In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om de vraag of de appellante, een vrouw die in een huurwoning woonde, de huurovereenkomst mondeling heeft opgezegd. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 2 september 2014, waarin de appellante was toegelaten tot bewijsvoering. De appellante heeft drie getuigen gehoord, waaronder haar dochter en zus, die bevestigden dat zij aanwezig waren bij de mondelinge opzegging. Echter, de verklaringen van de getuigen vertoonden aanzienlijke tegenstrijdigheden, wat de geloofwaardigheid van de getuigenissen ondermijnde. Het hof concludeert dat de appellante niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, waardoor de opzegging niet rechtsgeldig is. De appellante had ook een grief ingediend over de ontbinding van de huurovereenkomst, maar het hof oordeelt dat er geen andere onderbouwing voor deze ontbinding is dan de niet bewezen geachte opzegging. De appellante wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, en het hof vernietigt een eerder verzetvonnis en doet opnieuw recht.