In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht had op basis van artikel 5 lid 1 van de EEX-verordening. De zaak betreft een geschil tussen Benelux B.V., gevestigd in Nederland, en een Belgische BVBA. Benelux B.V. had in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat de Belgische partij tekortgeschoten was in de nakoming van een overeenkomst. De Belgische partij betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en stelde dat de Belgische rechter bevoegd was. Het hof heeft in een tussenarrest partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de rechtsmacht te verduidelijken. Benelux B.V. stelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was op basis van de EEX-verordening, terwijl de Belgische partij dit betwistte. Het hof oordeelde dat de bevoegdheidsregels van artikel 5 lid 1 EEX-Vo restrictief moeten worden uitgelegd en dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen en verklaarde de Nederlandse rechter onbevoegd. Benelux B.V. werd veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.