4.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op 27 oktober 2010 is er een overval (hierna: de overval) gepleegd op de juwelierswinkel van Tele Gold B.V., genaamd [juwelierswinkel] (hierna: juwelierswinkel [juwelierswinkel] ) te [plaats] . Bij de overval is ongeveer 5,6 kilo aan sieraden (hierna: de partij sieraden) weggenomen.
b. [Expertises] Expertises heeft op 23 mei 2011 een definitief expertiserapport uitgebracht waarin onder andere het totale bedrag aan schade van de overval is opgenomen. Dit is vastgesteld op € 181.267,85, bestaande uit € 178.615,- aan handelsvoorraad, € 1.164,45 aan inventarisschade, € 1.008,40 aan glasschade en € 480,- aan opruimkosten.
c. Tele Gold B.V. (hierna: Tele Gold) heeft zich voor dergelijke schade tot een bedrag van € 115.000,- verzekerd bij Nassau Verzekering Maatschappij N.V., thans ten gevolge van een fusie genaamd HDI-Gerling Verzekeringen N.V.
d. HDI heeft vanwege de schade als gevolg van de overval een bedrag van € 112.652,85 uitgekeerd aan Tele Gold.
e. [appellant] had destijds een eigen juwelierswinkel in [plaats] .
f. [appellant] heeft eind oktober 2010 gouden sieraden omgesmolten in gouden staven. Op 1 en 2 november 2010 heeft [appellant] deze omgesmolten gouden staven aan Schöne Edelmetalen B.V. (hierna: Schöne) verkocht.
g. Op 3 november 2011 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de juwelierswinkel van [appellant] . Er zijn toen onder andere vijf gouden colliers in beslag genomen waarin het meesterteken van Tele Gold verwerkt was.
h. [appellant] is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem van 5 maart 2012 strafrechtelijk veroordeeld wegens schuldheling gepleegd op 29 oktober 2010 en schuldwitwassen gepleegd in de periode van 29 oktober 2010 tot en met 1 november 2010.
i. In hoger beroep heeft het hof Amsterdam bij op tegenspraak gewezen arrest van 18 juli 2013 (productie 1 memorie van grieven) bewezenverklaard dat [appellant] :
1.
op 29 oktober 2010 te [plaats] , een hoeveelheid gouden juwelen waaronder in elk geval vijf colliers, heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die juwelen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
in de periode van 29 oktober 2010 tot en met 1 november 2010, te [plaats] , van voorwerpen, te weten een hoeveelheid gouden juwelen, de werkelijke aard en de herkomst, heeft verborgen en verhuld, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren (zoals het hof “was” leest) uit het misdrijf, immers heeft hij, verdachte, die juwelen omgesmolten.
Het hof heeft feit 1 gekwalificeerd als schuldheling en feit 2 als schuldwitwassen en hem voor deze twee feiten een straf opgelegd voor de duur van negen maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd. Het door [appellant] ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad op 26 augustus 2014 verworpen.