4.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [Holding] is een onderdeel van de Vacansoleil Groep. De hoofdactiviteit van [Holding] is het project Iris Parc, waarin in eigen beheer campings worden opgericht en uitgebaat. [Holding] is geen bouwbedrijf en heeft geen bouwmedewerkers in dienst.
b. [geïntimeerde] is van 1 november 2010 tot 1 november 2011 via een detacheringsbureau bij [Holding] gedetacheerd geweest in de functie van bouwmanager voor het project Iris Parc. [geïntimeerde] heeft op verzoek van [Holding] een aannemer gezocht voor werkzaamheden in Frankrijk betreffende het project Iris Parc. Het betrof werkzaamheden waarop hij als bouwmanager toezicht diende te houden. [geïntimeerde] heeft eind 2010 als aannemer voorgedragen Iza Holland, gevestigd te Roemenië. [Holding] heeft op 3 februari 2011 de betreffende opdracht verstrekt aan Iza Holland.
c. [geïntimeerde] is aansluitend aan de hiervoor in sub b. genoemde detachering met ingang van 1 november 2011 voor bepaalde tijd tot 1 november 2012 bij [Holding] in dienst getreden als bouwmanager. Zijn brutosalaris bedroeg € 4.629,63, te vermeerderen met vakantietoeslag en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor de reisbranche van toepassing.
d. Ook in het kader van zijn arbeidsovereenkomst diende [geïntimeerde] toezicht te houden op door Iza Holland in Frankrijk te verrichten werkzaamheden.
e. De echtgenote van [geïntimeerde] is in elk geval tot 15 februari 2011 voor 50% aandeelhoudster en tevens statutair directrice van Iza Holland geweest.
f. [Holding] heeft [geïntimeerde] op 4 juli 2012 op staande voet ontslagen. De ontslagbrief van 4 juli 2012 (productie 4 dagvaarding in eerste aanleg) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Als bouwmanager bent u belast met het coördineren van de bouwwerkzaamheden die dienden te worden uitgevoerd ten behoeve van in het kader van Iris Parc op te richten campings. In dat kader hebt u ons geattendeerd op het bedrijf Iza Holland (…). Naar aanleiding van uw aanbeveling zijn wij met Iza Holland tot een akkoord gekomen (…).
Iza Holland heeft de bouwwerkzaamheden aan de (…) campings vanaf eind 2010 ter hand genomen. Gedurende de eerste maanden hadden wij in grote lijnen weinig aan te merken op de kwaliteit (…). Vanaf begin 2011 is daar echter verandering in gekomen. (…) De kwaliteit van het werk bleek niet naar de maat (…). Uw (…) wijze van coördineren en (…) communiceren hebben bij ons steeds meer de indruk gewekt dat u (…) weinig tot geen druk uitoefende op Iza Holland (…). Wij hebben u daarover bij herhaling op zeer kritische wijze aangesproken maar kregen feitelijk nooit het gevoel dat u deze kritiek serieus nam (…).
Parallel daaraan zijn wij bekend geworden met berichten waarbij wij de nodige vraagtekens hebben gezet. Begin 2011 is ons namelijk het gerucht ter ore gekomen dat u op enigerlei wijze persoonlijke banden met Iza Holland zou onderhouden. Ik heb u met deze geruchten geconfronteerd en u op de man af gevraagd wat hiervan waar is. Ik heb u daarbij voorgehouden dat deze informatie voor ons van groot belang is, omdat wij – uiteraard – niet kunnen accepteren dat onze Bouwmanager mogelijk een belang heeft dat tegenstrijdig is met het onze. U hebt toen echter in alle toonaarden ontkend dat ook maar iets van deze geruchten zou kloppen. U hebt aangegeven dat u op geen enkele wijze een persoonlijke band met Iza Holland hebt. (…)
Uit (…) onderzoek is recentelijk gebleken dat u wel degelijk een persoonlijke relatie met Iza Holland hebt. U bent namelijk gehuwd met de statutair directeur (althans statutair gemachtigde) en tevens (voor 50%) aandeelhouder van Iza Holland, mevrouw [echtgenote van geïntimeerde] .
Ik heb u (…) vandaag (…) in het bijzijn van de [vertegenwoordiger Holding] (…) en de [vertegenwoordiger Holding] (…) met deze bevindingen geconfronteerd. Ik heb u voorgehouden dat de genoemde recente bevindingen geheel tegenstrijdig zijn met hetgeen u hierover eerder aan mij heeft verklaard. Ik heb u vandaag in de gelegenheid gesteld hierop uw zienswijze te geven (…). De enige reactie bestond uit uw opmerking dat naar uw mening de werkzaamheden (…) goed zijn uitgevoerd. Verder heeft u niet ontkend dat uw vrouw mede-eigenaresse van Iza Holland is, (…).
Ontslag op staande voet
Wij constateren dat vast is komen te staan dat u niet uit eigen beweging hebt verteld dat u gehuwd bent met mevrouw [echtgenote van geïntimeerde] , terwijl zij als statutair directeur althans statutair gemachtigde en tevens (voor 50%) aandeelhouder van Iza Holland een belang heeft bij Iza Holland, (…). U hebt zelfs op navraag ontkend dat u op enigerlei wijze een persoonlijke band met Iza Holland zou hebben, terwijl dit laatste dus wel degelijk het geval is. Wij achten dit onacceptabel en maken u daarvan een ernstig verwijt. Gezien (i) de contractuele verhouding van Iris Parc (…) ten opzichte van Iza Holland, (ii) de positie en de belangen van mevrouw [echtgenote van geïntimeerde] binnen Iza Holland en (iii) uw eigen positie als Bouwmanager van Iris Parc, had u zich terdege moeten realiseren dat de vraag of u gehuwd bent met mevrouw [echtgenote van geïntimeerde] voor ons van essentieel belang is. (…) Door desalniettemin niet te vertellen dat u met mevrouw [echtgenote van geïntimeerde] gehuwd bent en desgevraagd in strijd met de waarheid te ontkennen dat u een persoonlijke band met Iza Holland onderhoudt, heeft u bewust de schijn van belangenverstrengeling op u geladen. (…)
Holding [Holding] merkt de bovenstaande gedraging (…) aan als een dringende reden die eenontslag op staande voetrechtvaardigt. Op basis daarvan zeg ik hierbij dan ook uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op. (…)
Daarnaast bent u schadeplichtig, nu de arbeidsovereenkomst is geëindigd op grond van een omstandigheid waarvan u een ernstig verwijt kan worden gemaakt. (…)”
4.2.1[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank:
1. [Holding] veroordeelt om aan hem te betalen ter zake van achterstallig salaris over de maanden juli 2012 tot 1 november 2012 € 18.518,52 bruto, te vermeerderen met de wettelijke vakantietoeslag van 8%, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW van 50% van het netto-equivalent hiervan, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over de som van deze bedragen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling;
2. [Holding] veroordeelt om aan hem binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, op de voet van art. 7:626 BW de loonstroken te verstrekken betreffende de verplichte loonbetalingen aan hem vanaf de maand juli 2012 tot 1 november 2012, bij gebreke waarvan [Holding] aan [geïntimeerde] zal zijn verschuldigd een dwangsom van € 50,- voor elke dag of dagdeel dat zij hiermee jegens [geïntimeerde] in gebreke blijft;
3. [Holding] veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris gemachtigde, te betalen binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan [Holding] aansluitend de wettelijke rente tot aan de dag van algehele betaling zal zijn verschuldigd.
4.2.2[Holding] heeft in reconventie gevorderd dat de rechtbank:
a. voor recht zal verklaren dat het door [Holding] op 4 juli 2012 aan [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet rechtmatig is gegeven;
b. voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] in verband met de gedragingen welke tot het ontslag op staande voet hebben geleid, aansprakelijk is jegens [Holding] wegens opzet dan wel schuld als bedoeld in art. 7:677 BW;
c. [geïntimeerde] zal veroordelen om op grond van de schadeplichtigheid die voortvloeit uit aansprakelijkheid ex art. 7:677 BW aan [Holding] te betalen € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 4 juli 2012, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
d. voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] aansprakelijk is jegens [Holding] wegens opzet dan wel bewuste roekeloosheid als bedoeld in art. 7:661 BW, zoals aangegeven in onderdeel 4.4 tot 4.6 van haar conclusie van eis in reconventie;
e. [geïntimeerde] zal veroordelen om op grond van de schadeplichtigheid die voortvloeit uit vorenbedoelde aansprakelijkheid ex art. 7:661 BW, alle schade te voldoen die [Holding] hierdoor reeds heeft geleden en nog zal lijden, onder bepaling dat (de omvang van) de schade nader dient te worden opgemaakt bij schadestaat,
met veroordeling van [geïntimeerde] in conventie en reconventie in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van [Holding] .
4.2.3De rechtbank heeft in conventie geoordeeld dat er in ieder geval sprake is geweest van de schijn van belangenverstrengeling, welke door het handelen van [geïntimeerde] is veroorzaakt en dat dit een objectief en subjectief dringende reden vormt op grond waarvan [Holding] gerechtigd was de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. De vorderingen in conventie zijn afgewezen met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
De rechtbank heeft in reconventie het onder a. gevorderde toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van schuld aan de zijde van [geïntimeerde] en dat evenmin is komen vast te staan dat hij met opzet of bewuste roekeloosheid heeft gehandeld. De vorderingen b, c, d en e van [Holding] zijn daarom afgewezen. De proceskosten in reconventie zijn gecompenseerd.
4.3.1Bij memorie van grieven heeft [Holding] twee grieven geformuleerd. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover daarin zijn afgewezen:
de onder b. gevorderde verklaring voor recht dat [geïntimeerde] in verband met de gedragingen welke tot het ontslag op staande voet hebben geleid, aansprakelijk is jegens [Holding] wegens opzet dan wel schuld als bedoeld in art. 7:677 BW;
de onder c. gevorderde vordering om [geïntimeerde] te veroordelen om op grond van de schadeplichtigheid die voortvloeit uit aansprakelijkheid ex art. 7:677 BW aan [Holding] te betalen € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 4 juli 2012, althans vanaf de dag der conclusie van eis in reconventie tot aan de dag der algehele voldoening;
en vervolgens deze twee vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
4.3.2[geïntimeerde] heeft in zijn incidenteel appel vier grieven voorgedragen en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis voor zover daarin zijn vorderingen sub 1 en 2 zijn afgewezen, onder de bepaling dat deze alsnog worden toegewezen. Hij vordert verder bevestiging van het vonnis voor zover daarin de vorderingen sub b, c, d en e in reconventie zijn afgewezen en ontzegging aan [Holding] van haar toegewezen reconventionele vordering(en).
[Holding] heeft verweer gevoerd.
In het principaal en incidenteel appel: