3.1.In dit hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten.
( i) Tussen Rabobank en [appellanten c.s.] zijn in de periode van 2000-2004 drie financieringsovereenkomsten gesloten:
a. een hypothecaire lening van f 775.000,- ter financiering van de aanschaf van de privéwoning van [appellanten c.s.] aan de [adres 1] te [plaats] . Blijkens de hypotheekakte van 24 mei 2000 (prod. 14 conclusie van antwoord incident) is op dit onderpand tot zekerheid van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van [appellanten c.s.] te vorderen heeft of mocht hebben een hypotheek gevestigd van f 1.000.000,- (excl. renten en kosten);
b. een hypothecaire lening van f 5.000.000,- ter financiering van de bouw van een kantoorpand aan de [kantooradres] te [plaats] . Blijkens de hypotheekakte van 9 augustus 2001 (prod. 15 conclusie van antwoord incident) is op dit onderpand (en op een appartementsrecht aan de [adres 3] te [plaats] ) tot zekerheid van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van [appellanten c.s.] te vorderen heeft of mocht hebben een hypotheek gevestigd van f 5.000.000,- (excl. renten en kosten); en
c. een krediet.
Op 13 mei 2004 is de financiering geherstructureerd. In de door [appellanten c.s.] op 17 mei 2004 ondertekende financieringsovereenkomst (prod. 9 conclusie van antwoord incident) is, voor zover van belang, vermeld:
“Overige (bestaande) zekerheden strekken ook tot zekerheid voor de aangeboden financiering, te weten:
Bankhypotheek groot EUR 453.781, op onroerend goed gelegen [adres 1] te [plaats] .
Bankhypotheek groot EUR 2.268.902,--, op onroerend goed gelegen aan de [kantooradres] te [plaats] .
Verpanding van huurpenningen van kantoorpand [kantooradres] te [plaats] .”
(ii) Tussen Rabobank en de heer [appellant 1] is in 2005 de volgende financieringsovereenkomst gesloten:
d. een geldlening van € 50.000,- (prod. 11 conclusie van antwoord incident).
(iii) Rabobank en [appellanten c.s.] zijn in 2010 nog de volgende financieringsovereenkomst aangegaan:
e. een geldlening van € 225.000,- ter financiering van de verbouwing van het kantoorpand aan de [kantooradres] te [plaats] . Op deze lening moest jaarlijks € 22.500,- worden afgelost. In de door [appellanten c.s.] op 28 september 2010 getekende financieringsovereenkomst (prod. 12 conclusie van antwoord incident) is vermeld dat bestaande zekerheden ook strekken tot zekerheid voor deze financiering.
(iv) Vanaf eind 2012 hebben [appellanten c.s.] en Rabobank met elkaar overleg gevoerd over de financieringsrelatie. Rabobank heeft bij brief van 15 februari 2013 (prod. 17 conclusie van antwoord incident) aan [appellanten c.s.] bevestigd dat zij onder voorwaarden toestaat dat de overeengekomen aflossingsverplichting van € 22.500,- ter zake de onder e. vermelde lening wordt uitgesteld voor de duur van maximaal 1 jaar. Eén van deze voorwaarden was dat [appellanten c.s.] de aan hen in eigendom toebehorende woning in Frankrijk uiterlijk in december 2013 zou verkopen en dat verkoopopbrengst onder meer zou worden aangewend voor de aflossing van de onder e. vermelde lening. [appellanten c.s.] hebben deze brief voor akkoord ondertekend. Ultimo 2013 was de woning van [appellanten c.s.] in Frankrijk niet verkocht. Rabobank is hierop overeenkomstig de in de brief van 15 februari 2013 neergelegde afspraken overgegaan tot debitering van de betaalrekening van [appellanten c.s.] ter zake de verschuldigde aflossingen per 31 december 2012 en 31 december 2013.
( v) Partijen hebben nadien in bijzijn van hun advocaten overleg gevoerd over de voorzetting van de financieringsrelatie, het terugdringen van de overstanden en over en weer voorstellen gedaan. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. Bij brief van 11 juni 2014 (prod. A1 akte [appellanten c.s.] ) heeft Rabobank de financieringsovereenkomsten met [appellanten c.s.] met onmiddellijke ingang opgezegd, het op dat moment verschuldigde saldo van € 2.489.895,10 per 1 september 2014 opgeëist en aangekondigd tot executieverkoop te zullen overgaan indien aan de sommatie geen gehoor zou worden gegeven.
(vi) Na de opzegging van de financieringsrelatie hebben partijen nog met elkaar overleg gevoerd en heeft Rabobank [appellanten c.s.] tot 1 oktober 2014 uitstel verleend voor de voldoening van het opgeëiste saldo. [appellanten c.s.] hebben het openstaande saldi niet per 1 oktober 2014 aan Rabobank betaald. Bij brieven van 27 oktober 2014 (prod. 24 conclusie van antwoord incident) heeft Rabobank het door haar bedongen pandrecht openbaar gemaakt aan de (vermoedelijke) huurders.