ECLI:NL:GHSHE:2015:5360

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
20-001305-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij poging tot overval op juwelierszaak met onvolledige en ongeloofwaardige verklaringen

Op 23 december 2015 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor poging tot diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat er aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot overval op een juwelierszaak in Deurne op 28 maart 2014. Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte wetenschap had van de overval of dat hij deze had voorbereid. De verdachte had geen directe betrokkenheid bij de overval en zijn verklaringen, hoewel onvolledig en soms ongeloofwaardig, waren niet zodanig dat ze als bewijs konden dienen voor zijn betrokkenheid. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel medeplegen als medeplichtigheid aan de poging tot overval.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001305-15
Uitspraak : 23 december 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 8 april 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-879544-14 tegen de verdachte:

[naam van de verdachte] ,

geboren op [een datum in het jaar] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest ter zake van poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding. De vorderingen zijn in hoger beroep niet gehandhaafd, zodat deze niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, eventueel onder aanvulling van de bewijsvoering.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte integraal van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, nu het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - primair ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2014 te Deurne ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of juwelier [naam juwelierszaak] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- een of meerdere vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), en/of pepperspray/traangas, althans een busje met bijtende en/of prikkende en/of weerloos makende stof, heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- met pepperspray/traangas, althans een bijtende en/of prikkende en/of weerloos makende stof, heeft/hebben gespoten in (de richting van) het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of geschopt/getrapt op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geroepen "(ik) schiet hem kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[dader 1] en/of [dader 2] en/of een of meer ander(en) op of omstreeks 28 maart 2014 te Deurne, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of juwelier [naam juwelierszaak] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [dader 1] en/of [dader 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan hem, verdachte, welke voorgenomen diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [dader 1] en/of [dader 2] en/of een of meer ander(en)
- een of meerdere vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), en/of pepperspray/traangas, althans een busje met bijtende en/of prikkende en/of weerloos makende stof, heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- met pepperspray/traangas, althans met bijtende en/of prikkende en/of weerloos makende stof, heeft/hebben gespoten in (de richting van) het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of geschopt/getrapt op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geroepen "(ik) schiet hem kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op een of meer tijdstip(pen) in de periode 1 maart 2014 tot en met 28 maart 2014 te Deurne en/of Lieshout, gemeente Laarbeek, en/of Eindhoven en/of Milheeze, gemeente Gemert-Bakel, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- op of omstreeks 14 maart 2014 juwelier [naam juwelierszaak] binnen te gaan en/of zogenaamd een werkopdracht te geven en/of
- een of meerdere voorverkenning(en) ten aanzien van de juwelier [naam juwelierszaak] te (laten) doen en/of
- vlak voor en/of tijdens en/of vlak na de poging tot diefstal met geweld telefonische contact(en) met [dader 1] en/of [dader 2] en/of een of meer ander(e) mededader(s) te onderhouden en/of
- telefoon(s) en/of andere hulpmiddel(en) ten behoeve van de overval aan te schaffen en/of
- een (vlucht)auto te regelen/lenen bij [getuige 1] en/of de (vlucht)auto klaar te zetten en/of - het wegmaken van de (werk)telefoon toebehorende aan [dader 1] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Inleiding
Op vrijdag 28 maart 2014 heeft rond 17:40 uur een poging tot diefstal met geweld plaatsgevonden in de juwelierszaak [naam juwelierszaak] te Deurne. Deze overval is in de pogingsfase blijven steken als gevolg van het feit dat de vrouw van de juwelier, ter verdediging van haar man, de daders [dader 1] en [dader 2] heeft doodgeschoten.
Dat deze poging tot overval op juwelierszaak [naam juwelierszaak] heeft plaatsgevonden, staat niet ter discussie. Evenmin staat ter discussie dat verdachte bij de uitvoering daarvan niet lijfelijk aanwezig is geweest.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte desalniettemin bij de poging tot overval betrokken is geweest en of die betrokkenheid als medeplegen of medeplichtigheid kan worden geduid.
Uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden
(i). De verdachte is twee weken voor de overval op vrijdag 14 maart 2014, tussen 16:52 uur en 17:23 uur, in juwelierszaak [naam juwelierszaak] aanwezig geweest en is daar geregistreerd op camerabeelden. De verdachte heeft toen in de juwelierszaak laten weten een horloge te willen aanschaffen en een piercing te willen laten maken van een gouden ring en een diamantje. Voor dat laatste heeft hij een werkopdracht gegeven, waarbij hij zijn eigen naam en het door hem gebruikte telefoonnummer heeft opgegeven.
(ii). Ten tijde van de overval woonde [dader 2] , één van de overleden daders, bij de verdachte in zijn appartement in Lieshout. Verdachte heeft in de periode voor de overval samen met [dader 2] een bezoek gebracht aan de andere overvaller, [dader 1] , in Eindhoven.
(iii). De verdachte heeft op 28 maart 2014 in Eindhoven een Volkswagen Polo van [getuige 1] geleend om die op zijn beurt weer aan [dader 2] uit te lenen. [dader 2] en [dader 1] zijn daarmee vertrokken. Deze Volkswagen Polo is op 28 maart 2014, in de middag, voor een leegstand pand aan [adres] in Milheeze neergezet. Dat adres is op 3½ kilometer afstand gelegen van de juwelierszaak [naam juwelierszaak] .
Na de overval heeft de politie in één van de broekzakken van [dader 2] twee autosleutels aangetroffen: één autosleutel van een gestolen auto (Kia) die geparkeerd stond ter hoogte van de juwelierszaak [naam juwelierszaak] en één autosleutel die bij de Volkswagen Polo van [getuige 1] behoorde.
(iv). In één van de broekzakken van [dader 2] werd voorts een telefoon aangetroffen waarin een telefoonnummer onder de naam B-2 als enig contact was opgeslagen. Tussen het telefoonnummer van deze aangetroffen telefoon en het B-2 telefoonnummer is voorafgaand aan de overval contact geweest.
(v). De verdachte heeft in de avond van 28 maart 2014, nadat de overval had plaatsgevonden, een sleutelbos die aan [dader 1] toebehoorde, overhandigd aan diens vriend [getuige 2] .
(vi). De verdachte is op 31 maart 2014 naar het hoofdbureau van de politie te Eindhoven gegaan om te vertellen dat hij vermoedelijk wist wie de tweede, tot dan toe onbekende, overvaller was die was doodgeschoten en heeft daarbij aan de politie gemeld dat hij dit deed voor de familie van deze persoon.
(vii). De verdachte is op 12 juni 2014 samen met zijn vriendin naar Duitsland vertrokken.
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft het volgende verklaard.
Op 14 maart 2014 heeft hij juwelierszaak [naam juwelierszaak] bezocht. Hij had deze juwelierszaak willekeurig gekozen. Hij heeft daar geen voorverkenning gedaan, hetgeen ook niet logisch is gelet op het feit dat hij daar zijn telefoonnummer en naam heeft achtergelaten en ook op de beelden van de beveiligingscamera was te zien, aldus verdachte.
Verdachte heeft [dader 2] op verzoek van een vriend eind januari 2014 in huis genomen, als vriendendienst en om hem te helpen, omdat [dader 2] op dat moment geen onderdak had. Begin februari 2014 heeft [dader 2] in het appartement van verdachte een vuurwapen aan de verdachte laten zien, zo heeft verdachte verklaard. Hij heeft hem daarop aangesproken en duidelijk gemaakt dat het vuurwapen weg moest.
[dader 2] maakte ook wel eens gebruik van de telefoon van verdachte of van de bij verdachte in gebruik zijnde auto (Ford Ka). [dader 1] was een contact van [dader 2] en via [dader 2] heeft verdachte contact met [dader 1] gehad.
[dader 2] heeft aan verdachte gevraagd of verdachte zijn auto op 28 maart 2014 voor een dag kon lenen. Omdat verdachte dit te lang vond, heeft [dader 2] gevraagd of verdachte misschien iemand anders kende die zijn auto wilde uitlenen. Verdachte vond [getuige 1] bereid om zijn auto, een Volkswagen Polo, uit te lenen.
Hij is vervolgens op 28 maart 2014 met [dader 2] naar Eindhoven gereden. Hij heeft [dader 2] daar bij een vriend afgezet en is zelf naar kennissen gegaan. Later heeft hij [dader 2] weer opgezocht en hebben zij samen [dader 1] opgehaald. Gedrieën zijn zij naar het centrum van Eindhoven gereden. De Volkswagen Polo is meegegeven aan [dader 2] .
Voorts heeft de verdachte in de middag, ook nog op verzoek van [dader 2] , zijn auto (Ford Ka) voor een korte periode aan [dader 2] ter beschikking gesteld. Waarom dat nodig was, heeft hij niet nagevraagd.
[dader 2] en [dader 1] hebben volgens verdachte niet met hem besproken dat zij een overval wilden gaan plegen. [dader 2] heeft slechts medegedeeld dat hij een langere rit wilde maken.
Van een gestolen Kia weet verdachte niets af.
Het B2-nummer is niet door hem gebruikt. Hij had maar één telefoonnummer en dat is het nummer dat hij bij juwelier [naam juwelierszaak] had opgegeven, aldus verdachte. Dit nummer heeft hij na de overval uitgeschakeld, omdat hij niet lastig gevallen wilde worden.
De aan [dader 1] toebehorende sleutelbos had hij in de Ford Ka gevonden en daarom had hij die sleutelbos na de overval aan een bekende van [dader 1] gegeven, zodat die sleutelbos aan de nabestaanden van [dader 1] zou kunnen worden overhandigd. Hij heeft daartoe gebeld met zijn eigen telefoon, welke ook door [dader 1] was gebruikt, om in contact te komen met een door [dader 1] gebeld nummer.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij weliswaar na de overval op 12 juni 2014 naar Duitsland is vertrokken, maar dat dit vertrek geen vluchtpoging was om aan politie en justitie te kunnen ontkomen. Hij had reeds door zijn raadsman laten informeren of hij verdachte was, hetgeen werd ontkend.
“Als ik al had willen vertrekken, dan was ik nooit het politiebureau naar binnen gelopen (het hof begrijpt: op 31 maart 2014), waar ik heb verteld dat ik een vermoeden had wie de onbekende overleden overvaller was”, aldus verdachte.
Verdachte was naar het politiebureau gegaan, omdat hij op televisie had gezien dat er een overval was gepleegd in Deurne en van een vriend had gehoord dat [dader 1] daarbij was overleden. Verdachte bedacht zich toen dat hij [dader 1] en [dader 2] een paar uur voor de mislukte overval nog had gezien. Hij heeft toen geconcludeerd dat [dader 2] de andere overleden overvaller moest zijn.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal is van oordeel dat, hoewel zich in het strafdossier geen bewijs bevindt op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de overval in de juwelierszaak [naam juwelierszaak] aanwezig is geweest, dan wel zich in de directe nabijheid van genoemde juwelierszaak heeft bevonden, toch - conform de rechtbank - tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. De advocaat-generaal is van oordeel dat de door de verdachte afgelegde verklaringen niet geloofwaardig zijn en dat uit de door de rechtbank in het vonnis opgesomde belastende omstandigheden moet worden afgeleid dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval en dat zijn betrokkenheid bovendien als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte geen wetenschap had van de overval. De door de rechtbank aangenomen belastende omstandigheden - waaronder het bezoek aan de juwelier, het regelen van een auto om uit te lenen aan [dader 2] en het overhandigen van een sleutelbos - maken nog niet dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om dienstig te zijn aan de overval. Ten aanzien van de contacten via de telefoon kan niet worden vastgesteld wat de inhoud van die contacten was. In het dossier is geen bewijs voorhanden voor het aannemen van een bewuste en nauwe samenwerking met [dader 2] en [dader 1] . Van medeplegen kan in de visie van de verdediging geen sprake zijn en voor medeplichtigheid geldt eveneens dat verdachte moet hebben geweten van de te plegen overval.
In de visie van de verdediging dient de verdachte niet alleen van het primair ten laste gelegde medeplegen, maar ook van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid te worden vrijgesproken.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat uit de hierboven genoemde omstandigheden (i tot en met vii) niet in afdoende mate kan worden afgeleid dat de verdachte er wetenschap van had dat [dader 2] en [dader 1] een overval gingen plegen in Deurne. Ook overigens bevindt zich daarvoor in het dossier geen bewijs. Daarbij overweegt het hof dat voor zover telefonische contacten hebben plaatsgevonden, de inhoud daarvan niet bekend is geworden en dat de meest direct betrokkenen, [dader 2] en [dader 1] , zijn overleden en daarover dus geen duidelijkheid hebben kunnen verschaffen.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat uit het dossier blijkt van aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde poging tot overval.
Het hof constateert voorts, met de rechtbank, dat de verdachte bij vragen over de gang van zaken op onderdelen geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en tevens op onderdelen verklaringen heeft afgelegd die bevreemding wekken.
Het hof is echter, anders dan de rechtbank, van oordeel dat deze onvolledige of deels ongeloofwaardige verklaringen niet aan het bewijs kunnen bijdragen dat verdachte van de poging tot overval wetenschap heeft gehad. Niet gebleken is dat de verklaringen van verdachte dusdanig in strijd zijn met andere bewijsmiddelen dat op basis daarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat sprake is van leugenachtige verklaringen waaraan bewijswaarde kan worden toegekend. Evenmin kan worden gezegd dat die verklaringen zo onaannemelijk zijn dat die terzijde moeten worden gesteld en dat het op grond van de aanwijzingen voor verdachtes betrokkenheid niet anders kan zijn dan dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanstaande overval en dat die aanwijzingen dus zo moeten worden geïnterpreteerd dat verdachte een voorverkenning heeft gedaan en een vluchtauto heeft geregeld.
Onder deze omstandigheden kan niet tot een bewezen verklaring worden gekomen. Immers, voor beide ten laste gelegde varianten, medeplegen en medeplichtigheid, is wetenschap ten aanzien van de poging tot overval vereist en het bewijs schiet ervoor tekort om de conclusie te wettigen dat verdachte deze wetenschap (al dan niet in voorwaardelijke zin) heeft gehad. Dat betekent dat het hof bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde zal vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M. Rutgers, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. A.M.G. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 23 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.