Verdachte heeft [dader 2] op verzoek van een vriend eind januari 2014 in huis genomen, als vriendendienst en om hem te helpen, omdat [dader 2] op dat moment geen onderdak had. Begin februari 2014 heeft [dader 2] in het appartement van verdachte een vuurwapen aan de verdachte laten zien, zo heeft verdachte verklaard. Hij heeft hem daarop aangesproken en duidelijk gemaakt dat het vuurwapen weg moest.
[dader 2] maakte ook wel eens gebruik van de telefoon van verdachte of van de bij verdachte in gebruik zijnde auto (Ford Ka). [dader 1] was een contact van [dader 2] en via [dader 2] heeft verdachte contact met [dader 1] gehad.
[dader 2] heeft aan verdachte gevraagd of verdachte zijn auto op 28 maart 2014 voor een dag kon lenen. Omdat verdachte dit te lang vond, heeft [dader 2] gevraagd of verdachte misschien iemand anders kende die zijn auto wilde uitlenen. Verdachte vond [getuige 1] bereid om zijn auto, een Volkswagen Polo, uit te lenen.
Hij is vervolgens op 28 maart 2014 met [dader 2] naar Eindhoven gereden. Hij heeft [dader 2] daar bij een vriend afgezet en is zelf naar kennissen gegaan. Later heeft hij [dader 2] weer opgezocht en hebben zij samen [dader 1] opgehaald. Gedrieën zijn zij naar het centrum van Eindhoven gereden. De Volkswagen Polo is meegegeven aan [dader 2] .
Voorts heeft de verdachte in de middag, ook nog op verzoek van [dader 2] , zijn auto (Ford Ka) voor een korte periode aan [dader 2] ter beschikking gesteld. Waarom dat nodig was, heeft hij niet nagevraagd.
[dader 2] en [dader 1] hebben volgens verdachte niet met hem besproken dat zij een overval wilden gaan plegen. [dader 2] heeft slechts medegedeeld dat hij een langere rit wilde maken.
Van een gestolen Kia weet verdachte niets af.
Het B2-nummer is niet door hem gebruikt. Hij had maar één telefoonnummer en dat is het nummer dat hij bij juwelier [naam juwelierszaak] had opgegeven, aldus verdachte. Dit nummer heeft hij na de overval uitgeschakeld, omdat hij niet lastig gevallen wilde worden.