ECLI:NL:GHSHE:2015:5327

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
HD 200.155.014_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegenbewijslevering tegen bewezenverklaarde schuldheling en schuldwitwassen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een overval op de juwelierswinkel van Tele Gold B.V. op 27 oktober 2010, waarbij sieraden ter waarde van € 181.267,85 zijn gestolen. [appellant] heeft gouden sieraden omgesmolten en verkocht, en is later strafrechtelijk veroordeeld voor schuldheling en schuldwitwassen. HDI-Gerling Verzekeringen N.V. en Nassau Verzekering Maatschappij N.V. hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen [appellant] voor schadevergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen, maar [appellant] heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen deze vonnissen. Het hof heeft vastgesteld dat er dwingend bewijs is van schuldheling en schuldwitwassen op basis van de strafrechtelijke veroordeling van [appellant]. Desondanks heeft het hof [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen dit dwingende bewijs. Het hof heeft de zaak aangehouden voor het horen van getuigen en verdere procedurele stappen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.155.014/01
arrest van 22 december 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. C.A. Mascini te Breda,
tegen
HDI-Gerling Verzekeringen N.V., voorheen genaamd
Nassau Verzekering Maatschappij N.V.,
en
Tele Gold B.V.,
gevestigd te respectievelijk [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
op het op 7 januari 2014 aan HDI-Gerling Verzekeringen N.V. betekende en op 8 januari 2014 aan Tele Gold B.V. betekende bij exploot van dagvaarding ingeleide hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant, handelsrecht, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 30 januari 2013 en 2 oktober 2013, gewezen tussen appellant - [appellant] - als gedaagde en geïntimeerden -HDI en Tele Gold, tezamen HDI c.s.- als eiseressen.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. C/01/241520 / HA ZA 12-38)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en naar het door de toenmalige rechtbank ‘s-Hertogenbosch, sector civielrecht gewezen tussenvonnis van 28 maart 2012.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord.
Nadat HDI c.s. arrest hadden gevraagd, is bepaald dat arrest zal worden gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op 27 oktober 2010 is er een overval (hierna: de overval) gepleegd op de juwelierswinkel van Tele Gold B.V., genaamd [juwelierswinkel] (hierna: juwelierswinkel [juwelierswinkel] ) te [plaats] . Bij de overval is ongeveer 5,6 kilo aan sieraden (hierna: de partij sieraden) weggenomen.
b. [Expertises] Expertises heeft op 23 mei 2011 een definitief expertiserapport uitgebracht waarin onder andere het totale bedrag aan schade van de overval is opgenomen. Dit is vastgesteld op € 181.267,85, bestaande uit € 178.615,- aan handelsvoorraad, € 1.164,45 aan inventarisschade, € 1.008,40 aan glasschade en € 480,- aan opruimkosten.
c. Tele Gold B.V. (hierna: Tele Gold) heeft zich voor dergelijke schade tot een bedrag van € 115.000,- verzekerd bij Nassau Verzekering Maatschappij N.V., thans ten gevolge van een fusie genaamd HDI-Gerling Verzekeringen N.V.
d. HDI heeft vanwege de schade als gevolg van de overval een bedrag van € 112.652,85 uitgekeerd aan Tele Gold.
e. [appellant] had destijds een eigen juwelierswinkel in [plaats] .
f. [appellant] heeft eind oktober 2010 gouden sieraden omgesmolten in gouden staven. Op 1 en 2 november 2010 heeft [appellant] deze omgesmolten gouden staven aan Schöne Edelmetalen B.V. (hierna: Schöne) verkocht.
g. Op 3 november 2011 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de juwelierswinkel van [appellant] . Er zijn toen onder andere vijf gouden colliers in beslag genomen waarin het meesterteken van Tele Gold verwerkt was.
h. [appellant] is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem van 5 maart 2012 strafrechtelijk veroordeeld wegens schuldheling gepleegd op 29 oktober 2010 en schuldwitwassen gepleegd in de periode van 29 oktober 2010 tot en met 1 november 2010.
i. In hoger beroep heeft het hof Amsterdam bij op tegenspraak gewezen arrest van 18 juli 2013 (productie 1 memorie van grieven) bewezenverklaard dat [appellant] :
1.
op 29 oktober 2010 te [plaats] , een hoeveelheid gouden juwelen waaronder in elk geval vijf colliers, heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die juwelen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
in de periode van 29 oktober 2010 tot en met 1 november 2010, te [plaats] , van voorwerpen, te weten een hoeveelheid gouden juwelen, de werkelijke aard en de herkomst, heeft verborgen en verhuld, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren (zoals het hof “was” leest) uit het misdrijf, immers heeft hij, verdachte, die juwelen omgesmolten.
Het hof heeft feit 1 gekwalificeerd als schuldheling en feit 2 als schuldwitwassen en hem voor deze twee feiten een straf opgelegd voor de duur van negen maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd. Het door [appellant] ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad op 26 augustus 2014 verworpen.
4.2
HDI c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] zal veroordelen tot:
1. betaling aan HDI van € 112.652,85, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 juni 2011 tot de dag der algehele voldoening;
2. betaling aan Tele Gold van € 68.615,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2010, althans vanaf 29 oktober 2010 tot de dag der algehele voldoening;
3. betaling van de kosten van de procedure.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 30 januari 2014 [appellant] toegelaten tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling van HDI c.s. dat hij de partij sieraden heeft geheeld. [appellant] heeft vervolgens geen bewijsmiddelen voorgebracht.
De rechtbank heeft bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard eindvonnis van de vordering van HDI toegewezen € 110.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en de volledige vordering van Tele Gold, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2010. [appellant] is verder veroordeeld in de proceskosten.
4.3
Bij memorie van grieven heeft [appellant] zes grieven tegen de vonnissen geformuleerd. Hij heeft hierbij twee maal een grief het nummer twee gegeven, waarbij de tweede grief 2 is onderverdeeld in 2a, 2b en 2c, terwijl geen enkele grief het nummer 4 heeft gekregen.
Hij heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en de vorderingen van HDI c.s. zal afwijzen, met veroordeling van hen in de kosten van de procedures in hoger beroep en in eerste aanleg.
HDI c.s. voeren verweer.
4.4
De grieven lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
Op het moment dat de rechtbank op 30 januari 2013 het tussenvonnis wees met daarin het oordeel dat voorshands bewezen werd geacht dat [appellant] de partij sieraden heeft geheeld, was [appellant] nog niet onherroepelijk veroordeeld door de strafrechter. Thans heeft de strafrechter bij op tegenspraak gewezen uitspraak onherroepelijk bewezenverklaard dat [appellant] zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van in elk geval vijf gouden colliers en verder aan schuldwitwassen van een hoeveelheid gouden juwelen afkomstig van misdrijf die hij heeft omgesmolten. Deze uitspraak levert op grond van art. 161 Rv dwingend bewijs op van die feiten. In die zin kunnen de grieven 1 en de eerste grief 2 voor zover [appellant] daarin klaagt dat de rechtbank ten onrechte tot het hiervoor vermelde voorshandse bewijsoordeel is gekomen, onbesproken blijven; die twee grieven zijn door de feiten, in dit geval de inmiddels wel onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling gelezen in verband met art. 161 Rv, achterhaald en kunnen daarom geen doel treffen.
Tegen dwingende bewijs als voornoemd, kan op grond van art. 151 lid 2 Rv tegenbewijs worden geleverd. Gelet op het uitdrukkelijk aanbod van [appellant] tot bewijs van zijn stelling dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan heling of witwassen (zie nr. 10 memorie van grieven), zal het hof hem tot het aangeboden tegenbewijs toelaten.
4.5
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De uitspraak
Het hof:
laat [appellant] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het op de voet van art. 161 Rv bestaande dwingende bewijs dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een hoeveelheid gouden juwelen waaronder in elk geval vijf colliers en/of schuldwitwassen van een hoeveelheid gouden juwelen zoals is bewezenverklaard en is vermeld in r.o. 4.1 sub i van dit arrest;
bepaalt, voor het geval [appellant] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. Van Schaick-Veltman als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 5 januari 2016 voor opgave van het aantal getuigen zijdens [appellant] en van de verhinderdata van de verschenen partij(en), hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [appellant] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, J.R. Sijmonsma en Th.C.M. Hendriks-Jansen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 december 2015.
griffier rolraadsheer