ECLI:NL:GHSHE:2015:5307

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
HD 200.125.692_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in civiele procedure tussen Bouwbedrijf B.V. en verzekeraars

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Bouwbedrijf B.V. tegen Amlin Corporate Insurance N.V. en Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V. Het hof behandelt de benoeming van deskundigen in het kader van een civiele procedure. De zaak is een vervolg op eerdere vonnissen van de rechtbank Breda en betreft een geschil over aansprakelijkheid en schadevergoeding. Het hof heeft in een tussenarrest van 18 augustus 2015 de partijen gevraagd om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen. Bouwbedrijf B.V. heeft de voorkeur uitgesproken voor een (ex-)aannemer, terwijl Amlin c.s. de voorkeur geven aan een bouwkundig constructeur. Het hof heeft uiteindelijk besloten om zowel een bouwkundig constructeur als een (ex-)aannemer te benoemen. De deskundigen, ir. P. de Jong en ing. N.T.J. Bolten, zijn gevraagd om specifieke vragen te beantwoorden over de gebruikelijkheid van afwijkingen van bouwtekeningen en de verantwoordelijkheden van de aannemer. Het hof heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld en bepaald dat Bouwbedrijf B.V. het voorschot van € 4.840,- moet betalen. De zaak is aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.125.692/01
arrest van 22 december 2015
in de zaak van
Bouwbedrijf [Bouwbedrijf] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante in het principaal appel, geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te ‘s-Hertogenbosch,
tegen:

1.Amlin Corporate Insurance N.V., voorheen Fortis Corporate Insurance N.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
en
2.
Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
geïntimeerden in het principaal appel, appellanten in het voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 18 augustus 2015 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda, sector civiel recht gewezen vonnissen van 26 april 2006, 14 maart 2012 en 24 oktober 2012 tussen appellante en geïntimeerden. Het hof zal de nummering van voormeld tussenarrest voortzetten.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het tussenarrest van 18 augustus 2015;
  • de akte houdende uitlating benoeming deskundigen zijdens [Bouwbedrijf] ;
  • de akte m.b.t. benoeming deskundigen zijdens Amlin c.s.
Vervolgens is bepaald dat arrest zal worden gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

7.De beoordeling

In het principaal en het voorwaardelijk incidenteel appel
7.1
Het hof heeft in genoemd tussenarrest de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlating zijdens beide partijen gelijktijdig waarin zij zich kunnen uitlaten over aantal, deskundigheid en, bij voorkeur eensluidend, over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de hoogte van het door deze(n) te vragen voorschot en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen, met inachtneming van hetgeen in r.o. 4.9.4 van het tussenarrest van 18 augustus 2015 is vermeld.
Partijen hebben zich over een en ander uitgelaten en voor zover relevant zal het hof die reacties hierna in de verdere beoordeling betrekken.
7.2
[Bouwbedrijf] heeft in haar akte vermeld dat het haar voorkeur heeft dat de te benoemen deskundige (ex-)aannemer is die een bouwbedrijf van min of meer vergelijkbare aard en omvang leidt of heeft geleid als het bedrijf dat [Bouwbedrijf] voert. Eén deskundige volstaat volgens haar.
Amlin c.s. hebben de voorkeur voor een bouwkundig constructeur, en, naar het hof begrijpt, volgens hen volstaat benoeming van één deskundige.
Gelet op de aard en inhoud van de te stellen vragen, komt het het hof geraden voor om een bouwkundig constructeur en een (ex-)aannemer te benoemen.
7.3
[Bouwbedrijf] heeft verder vermeld dat het haar voorkeur heeft dat de persoon van de te benoemen deskundige(n) wordt gekozen uit het College van Arbiters van de Raad van Arbitrage voor de Bouw. Amlin c.s. hebben laten weten zich te kunnen voorstellen dat het hof contact opneemt met de Voorzitter van de raad van Arbitrage voor de Bouw voor suggesties. Geen der partijen heeft concrete namen genoemd. Het hof heeft via contact met de Raad van Arbitrage als bouwkundig constructeur bereid gevonden ir. P. de Jong en als aannemer ing. N.T.J. Bolten. Het hof zal hen benoemen.
7.4
[Bouwbedrijf] heeft voorgesteld de deskundigen te vragen of de activiteiten waarvoor zij door [varkensboer] aansprakelijk is gesteld, vallen
“(…) binnen de omschrijving van de verzekerde hoedanigheid als blijkens uit het polisblad (…)”. Het antwoord op deze vraag is aan het hof, en niet aan een aannemer of bouwkundig constructeur, zodat het hof die vraag (en de daarop gegronde subvragen van [Bouwbedrijf] ) niet zal overnemen. Amlin c.s. hebben een extra vraag gesteld, die het hof geraden voorkomt en die daarom als vraag II aan de deskundige zal worden gesteld.
Een en ander betekent dat het hof de deskundigen zal verzoeken om de volgende vragen gemotiveerd te beantwoorden:
I. Is het gebruikelijk dat een aannemer als [Bouwbedrijf] (mede) op eigen initiatief afwijkt van oorspronkelijke bouwtekeningen op onder meer het gebied van de materiaalkeuze (kalkzandsteen in plaats van beton), de maatvoering (openingen) en de constructie (verankering), waarbij zij ter zake een en ander a) advies vraagt aan het CVK (door toezending van een schetstekening) en/of door raadpleging van CVK-publicatie 1990 en/of CVK-fotopromotiemateriaal, b) op grond van de praktijk kiest voor een bepaalde uitvoering wat betreft dikte scheidingswanden ten aanzien van opleglengte roostervloeren en c) advies vraagt aan een derde-constructeur ten aanzien van de andere krachtenverdeling op de vloer;
II. Indien u een of meer onderdelen van vraag I bevestigend heeft beantwoord, leidt dat dan in de bouwpraktijk tot een verantwoordelijkheid van de aannemer voor de door hem voorgestelde ontwerpwijziging?
III. Heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak.
7.5
[Bouwbedrijf] heeft wat de kosten betreft aangevoerd dat een deskundige ongeveer € 1.150,- per dag kost en dat de deskundige naar verwachting ongeveer drie dagen nodig heeft. Een bedrag van € 4.200,- ligt volgens haar in de lijn der verwachting. De twee deskundigen hebben tezamen in totaal € 4.840,- incl. btw als voorschot gevraagd. Het hof houdt het er voorshands voor dat [Bouwbedrijf] geen bezwaar heeft tegen deze geringe overschrijding van het door haar genoemde bedrag, alhoewel zij wel heeft gesteld uit kostentechnische overwegingen de voorkeur te hebben voor een deskundige.
Amlin c.s. hebben noch een concreet aantal uren genoemd noch een concreet bedrag, zodat het hof het ervoor houdt dat zijn geen bezwaar heeft tegen het hiervoor genoemde bedrag van € 4.840,-. Het hof acht geen termen aanwezig om de te benoemen deskundigen ter zitting te horen, zodat aan de opmerking van Amlin c.s. dat zij zich kunnen voorstellen dat de deskundige als getuige-deskundige ter zitting wordt gehoord, voorbij wordt gegaan.
7.6
Er zijn geen relevante opmerkingen gemaakt over het door het hof voorgenomen oordeel om [Bouwbedrijf] het voorschot te laten betalen, zodat het hof aldus zal beslissen.
7.7
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

8.De uitspraak

Het hof:
in het principaal en het incidenteel appel:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht en benoemt in deze tot deskundigen:
ir. P. de Jong,
[adres 1]
en
Ing. N.T.J. Bolten,
[adres 2]
verzoekt de deskundigen om gemotiveerd de volgende vragen te beantwoorden:
I. Is het gebruikelijk dat een aannemer als [Bouwbedrijf] (mede) op eigen initiatief afwijkt van oorspronkelijke bouwtekeningen op onder meer het gebied van de materiaalkeuze (kalkzandsteen in plaats van beton), de maatvoering (openingen) en de constructie (verankering), waarbij zij ter zake een en ander:
a. a) advies vraagt aan het CVK (door toezending van een schetstekening) en/of door raadpleging van CVK-publicatie 1990 en/of CVK-fotopromotiemateriaal;
b) op grond van de praktijk kiest voor een bepaalde uitvoering wat betreft dikte scheidingswanden ten aanzien van opleglengte roostervloeren en;
c) advies vraagt aan een derde-constructeur ten aanzien van de andere krachtenverdeling op de vloer;
II. Indien u een of meer onderdelen van vraag I bevestigend heeft beantwoord, leidt dat dan in de bouwpraktijk tot een verantwoordelijkheid van de aannemer voor de door hem voorgestelde ontwerpwijziging?
III. Heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak?
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundigen toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundigen een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundigen op het door de deskundigen begrote bedrag van € 4.840,- (€ 2.420,- per persoon) inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [Bouwbedrijf] genoemd voorschot van € 4.840,- zal overmaken binnen veertien (14) dagen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundigen, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. J.R. Sijmonsma tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundigen zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 5 april 2016 in afwachting van het deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.N.M. Antens, J.R. Sijmonsma en J.H.C. Schouten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 december 2015.
griffier rolraadsheer