Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
12.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 28 april 2015;
- het deskundigenbericht van 12 juni 2015;
- de memorie na deskundigenbericht van [appellante] ;
- de antwoordmemorie na deskundigenbericht van [geïntimeerde] met een productie.
13.De verdere beoordeling
‘uit te gaan van (..) het citaat zoals weergegeven in rov. 4.1.2’.In rov. 4.1.2. is vermeld
‘In de aanstellingsbrief van 4 juli 1996 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld: “(…) 4. Na ommekomst van een jaar zult u deel gaan nemen in ons pensioencontract. (…)”’.
“Zoals hiervoor in rov. 4.1.2 is vermeld, heeft [geïntimeerde] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met [appellante] een pensioentoezegging gedaan ingaande 1 januari 1997.”. Het arrest van het hof bevat dus een innerlijke tegenstrijdigheid. Gelet daarop kon en mocht de deskundige zelf afwijken van het in rov. 4.1.2. genoemde uitgangspunt. Het hof onderschrijft de juistheid van de keuze van de deskundige op de door hem genoemde grond. Voorts acht het hof in dit verband van belang dat [geïntimeerde] in de reactie op de toelichting op grief 1 in haar memorie van antwoord niet is ingegaan op de stelling van [appellante] dat zij deelnam vanaf 1 januari 1997. Om dezelfde als de in het slot van rov. 13.6 genoemde redenen verwerpt het hof daarom het verweer dat gerekend moet worden vanaf 16 september 1997.
alleen [appellante]een akte mag nemen en
alleen over dit onderwerp. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.