbank, niet tot bewezenverklaring komt van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
2.
[rechtspersoon] in of omstreeks de periode van 23 mei 2003 tot en met
5 december 2005, in de gemeente Winterswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meer bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte voor de Vennootschapsbelasting over de/het ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan aan de Inspecteur der belastingen/de Belastingdienst, terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven en/of dat feit/die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuisthe(i)d(en) of onvolledighe(i)d(en) telkens hierin bestaan, dat in genoemd(e) aangiftebiljet(ten) over die/dat ja(a)r(en) (een) onjuist(e) bedrag(en) aan belastbare winst, althans (een) te laag bedrag(en) aan vennootschapsbelasting was/waren vermeld/opgegeven/aangegeven tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Het hof is van oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn, mede gelet op het ontbreken van enig verifieerbaar bewijs voor een overeenkomst tussen verdachte en [rechtspersoon] ter zake van de economische eigendom van de aandelenportefeuille, dat er per 30 maart 2002 geen (geslaagde) overdracht van de economische eigendom van de aandelen van verdachte naar [rechtspersoon] heeft plaatsgevonden. Het voorhanden bewijs schiet er evenwel voor tekort dat verdachte – en aldus [rechtspersoon] , waarvan verdachte enig aandeelhouder en bestuurder was – opzet had op het onjuist en/of onvolledig doen van de ten laste gelegde aangiftes voor de vennootschapsbelasting.

BESLISSING

Het hof:
Verklaartde verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1. ten laste gelegde.
Vernietigthet vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaartniet bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 22 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.