Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ottima B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[appellante],
wonende te [woonplaats 1] ,
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats 2] ,
2.[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats 3] , Arizona (Verenigde Staten van Amerika),
5.Het tussenarrest van 1 juli 2014
6.Het verdere verloop van de procedure
- de brief van Ottima c.s. van 24 september 2014;
- de brief van Crombeecke van 22 oktober 2014;
- een akte van Ottima c.s. van 16 december 2014;
- een antwoordakte van [geïntimeerde 1] van 13 januari 2015.
7.De verdere beoordeling
dat voorshands in toereikende mate is komen vast te staan, dat sprake is van een geldige overeenkomst van geldlening tot het bedrag, zoals dat door [appellante] is gesteld, zulks behoudens door [geïntimeerde 1] te leveren tegenbewijs”. Nu [appellante] aangeeft niet in staat te zijn de originele akten in het geding te brengen, dient ten nadele van [appellante] met de gestelde akte van geldlening geen rekening te worden gehouden. Dit heeft volgens [geïntimeerde 1] tot gevolg dat de overige bewijsmiddelen opnieuw en in hun onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld en dat dient te worden geconcludeerd dat [appellante] er niet in is geslaagd bewijs te leveren voor de gestelde geldlening. Indien het hof anders oordeelt, wenst [geïntimeerde 1] de getuigenverhoren voort te zetten. Indien het hof mee gaat in het verzoek van [appellante] om de getuigen in eerste aanleg opnieuw te horen, verzoekt [geïntimeerde 1] het hof alle getuigen in eerste aanleg op te roepen.