Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2608651\CV EXPL 13-13192)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
- Op deze leaseovereenkomst is het recht op een objectwissel van toepassing.
- De Leasenemer heeft de mogelijkheid om na een looptijd van 36 maanden het onderhavige Object, waaraan wordt gerefereerd in deze leaseovereenkomst, bij autobedrijf Kompier B.V. om te ruilen voor een nieuwe Saab 9-5 Sport Estate Aero, modeljaar 2011, inclusief de accessoires en opties zoals gespecificeerd in de onderhavige leaseovereenkomst (...).
- De door Lessor genoemde afleveringstermijn van de nieuwe Saab 9-5 is nimmer te beschouwen als een fatale termijn. Overschrijding levert geen verzuim op. Bij overschrijding van de leveringstermijn blijft Leasenemer onverkort verplicht tot afname van de nieuwe Saab 9-5 evenals het nakomen van alle contractuele verplichtingen.
Het leasetarief voor de nieuwe Saab 9-5 zal in beginsel gelijk zijn aan het leasetarief dat op het moment van objectwissel in rekening wordt gebracht voor het onderhavige Object.
Bij omruiling zal Leasenemer onderhavig object in goede technische staat, schadevrij, (...) inleveren (...). Lessor is gerechtigd de kosten van herstel en vervanging en extra waardevermindering van het Object, ontstaan door niet gemelde schade(s) en/of onzorgvuldig beheer, aan Leasenemer door te berekenen.”
Indachtig het voorgaande houden wij [Sittard] Sittard B.V. aan haar contractuele verplichtingen”.
betaalt de factuur van 18 maart 2013 niet op uiterlijk 15 april 2013, maar deze betaling is op 17 april 2013 door Saab ontvangen.
Voorts vorderde zij buitengerechtelijke kosten en een proceskostenveroordeling.
primairontbinding of ontbonden verklaring van de overeenkomst gevorderd met veroordeling van Saab Lease tot betaling van een bedrag van € 11.430,12 althans € 6.398,12,
subsidiairwijziging van de gevolgen van de overeenkomst aldus dat [geïntimeerde] vanaf 4 januari 2012 tot 20 mei 2013 € 1.120,00 excl. btw per maand verschuldigd zou zijn, met veroordeling van Saab Lease tot betaling van het verschil tussen het daadwerkelijk in rekening gebrachte bedrag van € 1.496,36 per maand en deze redelijke gebruiksvergoeding zijnde € 6.398,12,
in beide gevallen met rente, en met veroordeling van Saab lease in de proceskosten.
heeft zich beroepen op opschorting (waarover verderop meer) doch afgezien daarvan in geen enkel stadium van de procedure feitelijk weersproken dat zij op 15 april 2013 in verzuim was doordat de facturen voor april en mei 2013 niet tijdig waren betaald en op 15 april 2013 nog steeds niet waren betaald, en dat de advocaat van [geïntimeerde] zulks ook heeft erkend. Daarmee staat dat tussen partijen vast.
Het is [geïntimeerde] die zich, gemotiveerd, erop zou dienen te beroepen dat laatst bedoelde situatie zich voordeed; zodanig beroep valt impliciet noch expliciet in haar stellingen te lezen en het hof kan niet ambtshalve zodanige uitzondering aanwezig achten.
Bij die stand van zaken kon Saab Lease in de tekortkomingen reden vinden om de overeenkomst te ontbinden, gelijk zij bij voorbaat heeft gedaan met haar brief van 9 april 2013.
Ter toelichting stelt Saab Lease dat [geïntimeerde] het recht had om na 36 maanden een Saab 9-5 te leasen, maar dat [geïntimeerde] daartoe niet verplicht was en Saab Lease ook niet verplicht was om na 36 maanden eigener beweging een Saab 9-5 ter beschikking te stellen. [geïntimeerde] moest zelf een bestelling plaatsen; pas daarna ontstond er een verplichting tot aflevering. Dat heeft [geïntimeerde] niet gedaan; zij heeft niet kenbaar gemaakt de Saab 9-3 te willen kopen en ook niet vanaf dat moment een Saab 9-5 te willen leasen. In eerdere mails is enkel gesproken over een intentie om na 36 maanden een nieuwe Saab 9-5 te leasen of op een optie om een Saab 9-5 te leasen. Daaruit spreekt geen onvoorwaardelijk recht op oplevering van een Saab 9-5. Ook het feit dat [geïntimeerde] na 20 januari 2011 geen beroep heeft gedaan op het recht om zijn auto in te wisselen maar gewoon met de Saab 9-3 is blijven doorrijden duidt niet op een onverkorte aanspraak op aflevering zonder zelfs maar een bestelling daartoe te hebben geplaatst. Saab Lease zou een vordering tot afname van een Saab 9-5 jegens [geïntimeerde] ook niet geldend hebben kunnen maken zonder voorafgaande opdracht daartoe. Ook de wijze waarop partijen uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven duidt op een bevoegdheid van [geïntimeerde] , waartoe deze wel een bestelling moest plaatsen.
De email van 24 augustus 2007 waarop de kantonrechter zijn oordeel baseert is daarmee niet in tegenspraak. Ook die verplicht Saab Lease niet om zonder bestelling de Saab 9-3 in te wisselen voor een Saab 9-5
Strikt genomen is de verbintenis om na verloop van een aantal jaren een Saab 9-5 te leveren nooit opeisbaar geworden. Het ging immers om een voorwaardelijke verbintenis, waarbij de voorwaarde bestond in het enkele kenbaar maken van de wens tot levering van een Saab 9-5, door [geïntimeerde] . Dat was noodzakelijk en voldoende.
Tegen die achtergrond behoeft het in r.o.3.5.7 tot en met 3.5.9 overwogene niet per definitie eraan in de weg te staan dat het niet nakomen van deze “verplichting” door Saab Lease in het kader van art. 6:52 BW aanleiding zou kunnen geven tot opschorting, waarover hierna meer in r.o. 3.6.2.
Slaagt dat beroep opschorting, dan was zij ten aanzien van de verplichtingen om de leasetermijnen tijdig te betalen niet in verzuim en zou dat krachtens art. 6:265 lid 2 BW alsnog aan een geslaagde ontbinding door Saab Lease – en daarmee aan de vorderingen van Saab Lease zoals ingesteld in deze procedure - in de weg staan.
Saab Lease stelt dat haar eventuele tekortkoming in elk geval niet de volledige opschorting van de betalingsverplichting rechtvaardigt. Dat ligt ten grondslag aan haar grieven 2 en 4.
Met grief 2a voert Saab Lease voorts aan dat zij niet in verzuim kan zijn geraakt doordat geen bestelling is geplaatst. In r.o. 3.6.2 overwoog het hof echter reeds – zij het bij wijze van veronderstelling – dat [geïntimeerde] zich in dit verband wel op opschorting zou kunnen beroepen. Deze deelgrief kan dus vooralsnog voor het overige onbesproken blijven.
Daarbij heeft kennelijk, in elk geval aanvankelijk, bij partijen de gedachte voorgezeten dat de onderlinge relatie in gewijzigde vorm zou worden gecontinueerd, maar vanaf begin 2013 was duidelijk in de visie van beide partijen ook beëindiging van de relatie met onderling goedvinden aan de orde kon zijn. Eveneens werd in de eerste maanden van 2013 allengs duidelijk dat partijen niet tot overeenstemming geraakten. [geïntimeerde] bleef echter al die tijd wel de beschikking houden over de Saab 9-3 waar tegenover zij de leasetermijnen betaalde.
- € 3.456,33 wegens het verschil tussen de boekwaarde en de feitelijke opbrengst bij verkoop nadat [geïntimeerde] de auto had ingeleverd;
- € 3.473,67 wegens nodeloze onderhoudskosten welke zijn gemaakt met het oog op een langer doorlopende leaserelatie
- positief contractsbelang ad 22 leasetermijnen, dus 22 x € 1.496,36.
Bij de variabele kosten gaat het om kosten van verzekering en motorrijtuigenbelasting, maar die kosten lopen niet door en vallen dus weg. Dat geldt ook voor onderhoud.
Dan blijft over de afschrijving en dat is een aanzienlijke component. Overigens kan ook renteverlies nog een post opleveren.
Niet valt in te zien dat de “onnodige” onderhoudskosten als schade kunnen worden aangemerkt. Dat is ook enkel met algemeenheden, en niet met concrete gegevens toegelicht. Voor de banden, welke Saab Lease als voorbeeld noemde, geldt dat er twee mogelijkheden waren: ze waren versleten, of ze waren dat niet. In het eerste geval had [geïntimeerde] recht op vervanging, ook al zou de lease één maand later eindigen. In het tweede geval niet.
Hooguit kan gezegd worden dat, uitgaande van resterende (bij tussentijdse beëindiging uitgespaarde) kosten “R” tot aan het einde van de looptijd van het contract, dat bedrag “R” thans helaas lager is en tot minder aftrek ten gunste van [geïntimeerde] leidt, maar daarmee wordt dit nog geen te vergoeden schadepost.
Indien daarentegen enkel de gecumuleerde winstmarges (vanaf mei 2013 tot het einde van de lease in 2015) als schade zouden worden berekend, is het redelijk om het verschil tussen de boekwaarde per medio 2013 en de actuele opbrengst per medio 2013 bij de schade op te tellen.