Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Vereniging van middenkader en hoger personeel van MSD,
2. [appellant 2] ,
3. [appellant 3] ,
4. [appellant 4] ,
5. [appellant 5] ,
6. [appellante 6] ,
7. [appellant 7] ,
8. [appellant 8] ,
9. [appellant 9] ,
10. [appellante 10] ,
11. [appellant 11] ,
12. [appellant 12] ,
13. [appellant 13] ,
14. [appellant 14] ,
15. [appellant 15] ,
16. [appellant 16] ,
17. [appellant 17] ,
18. [appellant 18] ,
19. [appellant 19] ,
20. [appellante 20] ,
21. [appellant 21] ,
22. [appellant 22] ,
23. [appellante 23] ,
24. [appellant 24] ,
25. [appellante 25] ,
26. [appellant 26] ,
27. [appellante 27] ,
28. [appellant 28] ,
29. [appellant 29] ,
30. [appellant 30] ,
31. [appellant 31] ,
32. [appellant 32] ,
33. [appellant 33] ,
34. [appellant 34] ,
35. [appellante 35] ,
36. [appellant 36] ,
37. [appellant 37] ,
38. [appellant 38] ,
39. [appellant 39] ,
40. [appellant 40] ,
41. [appellant 41] ,
42. [appellant 42] ,
43. [appellant 43] ,
44. [appellant 44] ,
45. [appellant 45] ,
46. [appellant 46] ,
47. [appellant 47] ,
48. [appellant 48] ,
49. [appellant 49] ,
50. [appellant 50] ,
51. [appellant 51] ,
52. [appellante 52] ,
53. [appellante 53] ,
54. [appellant 54] ,
55. [appellant 55] ,
56. [appellant 56] ,
57. [appellant 57] ,
58. [appellant 58] ,
59. [appellant 59] ,
60. [appellante 60] ,
61. [appellant 61] ,
62. [appellant 62] ,
63. [appellant 63] ,
64. [appellant 64] ,
65. [appellant 65] ,
66. [appellante 66] ,
67. [appellant 67] ,
68. [appellante 68] ,
69. [appellant 69] ,
70. [appellante 70] ,
71. [appellant 71] ,
72. [appellant 72] ,
73. [appellant 73] ,
74. [appellant 74] ,
75. [appellant 75] ,
76. [appellant 76] ,
77. [appellant 77] ,
,Duitsland,
78. [appellant 78] ,
79. [appellant 79] ,
80. [appellante 80] ,
81. [appellant 81] ,
82. [appellante 82] ,
83. [appellant 83] ,
84. [appellant 84] ,
85. [appellante 85] ,
86. [appellante 86] ,
87. [appellant 87] ,
88. [appellant 88] ,
89. [appellante 89] ,
90. [appellant 90] ,
91. [appellante 91] ,
92. [appellant 92] ,
93. [appellant 93] ,
94. [appellant 94] ,
95. [appellante 95] ,
96. [appellant 96] ,
97. [appellant 97] ,
98. [appellant 98] ,
99. [appellante 99] ,
1.Merck Sharp & Dohme B.V.,
2. Intervet International B.V.,
3. N.V. Organon,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr.rolnr. 801532/141 84/12)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
3.De beoordeling
ten behoeve van de deelnemer ter beschikking gestelde BP-spaarbedrag na toepassing van het gestelde in 3.3.2
‘waarderingsgrondslagen’, waarvan (het bestuur van) SPPF de vrijheid heeft om deze vast te stellen en/of te wijzigen. VMHP en [appellanten] stellen dat het hen naar objectieve maatstaven niet duidelijk was en ook niet duidelijk hoefde te zijn dat deze opslagen op grond van artikel 3.7 van het pensioenreglement voor hun rekening zouden komen, omdat de term ‘waarderingsgrondslagen’ niet is gedefinieerd (zie hierna rov. 3.14 t/m 3.18) en vanwege de contra-proferentem regel (zie hierna rov. 3.19).
nietwordt vermeld dat de uiteindelijke pensioenuitkomsten niet alleen afhankelijk zijn van de beleggingsresultaten van de gespaarde premies, maar ook van de waarderingsgrondslagen. Nu de term ‘waarderingsgrondslagen’ in het pensioenreglement niet gedefinieerd is en de solvabiliteitsopslag en de excasso-opslag pas sinds 1 september 2010 ten laste van de deelnemers zijn gebracht, mogen deze opslagen niet voor rekening van [appellanten] komen, aldus VMHP en [appellanten] .
daaromniet tot de inhoud van de pensioenovereenkomst behoren. MSD wijst er terecht op dat, nu de term ‘waarderingsgrondslag’ niet is gedefinieerd, de betekenis daarvan moet worden gevonden in de kenbare aard en strekking van de regeling, waarbij gelet dient te worden op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties kunnen leiden. In dit verband is van belang dat het gaat om een zuivere premieregeling (de premie wordt tot de pensioendatum (of de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt) belegd en dus niet daarvoor al omgezet in een aanspraak op kapitaal of in een aanspraak op een uitkering). Uit hoofdstuk 3 van het pensioenreglement volgt dat MSD slechts premies (‘BP-spaarbedrag’) ter beschikking stelt, waarmee een spaarsaldo kan worden opgebouwd dat afhankelijk is van beleggingsrendement en dat het beleggingsrendement volgens artikel 3.6 geheel voor risico van de deelnemer komt. Pas bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt met het BP-spaarsaldo een (verhoogd) ouderdomspensioen aangekocht. Dat brengt mee dat de hoogte van het (aanvullende) bedrag aan ouderdomspensioen als gevolg van de BP-regeling onzeker is. De enige zekerheid die MSD volgens het pensioenreglement aan de deelnemers biedt is premiebetaling. Uit de redactie van artikel 3.7 volgt dat partijen het aan het bestuur van SPPF hebben overgelaten om te bepalen naar welke waarderingsgrondslagen de omzetting van het BP-spaarsaldo naar (aanvullend) ouderdomspensioen dient plaats te vinden. Dat het nodig is om waarderingsgrondslagen te gebruiken bij die omzetting is evident en niet door VMHP en [appellanten] betwist. Dat het aan (het bestuur van) SPPF is overgelaten om de waarderingsgrondslagen vast te stellen volgt uit de omstandigheid dat SPPF de uitkering zal moeten gaan betalen en rekening dient te houden met (on)mogelijkheden daarvan in de toekomst. Uit de redactie van artikel 3.7 van het pensioenreglement in verbinding met de artikelen 14.1.1. en 14.1.2. van de cao volgt dat die waarderingsgrondslagen mogen worden gewijzigd door (het bestuur van) SPPF en dat [appellanten] dan aan die wijziging zijn gebonden. Ook dat is een logische consequentie - en dus een aannemelijk rechtsgevolg van de gegeven uitleg - van het gegeven dat SPPF telkens opnieuw een inschatting zal moeten maken van de betaalbaarheid van de uit te keren pensioenen, welke situatie in de loop der tijd drastisch kan wijzigen. Anders dan VMHP en [appellanten] kennelijk menen ziet het bepaalde in artikel 14.2 van de cao slechts op de premieafdracht en niet op de inkoop van pensioen. Uit de verwijzing naar de waarderingsgrondslagen blijkt de juistheid van de stelling van MSD, namelijk dat die grondslagen kunnen worden gewijzigd door (het bestuur van) SPPF, dat MSD daar geen invloed op heeft en dat dit ook niet voor rekening komt van MSD.
“uit de collectieve vaste premie voor alle deelnemers (aan de basisregeling)”en dus via een andere weg werd gefinancierd (randnummers 67 t/m 69 mvg). Dit gegeven achten VMHP en [appellanten] van
“groot belang”omdat zij mede op grond daarvan mochten verwachten dat
“in de pensioenovereenkomst met MSD niet was overeengekomen dat die opslagen bij omzetting van het kapitaal volledig ten laste van hen zouden worden gebracht”en
“dat de solvabiliteits- en/of excasso-opslag geen waarderingsgrondslagen in de zin van artikel 3.7 pensioenreglement zijn.”(randnummer 65 mvg). Het moge zo zijn, aldus VMHP en [appellanten] , dat SPPF
“om redenen gelegen buiten de pensioenovereenkomst”verplicht is na 1 september 2010 de solvabiliteitsopslag en de excasso-opslag met betrekking tot het BP-pensioen voor rekening te brengen van [appellanten] (randnummer 74 mvg), maar daardoor schiet MSD tekort in de nakoming van de pensioenovereenkomst, omdat [appellanten] , als voormeld, ervan mochten uitgaan dat dit met MSD niet is overeengekomen.
voorafgaandaan de totstandkoming van de BP-regeling (randnummers 26 tot en met 30 mvg). De enkele verwijzing naar hetgeen in eerste aanleg is aangevoerd, acht het hof onvoldoende om in hoger beroep ook een oordeel te geven over de vraag of MSD een informatieplicht heeft geschonden na de totstandkoming van de BP-regeling. Weliswaar hebben VMHP en [appellanten] nog wel gerefereerd aan nadien verstrekte informatie (of het ontbreken daarvan), maar gelet op deze uitdrukkelijke stellingname begrijpt het hof dat het hier slechts gaat om een reactie op hetgeen in eerste aanleg als verweer door MSD is aangevoerd. Het hof gaat daarom ervan uit dat hetgeen na 2001 aan informatie is verstrekt in beginsel niet van belang is en slechts in zoverre een rol speelt indien en voor zover daaruit kan worden afgeleid wat aan informatie is verstrekt voorafgaand aan de totstandkoming van de BP-regeling.