ECLI:NL:GHSHE:2015:5268

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
F 200.152.684_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en omgangsregeling tussen ouders na ouderschapsreorganisatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep inzake een zorgregeling voor een kind tussen de moeder en de vader. De moeder, bijgestaan door mr. E.E.M. van Schaijk - Böhm, en de vader, vertegenwoordigd door mr. M. Ras, zijn in een conflict verwikkeld over de omgangsregeling na een ouderschapsreorganisatie-traject. De moeder heeft in eerdere procedures aangegeven dat de vader niet in staat is om een stabiele en veilige omgeving voor het kind te bieden, wat heeft geleid tot een eenzijdige stopzetting van de omgang door de moeder. De vader heeft echter zijn bereidheid getoond om het contact met het kind te hervatten, maar de moeder heeft bezorgdheid geuit over de onzekere omstandigheden aan de zijde van de vader.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november 2015 zijn beide partijen gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de raad. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende V-formulieren en brieven van de advocaten van beide partijen. De moeder heeft haar grieven in appel gehandhaafd en benadrukt dat de vader haar en het kind bedreigt. De vader heeft zijn situatie uiteengezet en aangegeven dat hij inmiddels werk heeft en een woonadres heeft gevonden.

Het hof heeft besloten om een voorlopige contactregeling vast te stellen, waarbij het kind gedurende acht contactmomenten bij de vader zal verblijven, eenmaal in de veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 19.30 uur. Indien dit niet mogelijk is, zal het contact op zondag plaatsvinden. De eerste vier contacten zullen begeleid worden, en partijen zijn verplicht om voorafgaand aan elk contact overleg te voeren. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden om de resultaten van een onderzoek door de raad af te wachten, en heeft een pro forma datum vastgesteld voor 17 mei 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 17 december 2015
Zaaknummer: 200.152.684/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/266900 / FA RK 13-4280
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te
[woonplaats 1],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. A.A.M. van IJzendoorn, thans mr. E.E.M. van Schaijk - Böhm,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats 2]
,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Ras.

5.De beschikking van 12 maart 2015

Bij die beschikking heeft het hof:
- bepaald dat voorlopig, totdat nader door het hof is beslist, de vader één weekend per veertien dagen van vrijdag 15.00 uur tot zondag 12.00 uur contact met [kind] zal hebben, waarbij de vader [kind] ophaalt bij de moeder en de moeder op zondag [kind] ophaalt bij de vader;
- partijen in de gelegenheid gesteld een ouderschapsreorganisatie-traject te volgen;
- de beslissing pro forma aangehouden tot 9 juli 2015 teneinde van de resultaten van voormeld traject kennis te kunnen nemen.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 november 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Schaijk - Böhm;
-de vader, bijgestaan door mr. Ras;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad 2].
6.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 6 juli 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 8 juli 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 30 september 2015;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 30 september 2015;
- de brief van de advocaat van de vader van 3 december 2015;
- de brief van de advocaat van de moeder van 8 december 2015.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De moeder heeft bij voormelde stukken - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Het ouderschapsreorganisatietraject bij het basisteam Jeugd en Gezin in [woonplaats 1] is inmiddels geëindigd. Het laatste gesprek op 18 september 2015 is zeer onbevredigend verlopen. De doelen rust, regelmaat en een stabiele en veilige situatie bij de vader thuis voor [kind] en het tot stand brengen van een ouderschapsplan zijn niet gehaald. De vader heeft nog steeds geen vaste woon- of verblijfplaats en dus geen passend verblijf voor [kind]. De vader heeft in juli 2015 zelf ook kenbaar gemaakt dat hij [kind] niet kan laten overnachten en [kind] alleen maar overdag op bezoek kan komen. De vader gaf echter geen adres waar [kind] dan overdag zou verblijven en waar de moeder [kind] zou moeten ophalen.
De moeder heeft vervolgens een bezoekregeling voorgesteld van eenmaal in de veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur in [woonplaats 1], onder begeleiding van een familielid van de vader. Hierop heeft de vader niet gereageerd. Ook het wekelijkse belcontact met [kind] komt de vader niet na. De vader heeft [kind] gedurende drie maanden niet meer gezien. Ook het contact tussen de vader en zijn twee kinderen uit een eerdere relatie is opgeschort hangende een onderzoek door de raad naar de noodzaak van een ondertoezichtstelling.
De moeder handhaaft haar grieven in appel. Door de ontwikkelingen in de afgelopen zes maanden dreigt [kind] klem te raken. Bovendien bedreigt de vader de moeder en benadert hij haar in woord en daad agressief wanneer gesprekken niet naar zijn wens verlopen.
Wat betreft de contactregeling stelt de moeder de eerder door haar voorgestelde begeleide regeling eenmaal in de veertien dagen op de zaterdag voor, subsidiair omgang via het Omgangshuis of een raadsonderzoek.
7.2.
De vader heeft bij voormelde stukken - kort samengevat - het volgende aangevoerd. Terwijl het ouderschapsreorganisatie-traject nog liep, heeft de moeder op 9 juli 2015 per mail de omgang tussen de vader en [kind] eenzijdig stopgezet met als reden dat de raad een onderzoek zou instellen naar de twee andere kinderen van de vader uit een eerdere relatie. Volgens de vader staat de omgang met [kind] hier los van.
De vader heeft vervolgens omgang op zaterdag voorgesteld eenmaal in de veertien dagen van 10.00 uur tot 17.00 uur, maar de vrouw stemde daarmee alleen in, als die omgang begeleid werd door een familielid van de vader. Aan die eis kon de vader niet voldoen. Bovendien vond de omgang al langere tijd plaats zonder begeleiding.
Het verdriet de vader dat hij door de handelwijze van de moeder [kind] al sinds 10 juli 2015 niet meer heeft gezien. De belmomenten met [kind] worden steeds afstandelijker.
Op 25 september 2015 had de vader met de moeder afgesproken dat hij [kind] weer zou zien, maar toen een gezamenlijk gesprek in het kader van het ouderschapsreorganisatie-traject niet naar de zin van de moeder verliep, kwam de moeder deze afspraak niet na.
Ter zitting heeft de vader verklaard dat zijn twee kinderen uit een eerdere relatie inmiddels onder toezicht zijn gesteld. Met die twee kinderen heeft de vader omgang, die begeleid wordt door de gezinsvoogd.
De vader wil het contact met [kind] weer oppakken. Hij staat inmiddels ingeschreven in het bevolkingsregister op het adres [adres 1] in [plaats]. Dat adres betreft een kamer. De vader had een adres van inschrijving nodig wegens een faillissement in privé.
De vader heeft woon- bezoekruimte op het adres [adres 2] in [woonplaats 2]. Het gaat om
twee garages, die zijn omgebouwd tot een woning. Het Bureau Jeugdzorg heeft die ruimte gezien en geschikt bevonden voor omgang.
De vader heeft inmiddels werk in de horeca voor 20-25 uren per week.
7.3.
Bij de mondelinge behandeling van het hof is besproken dat de moeder moeite heeft met de onzekere omstandigheden aan de zijde van de vader. Onder meer is gebleken dat de vader op bepaalde momenten door alle persoonlijke omstandigheden die op dit moment rond hem spelen, niet goed in staat is om contact met [kind] te hebben. Partijen hebben te kennen gegeven de door het hof voorgestelde mogelijkheid te willen bespreken om op een vastgelegde zaterdag of zondag eenmaal in de veertien dagen voorafgaande aan het contact overleg met elkaar te hebben om te inventariseren of contact met [kind] op die dag de vader uitkomt. Indien dat het geval is, vindt het contact tussen de vader en [kind] op die dag plaats. Indien contact met [kind] op die dag de vader niet uitkomt, vindt er geen contact plaats. Dat gaat zonder verwijten over en weer. De raad heeft ter zitting verklaard in een dergelijke contactregeling geen belemmeringen te zien. De moeder heeft aangegeven dat voor haar belangrijk is dat het contact tussen [kind] en de vader voorlopig begeleid wordt door een familielid van de vader.
De mondelinge behandeling is enige tijd geschorst geweest voor overleg tussen partijen en voor beraad van het hof.
7.3.1.
Na hervatting van de mondelinge behandeling heeft de voorzitter medegedeeld dat het hof de volgende voorlopige contactregeling zal vaststellen:
[kind] zal bij de vader verblijven gedurende acht contactmomenten eenmaal in de veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 19.30 uur, waarbij de vader zorgt voor het avondeten van [kind]. Indien het door het werk van de vader of om een andere reden niet mogelijk is om het contact op zaterdag te laten plaatsvinden, zal [kind] eenmaal in de veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader verblijven. De moeder zal [kind] naar de vader brengen en de vader zal [kind] terugbrengen naar de moeder. Partijen zullen voorafgaande aan het contact op de betreffende dag ’s ochtends telefonisch met elkaar overleg hebben over de vraag of contact op de betreffende dag de vader uitkomt. Het hof acht het noodzakelijk dat de eerste vier contacten begeleid worden. Vervolgens zullen er vier onbegeleide contacten plaatsvinden.
7.3.2.
Uit de brief van de advocaat van de vader van 3 december 2015 blijkt dat de vader mevrouw [begeleider], wonende te [woonplaats 3] aan [adres 3], bereid heeft gevonden om als begeleider te fungeren bij de eerste vier keer dat er omgang plaatsvindt tussen [kind] en de vader, waarbij de zus van de vader mevrouw [zus van de vader] als reserve beschikbaar is.
Blijkens de brief van de advocaat van de moeder van 8 december 2015 heeft de moeder er bezwaar tegen dat mevrouw [begeleider] het contact tussen [kind] en de vader begeleidt, nu de moeder en [kind] mevrouw [begeleider] niet kennen. De moeder acht het van belang dat een bekende het contact begeleidt.
7.3.3.
Het hof zal de raad verzoeken voor aanvang van voormelde voorlopige regeling een startgesprek te voeren met de ouders, mevrouw [verweerder] en mevrouw [begeleider]. De raad heeft zich hiermee ter zitting akkoord verklaard. Het hof laat het aan de raad om, indien nodig, tijdens dit gesprek te inventariseren of mevrouw [begeleider] dan wel mevrouw [verweerder] als begeleider zal fungeren.
Het hof zal de raad voorts verzoeken na afloop van de acht contactmomenten een rapport uit te brengen, waarin de volgende vragen worden beantwoord: hoe zijn de contacten tussen
[kind] en de vader verlopen en welke mogelijkheden zijn er voor een verdere invulling
van een contactregeling tussen [kind] en de vader ? De raad heeft zich ter zitting bereid verklaard een dergelijk (beperkt) onderzoek uit te voeren.
7.4.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vijf maanden aanhouden teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten.
Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

8.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat voorlopig, totdat nader door het hof is beslist, [kind] bij de vader zal verblijven gedurende acht contactmomenten eenmaal in de veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 19.30 uur, waarbij de vader zorgt voor het avondeten van [kind];
bepaalt dat, wanneer het door het werk van de vader of om een andere reden niet mogelijk is om het contact op zaterdag te laten plaatsvinden, [kind] eenmaal in de veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader zal verblijven;
bepaalt dat partijen voorafgaande aan ieder contact overleg met elkaar zullen voeren om te bezien of contact met [kind] die betreffende zaterdag of indien die zaterdag niet mogelijk is de daarop volgende zondag de vader uitkomt; indien dat het geval is, vindt het contact die zaterdag of zondag plaats; indien beide dagen de vader niet uitkomen, vindt het contact niet plaats;
bepaalt dat de eerste vier contacten begeleid zullen worden door mevrouw [zus van de vader], wonende te [woonplaats 4] aan [adres 4], dan wel mevrouw [begeleider], wonende te [woonplaats 3] aan [adres 3], afhankelijk van de keuze van de raad;
bepaalt dat de regeling zal ingaan het eerstvolgende weekeinde nadat partijen, de begeleiders en de raad het startgesprek als beschreven onder rechtsoverweging 7.3.3. gehad zullen hebben, welk startgesprek op initiatief van de raad of een van de partijen zo spoedig als mogelijk zal plaatsvinden;
bepaalt dat de moeder [kind] naar de vader zal brengen en de vader [kind] zal terugbrengen naar de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de raad voor aanvang van de regeling een startgesprek te voeren met de ouders, mevrouw [zus van de vader] en mevrouw [begeleider];
verzoekt de raad voorts een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder 7.3.3. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de
raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 17 mei 2016.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.L. Schaafsma-Beversluis en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2015.