ECLI:NL:GHSHE:2015:5262

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
20-003768-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit en de overdracht van vuurwapens met vrijspraak van poging tot moord

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1990, werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor het bezit van verboden vuurwapens en het leveren van een vuurwapen met bijbehorende munitie aan een onbekend gebleven persoon. De rechtbank had de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen, waarna de officier van justitie hoger beroep instelde.

Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de poging tot moord, terwijl de advocaat-generaal bevestiging van het vonnis vroeg. Het hof heeft de tenlastelegging onderzocht en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet bewezen kon worden verklaard voor de poging tot moord en de diefstal van een fiets. Wel werd bewezen verklaard dat de verdachte op 3 oktober 2013 een wapen van categorie III, te weten een pistool, en munitie heeft overgedragen aan een onbekende persoon, en op 19 november 2013 meerdere vuurwapens voorhanden heeft gehad.

Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoon van de verdachte. Het hof heeft de vrijspraak van de andere tenlastegelegde feiten uitgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003768-14
Uitspraak : 16 december 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van

het gerechtshof ’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 21 november 2014 in de strafzaak met parketnummer 01-879155-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte:
  • vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde (medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 1] respectievelijk medeplichtigheid aan poging tot moord op [slachtoffer 1] respectievelijk voorbereidingshandelingen ter zake), alsmede van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde (diefstal in vereniging van een fiets respectievelijk het medeplegen van opzetheling) en
  • veroordeeld ter zake van het onder 3 primair ten laste gelegde (medeplegen van de overdracht van een wapen en munitie) alsmede ter zake van het onder 4 ten laste gelegde (het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en munitie)
tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank heeft de vordering tot gevangenneming van verdachte afgewezen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Tenslotte is namens de verdachte een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na de nadere omschrijving van de tenlastelegging overeenkomstig het bepaalde in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 21 februari 2013 te Waalre, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 1] (op een moment dat hij, [slachtoffer 1] , zijn auto bestuurde) en/of vervolgens met dat vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere perso(o)n(en) op of omstreeks 21 februari 2013 te Waalre ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] (op een moment dat hij, [slachtoffer 1] , zijn auto bestuurde) en/of vervolgens met dat vuurwapen een kogel heeft/hebben afgevuurd in de richting van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot/bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 21 februari 2013 te Waalre en/of elders in het arrondissement Oost Brabant, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen bovenbedoelde perso(o)n(en) een vuurwapen en/of munitie en/of een scooter en/of een fiets en/of een auto ten behoeve van de vlucht te verschaffen en/of de woonomgeving en/of het leefpatroon van die [slachtoffer 1] en/of de latere plaats delict te verkennen en daarover informatie aan bovenbedoelde perso(o)n(en) te verstrekken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2013 tot en met 21 februari 2013 te Waalre en/of elders in het arrondissement Oost Brabant, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf zoals omschreven in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een scooter en/of een fiets en/of een vuurwapen en/of munitie en/of een of meerdere personenauto's (Audi A3 en/of VW Golf en/of Renault Kangoo) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
2.hij op of omstreeks 20 februari 2013 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een (dames)fiets, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , althans een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2013 tot en met 21 februari 2013 te Waalre en/of elders in het arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (dames)fiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van die (dames)fiets wist(en) die (dames)fiets een door misdrijf verkregen goed betrof.3:hij op of omstreeks 3 oktober 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Walther), en/of munitie van categorie III, te weten een aantal (10) patronen, heeft overgedragen aan een persoon wiens identiteit vooralsnog onbekend is;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam 1] , althans een vooralsnog onbekend gebleven persoon, op of omstreeks 3 oktober 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Walther) en/of munitie van categorie III, te weten een aantal (10) patronen, heeft overgedragen aan een persoon wiens identiteit vooralsnog onbekend is, tot/bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 3 oktober 2013 te Eindhoven en/of elders in het arrondissement Oost Brabant opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door een potentiële koper van bovenbedoeld pistool in contact te brengen met die [naam 1] , althans die vooralsnog onbekend gebleven persoon, en/of hen in zijn personenauto (BMW) de gelegenheid te bieden een transactie te sluiten.
4.
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II, althans III, te weten
-
een vuurwapen van het merk Walther, type PPK Manurhin, kaliber 7.65 mm en/of
-
een vuurwapen van het merk Star, kaliber 9 mm en/of
-
een hoeveelheid bij voornoemd(e) wapen(s) behorende munitie van categorie II, althans III, te weten ongeveer 50 patronen,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte wordt door deze verbeteringen niet in de verdediging geschaad.
Vrijspraak
Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat bij gebrek aan wettig bewijs niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair alsmede het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof heeft op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet kunnen vaststellen dat de in feit 4 onder het derde gedachtenstreepje genoemde munitie, munitie van categorie II of III is. Mitsdien zal verdachte ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.hij op 3 oktober 2013 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Walther), en munitie van categorie III, te weten een aantal patronen, heeft overgedragen aan een persoon wiens identiteit vooralsnog onbekend is.
4.
hij op 19 november 2013 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, wapens van categorie III, te weten
-
een vuurwapen van het merk Walther, type PPK Manurhin, kaliber 7.65 mm en
-
een vuurwapen van het merk Star, kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt alsdan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderling verband en onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
In hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde. Hiertoe heeft de verdediging - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat, nu aan verdachte na afloop van zijn verhoor op 19 november 2013 geen cautie is gegeven, zijn ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring (zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2013) [1] dient te worden uitgesloten van het bewijs. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient verdachte alsdan te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat verdachte op 19 november 2013 is aangehouden en in verzekering gesteld. Verdachte is daarop gehoord in een verhoorunit in het hoofdbureau van de politie te Eindhoven. Dit verhoor is beëindigd om 17.12 uur. Over wat zich daarna heeft afgespeeld vermeldt het betreffende proces-verbaal van bevindingen - voor zover relevant en zakelijk weergegeven - het navolgende:
“Na dit verhoor hebben wij verbalisanten, aan [verdachte] een “verslag binnentreden woning” en een “bewijs van ontvangst” uitgereikt. In het bewijs van ontvangst lazen wij, verbalisanten, dat er twee vuurwapens en munitie in de woning van [verdachte] aangetroffen en in beslag genomen waren na zijn aanhouding op 19 november 2013. Ik, [verbalisant] , vroeg toen aan [verdachte] waarom hij de vuurwapens in huis had.
[verdachte] vertelde ons daar toen dat hij dat al eerder in het verhoor tegen ons gezegd had. [verdachte] vertelde dat hij de vuurwapens in de woning had omdat hij in het verleden met een vuurwapen beschoten was door een man genaamd [naam 2] van het [woonwagencentrum] in Eindhoven. Hij verklaarde dat hij nog steeds een probleem had met en bang was voor deze [naam 2] .”
Gelet op het moment waarop aan verdachte is gevraagd waarom hij de wapens in huis had (te weten: kort na het verhoor in de verhoorunit) alsmede de verklaring van verdachte dat hij dat al eerder in het verhoor tegen de verbalisanten had gezegd, is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval sprake was van “een verlengde verhoorsituatie”, in welke situatie de reeds eerder gegeven cautie gold. Onder die omstandigheden is het hof van oordeel dat niet kan worden gesproken van een onherstelbaar vormverzuim begaan in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De door verdachte ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring, zoals opgenomen in voormeld proces-verbaal, kan derhalve worden gebezigd voor het bewijs. Gelet op de overige bewijsmiddelen ter zake, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte ook het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan. Feiten of omstandigheden die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden zijn niet gebleken. Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Met betrekking tot de op te leggen straf is door de verdediging betoogd dat aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd dient te worden waarvan de duur niet langer is dan de periode die door verdachte reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht. De verdediging heeft daartoe onder meer aangevoerd dat, indien verdachte dezelfde straf opgelegd krijgt als in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd, hij nog een deel van die straf zou moeten ondergaan. Gelet op de problemen waarmee verdachte na zijn invrijheidstelling is geconfronteerd en hetgeen hij sindsdien heeft opgebouwd, het tijdsverloop en de dreiging van de ongewisse uitkomst van het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep, zijn er in de visie van de verdediging argumenten om te komen tot een andere straf.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Ofschoon het hof komt tot een bewezenverklaring van minder dan waarvan in de vordering van de advocaat-generaal is uitgegaan, acht het hof toch een straf gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd geboden. Hierbij heeft het hof met name acht geslagen op het gevaarzettende karakter van het verboden vuurwapenbezit alsmede de omstandigheid dat verdachte tezamen met een mededader een vuurwapen met bijbehorende munitie heeft overgedragen aan een onbekende derde. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwapens dikwijls worden ingezet in het criminele circuit bij de uitvoering van ernstige, al dan niet, levensbedreigende geweldsdelicten. Het bezit van en de handel in dergelijke vuurwapens dient dan ook als zeer ernstig te worden aangemerkt. Daarbij past een forse straf.
De omstandigheid dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte d.d. 5 oktober 2015 niet beschikt over antecedenten ter zake van verboden vuurwapenbezit, is voor het hof reden om de gevangenisstraf gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen. Met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
In hetgeen de verdediging overigens heeft aangevoerd ziet het hof geen reden om met betrekking tot de op te leggen straf(modaliteit) en de duur daarvan tot een andersluidend oordeel te komen dan de rechtbank.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26, 31, 55 en 56 van de Wet wapen en munitie, zoals deze bepalingen luidden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders onder 3 primair en 4 ten laste is gelegd, dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 primair en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H. Eijsenga, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. R.C.C. van Leest, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. Sampat, griffier,
en op 16 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november, pagina’s 2634 en 2635, zoals opgenomen in het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, met dossiernummer: