In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van twee appellanten, [appellante 1] en [appellant 2], die in eerste aanleg door de rechtbank Limburg in Maastricht op 23 december 2014 in de schuldsaneringsregeling zijn geplaatst. De appellanten hebben verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2015 hebben de appellanten, bijgestaan door hun advocaat mr. R.A.J. van der Leeuw, hun standpunt toegelicht. De bewindvoerder heeft verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de appellanten niet voldaan zouden hebben aan hun verplichtingen, waaronder de sollicitatieplicht.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten zich gedurende een substantiële periode niet hebben gehouden aan hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Desondanks heeft het hof besloten om de termijn van de schuldsaneringsregeling met 14 maanden te verlengen, omdat de appellanten recentelijk stappen hebben ondernomen om hun schulden te verminderen en de bewindvoerder heeft aangegeven dat er vooruitgang is geboekt. Het hof heeft de appellanten erop gewezen dat zij, ondanks het beschermingsbewind, verantwoordelijk zijn voor het naleven van hun verplichtingen en dat zij de kans krijgen om hun eerdere tekortkomingen te compenseren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de schuldsaneringsregeling verlengd tot 20 oktober 2017.